Home

Hoge Raad, 05-01-2010, BK3201, 08/01093

Hoge Raad, 05-01-2010, BK3201, 08/01093

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
5 januari 2010
Datum publicatie
5 januari 2010
ECLI
ECLI:NL:HR:2010:BK3201
Formele relaties
Zaaknummer
08/01093
Relevante informatie
Opiumwet [Tekst geldig vanaf 16-04-2024], Opiumwet [Tekst geldig vanaf 16-04-2024] art. 9

Inhoudsindicatie

Redelijk vermoeden van schuld a.b.i. de Opiumwet. Verdenking van overtreding van de Opw kan worden aangenomen o.b.v. anoniem aan de politie verstrekte informatie (HR LJN BC1367). De beantwoording van de vraag of dergelijke informatie toereikend is voor de toepassing van art. 9.1.b Opw in belangrijke mate afhankelijk van aan de feitenrechter voorbehouden weging en waardering van de omstandigheden van het geval. Dat oordeel kan in cassatie derhalve slechts in beperkte mate worden getoetst. Het Hof heeft i.c. geoordeeld dat, gelet op de concrete inhoud van de anonieme tip, de wijze waarop het inkijken in de woning onmogelijk was gemaakt en de omstandigheid dat de woning kennelijk onbewoond was, een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit a.b.i. de Opw rechtvaardigden. ‘s Hofs verwerping op die grond van het verweer is onjuist, noch onbegrijpelijk.

Uitspraak

5 januari 2010

Strafkamer

Nr. 08/01093

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden van 5 maart 2008, nummer 24/002045-07, in de strafzaak tegen:

[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1958, wonende te [woonplaats].

1. Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. D. van den Broek, advocaat te Heerenveen, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2. Beoordeling van het middel

2.1. Het middel klaagt over het oordeel van het Hof dat ten tijde van het binnentreden in de woning van de verdachte een redelijk vermoeden van schuld bestond aan een bij de Opiumwet strafbaar gesteld feit.

2.2. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:

"hij in de periode van 1 juli 2006 tot en met 6 december 2006 te Heerenveen, in de gemeente Heerenveen, opzettelijk heeft geteeld in een pand aan de [a-straat 1] een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 41 hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II."

2.3. De bestreden uitspraak houdt onder meer in:

"De raadsvrouw heeft aangevoerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde, omdat de anonieme tip op basis waarvan het opsporingsonderzoek is gestart, geen redelijk vermoeden van schuld van overtreding van de Opiumwet oplevert. Daarnaast bestonden ook geen andere aanwijzingen dat verdachte zich schuldig maakte aan een dergelijk strafbaar feit. Het binnentreden in de woning van verdachte en de daarop volgende inbeslagneming zijn derhalve onrechtmatig geweest. De producten van dat onrechtmatig handelen, waaronder ook de bekennende verklaring van verdachte, moeten van het bewijs worden uitgesloten, met als gevolg dat geen bewijsmiddelen overblijven en vrijspraak moet volgen.

Het hof overweegt als volgt.

Bij de politie te Heerenveen is op 28 november 2006 een anonieme brief binnengekomen, waarin - zakelijk weergegeven - staat dat de woning aan de [a-straat 1] te Heerenveen al langere tijd niet wordt bewoond, maar wel één tot tweemaal per dag wordt bezocht. De afgelopen week zijn veel planten haastig het huis binnengedragen.

Op grond van deze anonieme tip heeft de politie nader onderzoek ingesteld naar een mogelijke overtreding van de Opiumwet gepleegd op het voornoemde adres. Uit het op ambtseed opgemaakte stamproces-verbaal van [verbalisant 1], hoofdagent van politie, blijkt dat op 6 december 2006 te 10.00 uur alle gordijnen en luxaflex voor de ramen van de woning aan de [a-straat 1] te Heerenveen waren gesloten, zodat niet in de woning kon worden gekeken. Bij de woning is door de betreffende verbalisanten meerdere malen aangebeld, doch er werd niet opengedaan. Om 10.30 uur is door de verbalisanten binnengetreden in de woning door middel van het forceren van de voordeur.

Gelet op de concrete inhoud van de anonieme tip, de wijze waarop het inkijken in de woning onmogelijk was gemaakt en de omstandigheid dat de woning kennelijk onbewoond was, heeft bij de verbalisanten in redelijkheid het vermoeden kunnen rijzen dat sprake was van een overtreding van de Opiumwet. Zij zijn derhalve rechtmatig binnengetreden in de woning. Het door de raadsvrouw gevoerde verweer wordt verworpen."

2.4.1. Vooropgesteld dient te worden dat verdenking van overtreding van de Opiumwet kan worden aangenomen op basis van anoniem aan de politie verstrekte informatie (vgl. HR 11 maart 2008, LJN BC1367, NJ 2008, 328). De beantwoording van de vraag of dergelijke informatie toereikend is voor de toepassing van art. 9, eerste lid aanhef en onder b, Opiumwet in belangrijke mate afhankelijk van aan de feitenrechter voorbehouden weging en waardering van de omstandigheden van het geval. Het oordeel van de feitenrechter daaromtrent kan derhalve in cassatie slechts in beperkte mate worden getoetst.

2.4.2. Het Hof heeft vastgesteld dat de anonieme informatie in het onderhavige geval was vervat in een bij de politie binnengekomen brief en dat de politie vervolgens nader onderzoek heeft gedaan naar een mogelijke overtreding van de Opiumwet in de in die brief vermelde woning. Voorts heeft het Hof vastgesteld dat bij dat onderzoek bleek dat alle gordijnen en luxaflex voor de ramen waren gesloten, zodat niet in de woning kon worden gekeken, en dat na aanbellen niet werd opengedaan. Het Hof heeft geoordeeld dat, gelet op de concrete inhoud van de anonieme tip, de wijze waarop het inkijken in de woning onmogelijk was gemaakt en de omstandigheid dat de woning kennelijk onbewoond was, een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit als bedoeld in de Opiumwet rechtvaardigden. Door het gevoerde verweer op die grond te verwerpen heeft het Hof niet blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting. Zijn oordeel is evenmin onbegrijpelijk.

2.5. Het middel faalt.

3. Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.

Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en W.F. Groos, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 5 januari 2010.