Home

Hoge Raad, 28-06-2011, BQ4391, 09/04051

Hoge Raad, 28-06-2011, BQ4391, 09/04051

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
28 juni 2011
Datum publicatie
28 juni 2011
ECLI
ECLI:NL:HR:2011:BQ4391
Formele relaties
Zaaknummer
09/04051
Relevante informatie
Wetboek van Strafvordering [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-07-2024], Wetboek van Strafvordering [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-07-2024] art. 359

Inhoudsindicatie

Opgave van bewijsmiddelen a.b.i. art. 359.3 Sv. De HR herhaalt toepasselijke overwegingen uit HR LJN AX5776. Nu de verklaringen van verdachte niet alle onderdelen van het bewezenverklaarde betreffen is 's Hofs kennelijke oordeel dat verdachte het bewezenverklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend in de zin van art. 359.3 Sv, niet zonder meer begrijpelijk.

Uitspraak

28 juni 2011

Strafkamer

nr. 09/04051

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 22 september 2009, nummer 20/000406-09, in de strafzaak tegen:

[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1945, wonende te [woonplaats].

1. Geding in cassatie

Het beroep - dat niet is gericht tegen de niet- ontvankelijkverklaring van de verdachte in zijn hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing van de eerste rechter ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde - is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. C. Waling, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Advocaat-Generaal Aben heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.

2. Beoordeling van het tweede middel

2.1. Het middel klaagt erover dat het Hof ten onrechte heeft volstaan met een opgave van de gebezigde bewijsmiddelen als bedoeld in art. 359, derde lid, Sv, nu de verdachte geen volledige bekentenis heeft afgelegd.

2.2.1. Het bestreden arrest houdt, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, - met inbegrip van drie voetnoten - het volgende in:

"Bewezenverklaring

Het hof acht op grond van de bekennende verklaring van verdachte, zowel bij de politie als ter terechtzitting in hoger beroep1, de aangifte van [slachtoffer]2 en de verklaring van [betrokkene 1]3 wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

hij op 01 juli 2008 te Chaam, gemeente Alphen-Chaam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet met kracht met een breekijzer op het hoofd van [slachtoffer] heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Voetnoten:

1 Het ambtsedig proces-verbaal van verhoor van politie Midden en West-Brabant, district Breda, Team Breda Zuid Oost, PL202E/08-181166, d.d. 2 juli 2008, opgemaakt in de wettelijke vorm door [verbalisant 1], brigadier van politie, doorgenummerde pag. 58-64, inhoudende - voor zover van belang - de verklaring van verdachte, alsmede de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 8 september 2009.

2 Het ambtsedig proces-verbaal van aangifte van politie Midden en West-Brabant, district Breda, Team Breda Zuid Oost, PL202E/08-181166, d.d. 2 juli 2008, opgemaakt in de wettelijke vorm door [verbalisant 2], medewerkster I&S van politie, doorgenummerde pag. 35-38, inhoudende - voor zover van belang - de verklaring van [slachtoffer].

3 Het ambtsedig proces-verbaal van verhoor van politie Midden en West-Brabant, district Breda, Team Breda Zuid Oost, PL202E/08-181166, d.d. 1 juli 2008, opgemaakt in de wettelijke vorm door [verbalisant 3], hoofdagent van politie, doorgenummerde pag. 50-51, inhoudende - voor zover van belang - de verklaring van [betrokkene 1]."

2.2.2. Het proces-verbaal van politie van 2 juli 2008 houdt, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, als verklaring van de verdachte het volgende in:

"Ik was echt helemaal over de rooie. Ik heb [slachtoffer] daar toen een klap op zijn hoofd gegeven met dat breekijzer dat ik nog steeds in mijn hand had.

(...)

Ik denk dat alle opgekropte emoties bij mij op dat moment tot ontploffing kwamen. U vraagt mij wat de bedoeling was van de klap die ik aan [slachtoffer] heb gegeven. Ik zou het op dit moment niet kunnen zeggen.

Ik had daar van tevoren zeker niet over nagedacht. Ik kan ook niet echt zeggen dat het mijn bedoeling was om [slachtoffer] pijn te doen of te verwonden. Ik weet het niet. Het is voor mij nu achteraf moeilijk om het allemaal te beredeneren."

2.2.3. Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 8 september 2009 houdt, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, als verklaring van de verdachte het volgende in:

"Ik weet dat ik geen eigen rechter mag spelen, want ik heb een juridische opleiding gehad. Toch heb ik het gedaan, maar niet bewust."

2.3. Art. 359, derde lid, Sv, dat ingevolge art. 415 Sv ook in hoger beroep toepasselijk is, luidt - voor zover hier van belang - als volgt:

"De beslissing dat het feit door de verdachte is begaan, moet steunen op de inhoud van in het vonnis opgenomen bewijsmiddelen, houdende daartoe redengevende feiten en omstandigheden. Voor zover de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend, kan een opgave van bewijsmiddelen volstaan, tenzij hij nadien anders heeft verklaard dan wel hij of zijn raadsman vrijspraak heeft bepleit."

2.4. In het licht van de wetsgeschiedenis moet art. 359, derde lid, Sv aldus worden verstaan dat slechts kan worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen indien de verdachte het bewezenverklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, tenzij sprake is van de - zich hier niet voordoende - aan het slot van die bepaling genoemde gevallen. De beantwoording van de vraag of de verdachte het bewezenverklaarde heeft bekend in de zin van genoemde bepaling, is mede afhankelijk van de - in cassatie slechts op zijn begrijpelijkheid te toetsen - uitleg door de feitenrechter van de door de verdachte afgelegde verklaring (vgl. HR 26 september 2006, LJN AX5776, NJ 2006/542).

2.5. Nu de verklaringen van de verdachte, zoals hiervoor onder 2.2.2 en 2.2.3 weergegeven, niet alle onderdelen van het bewezenverklaarde betreffen - zij houden immers niet in dat de verdachte erkent dat zijn opzet ten tijde van het plegen van het feit was gericht op het van het leven beroven van [slachtoffer] - is 's Hofs kennelijke oordeel dat de verdachte het bewezenverklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend in de zin van art. 359, derde lid, Sv, niet zonder meer begrijpelijk.

2.6. Het middel is terecht voorgesteld.

3. Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak - voor zover aan het oordeel van de Hoge Raad onderworpen - niet in stand kan blijven, de overige middelen geen bespreking behoeven en als volgt moet worden beslist.

4. Beslissing

De Hoge Raad:

vernietigt de bestreden uitspraak, voor zover aan zijn oordeel onderworpen;

wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.

Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en M.A. Loth, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 28 juni 2011.