Home

Hoge Raad, 29-01-2010, BK1599, 08/00954

Hoge Raad, 29-01-2010, BK1599, 08/00954

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
29 januari 2010
Datum publicatie
29 januari 2010
ECLI
ECLI:NL:HR:2010:BK1599
Formele relaties
Zaaknummer
08/00954
Relevante informatie
Wet op de rechterlijke organisatie [Tekst geldig vanaf 01-07-2023] art. 81

Inhoudsindicatie

Auteursrecht. Werkbegrip; uiterlijk voortbrengsel resultaat van keuze die door technische uitgangspunten is beperkt.

Uitspraak

29 januari 2010

Eerste Kamer

08/00954

DV/MD

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

in de zaak van:

de rechtspersoon naar vreemd recht GAVITA AS,

gevestigd te Andebu, Noorwegen,

EISERES tot cassatie,

advocaat: mr. R.S. Meijer,

t e g e n

1. de vennootschap naar vreemd recht PUUTARHALIIKE HELLE OY, tevens handelende onder de naam HELLE INTERNATIONAL,

gevestigd te Vanhalinna, Finland,

2. AGRO TECHNICAL SUPPLIES B.V.,

gevestigd te Schalkhaar, gemeente Deventer,

VERWEERSTERS in cassatie,

advocaat: mr. A.J.Th. de Bree.

Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als Gavita en Helle c.s.

1. Het geding in feitelijke instanties

Gavita heeft bij exploot van 3 december 2004 Helle c.s. gedagvaard voor de rechtbank Amsterdam en gevorderd, voorzover in cassatie nog van belang, Helle c.s. te verbieden de auteursrechtelijk beschermde werken van Gavita te verveelvoudigen en/of openbaar te maken en Helle c.s. te bevelen ieder onrechtmatig gebruik of navolging van de producten en werken van Gavita te staken en gestaakt te houden.

Helle c.s. hebben de vordering bestreden.

De rechtbank heeft bij vonnis van 8 maart 2006 alle vorderingen afgewezen.

Tegen dit vonnis heeft Gavita hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam.

Het hof heeft bij arrest van 11 oktober 2007 het vonnis van de rechtbank bekrachtigd.

Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2. Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft Gavita beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

Helle c.s. hebben geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.

De conclusie van de Advocaat-Generaal D.W.F. Verkade strekt tot verwerping van het beroep.

3. Beoordeling van het middel

3.1 Gavita drijft een onderneming die zich richt op de ontwikkeling en verkoop van assimilatieverlichting voor de glastuinbouw. Zij heeft onder meer de zogenoemde GAN-armatuur, hierna: de GAN, doen ontwikkelen.

Helle opereert op de Finse markt voor assimilatieverlichting en verkoopt een lamp van het type Onyx. ATS handelt in zaken bestemd voor de agrarische sector en is leverancier van onder andere kassen en kasuitrusting. Zij heeft in dat kader de Onyx te koop aangeboden.

3.2 In cassatie gaat het in de eerste plaats en vooral om de vraag of de GAN een werk is in de zin van art. 10, lid 1 onder 11°, Auteurswet (Aw).

Het hof heeft, anders dan de rechtbank, die vraag ontkennend beantwoord: het uiterlijk is zozeer het resultaat van een keuze die door technische uitgangspunten is beperkt, dat de GAN niet als een auteursrechtelijk beschermd werk kan worden aangemerkt, aldus het hof in rov. 3.5. De daaropvolgende overweging bevat de motivering van dit oordeel:

"3.6. Uit een en ander [het hof doelt op een tweetal in het arrest aangehaalde, door Gavita overgelegde deskundigenverklaringen en eigen waarneming ter zitting] is immers gebleken dat de meest kenmerkende aspecten van het uiterlijk van de assimilatielamp, te weten (1) de afmeting van de behuizing (bestaande uit bak, kap en "nek" met daarin de fitting van de lamp), (2) de langwerpige en gestroomlijnde vorm van de armatuur, (3) de (lichte) kleur van de behuizing, (4) de vorm van de reflector, (5) het schuine vlak aan de achter(scharnier)zijde van de kap, (6) de horizontale (ventilatie)gleuf aan weerszijde van de behuizing en (7) de wijze waarop de koelribben zijn aangebracht (zowel op de bak als op de kap, haaks op de lengterichting aan de voorzijde van de behuizing over een afstand die ongeveer de helft van de lengte van de behuizing beloopt), alle verband houden met aan de armatuur uit oogpunt van functionaliteit te stellen eisen. Dit zijn, zakelijk samengevat: het bieden van voldoende ruimte voor de elektronische componenten van de lamp (1), het zo min mogelijk belemmeren van de (zon)lichtstraling c.q. het optimaliseren van het effect daarvan door reflectie (1, 2, 3, en 4), de bereikbaarheid van de technische onderdelen in verband met de reparatie en vervanging daarvan (5 en 6) en de adequate afvoer van warmte (6 en 7) met name ter hoogte van het voorschakelapparaat, zijnde het elektronische component dat de meeste warmte afgeeft. Op grond hiervan moet worden geconcludeerd dat, waar het de reeds genoemde (bepalende) aspecten van het uiterlijk betreft, met de bij de vormgeving van de armatuur gekozen oplossingen steeds een voordelig technisch effect is bereikt. Dit brengt mee dat de keuzemogelijkheden te beperkt waren voor een auteursrechtelijk relevante creatieve inbreng."

3.3.1 Onderdeel I, waarin niet wordt bestreden dat de volgens het hof bepalende aspecten van het uiterlijk van de assimilatielamp alle verband houden met technische en functionele eisen en evenmin dat die aspecten voor dat uiterlijk bepalend zijn, keert zich met rechts- en motiveringsklachten tegen het in rov. 3.5 en 3.6, slotzin, neergelegde oordeel.

3.3.2 Deze klachten worden, voor zover zij al feitelijke grondslag hebben, alle tevergeefs voorgesteld omdat het hof bij zijn bestreden oordeel is uitgegaan van de juiste rechtsopvatting, dit oordeel voor het overige - verweven als het is met waarderingen van feitelijke aard - in cassatie niet op juistheid kan worden onderzocht en ten slotte ook toereikend is gemotiveerd.

3.4.1 De klachten van onderdeel II richten zich tegen

a. rov. 3.7, waarin het hof oordeelt dat het betoog van Gavita en de beide hiervoor bedoelde deskundigen dat voor mogelijk moet worden gehouden dat eenzelfde (optimale) functionaliteit zou zijn bereikt indien met betrekking tot een of meer van de in rov. 3.6 genoemde aspecten andere keuzes waren gemaakt, niet voldoende feitelijk is toegelicht, onderscheidenlijk

b. rov. 3.8, waarin het hof aan voormeld oordeel de gevolgtrekking verbindt dat voor een bewijsopdracht aan Gavita met betrekking tot de door haar gestelde creatieve ruimte bij de vormgeving van assimilatieverlichting als de onderhavige geen plaats is en bovendien oordeelt dat het desbetreffende bewijsaanbod van Gavita onvoldoende gespecificeerd is.

3.4.2 De klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.5 Als de in cassatie in het ongelijk gestelde partij dient Gavita te worden verwezen in de proceskosten. Nu Helle c.s. op de voet van art. 1019h Rv. vergoeding van de kosten in cassatie hebben gevorderd en partijen overeenstemming hebben bereikt over de terzake op de voet van deze - in cassatie van toepassing te achten - bepaling toe te schatten kosten, zal dienovereenkomstig worden beslist.

4. Beslissing

De Hoge Raad:

verwerpt het beroep;

veroordeelt Gavita in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Helle c.s. begroot op € 384,34 aan verschotten en € 10.000,-- voor salaris.

Dit arrest is gewezen door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren O. de Savornin Lohman, A.M.J. van Buchem-Spapens, A. Hammerstein en C.A. Streefkerk, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 29 januari 2010.