Home

Hoge Raad, 07-12-2010, BO1623, 09/02628 B

Hoge Raad, 07-12-2010, BO1623, 09/02628 B

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
7 december 2010
Datum publicatie
7 december 2010
ECLI
ECLI:NL:HR:2010:BO1623
Formele relaties
Zaaknummer
09/02628 B

Inhoudsindicatie

Beklag. Beslag. Art. 552a Sv. Nu de Rb heeft vastgesteld dat de auto reeds aan beslagene is teruggegeven en dat deze auto weer aan klager heeft teruggegeven heeft de Rb klager terecht n-o verklaard. Daaraan doet niet af dat het klaagschrift blijkens het middel strekte tot “het verkrijgen van een (gunstiger) uitgangspositie in een civiele procedure die strekt tot schadevergoeding”. Conclusie AG: anders.

Uitspraak

7 december 2010

Strafkamer

Nr. 09/02628 B

Hoge Raad der Nederlanden

Beschikking

op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank te 's-Gravenhage van 21 april 2009, nummer RK 08/1037, op een klaagschrift als bedoeld in art. 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door:

[Klager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1944, wonende te [woonplaats].

1. Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de klager. Namens deze heeft mr. W. Römelingh, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot gegrondverklaring van het beklag met een bevel tot teruggave van de auto aan de klager door de Hoge Raad.

2. Beoordeling van het middel

2.1. Het middel richt zich tegen het oordeel van de Rechtbank dat de klager niet-ontvankelijk is in het beklag.

2.2. De Rechtbank heeft de klager niet-ontvankelijk verklaard in het klaagschrift. Zij heeft daartoe het volgende overwogen:

"Vast staat dat de auto op 2 april 2008 onder belanghebbende [betrokkene] (zoon van klager) ingevolge artikel 94a Sv in conservatoir strafvorderlijk beslag is genomen. Voorts staat vast dat bij vonnis van deze rechtbank van 20 februari 2009 de zoon van klager is veroordeeld in de zaak met bovengenoemd parketnummer voor onder andere het telen, bewerken en verkopen van hennep. Daarnaast is bij vonnis ex artikel 36e Wetboek van Strafrecht de vordering van het openbaar ministerie tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel afgewezen. Beide uitspraken zijn op 7 maart 2009 onherroepelijk geworden.

Nu gelet op bovenstaande de auto niet meer kan dienen tot verhaal voor het wederrechtelijk verkregen voordeel, verzet het belang van strafvordering zich niet meer tegen teruggave van de auto.

Zodra het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen teruggave van een inbeslaggenomen voorwerp geldt de hoofdregel dat het voorwerp moet worden teruggegeven aan degene bij wie het is inbeslaggenomen. Van die regel wordt afgeweken wanneer het op het eerste gezicht redelijk en maatschappelijk niet onverantwoord is om het voorwerp terug te geven aan een ander.

Aannemelijk is geworden dat klager ten tijde van de inbeslagneming eigenaar van de auto was. Deze auto had hangende de behandeling van het klaagschrift niet buiten klager om aan de beslagene behoren te worden teruggegeven. In raadkamer is komen vast te staan dat de auto inmiddels aan belanghebbende [betrokkene] is teruggegeven en dat belanghebbende vervolgens de auto aan klager heeft teruggegeven. Het klaagschrift zal daarom thans niet ontvankelijk worden verklaard wegens gebrek aan belang, omdat de auto weer in het bezit van klager is."

2.3. Blijkens deze overweging heeft de Rechtbank niet alleen vastgesteld dat de auto reeds aan de beslagene is teruggegeven maar tevens dat de laatstgenoemde vervolgens de auto aan de klager heeft teruggegeven.

2.4. De Rechtbank heeft de klager terecht niet-ontvankelijk verklaard in zijn klaagschrift. Daaraan doet niet af dat het klaagschrift blijkens het middel strekte tot "het verkrijgen van een (gunstiger) uitgangspositie in een civiele procedure die strekt tot schadevergoeding".

2.5. Het middel faalt.

3. Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.

Deze beschikking is gegeven door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, in raadkamer en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 december 2010.