Hoge Raad, 06-06-2014, ECLI:NL:HR:2014:1352, 14/00694
Hoge Raad, 06-06-2014, ECLI:NL:HR:2014:1352, 14/00694
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 6 juni 2014
- Datum publicatie
- 6 juni 2014
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2014:1352
- Formele relaties
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2014:349, Gevolgd
- In cassatie op : ECLI:NL:GHDHA:2013:4495, Niet ontvankelijk
- Zaaknummer
- 14/00694
Inhoudsindicatie
Art. 80a RO. Kort geding tussen ziekenhuis en specialist. Onmiddellijke voorziening bij voorraad. Motiveringsplicht. Art. 254 Rv.
Uitspraak
6 juni 2014
Eerste Kamer
nr. 14/00694
EV/NH
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. A.H.H. Vermeulen,
t e g e n
De stichting STICHTING BRONOVO-NEBO,
gevestigd te Den Haag,
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiseres] en de Stichting.
1 Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak 345525/KG ZA 09-1102 van de voorzieningenrechter te ’s-Gravenhage van 16 oktober 2009;
b. het arrest in de zaak 200.048.901/01 van het gerechtshof Den Haag van 3 december 2013.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2 Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen de Stichting is verstek verleend.
Het standpunt van de Procureur-Generaal strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van het cassatieberoep met toepassing van art. 80a RO.
De advocaat van [eiseres] heeft bij brief van 8 mei 2014 op dit standpunt gereageerd.
3. Beoordeling van de ontvankelijkheid
De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden (zie het standpunt van de Procureur-Generaal onder 4 - 8).
De Hoge Raad zal daarom – gezien art. 80a lid 1 RO en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep niet-ontvankelijk verklaren.
4 Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Stichting begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem – Spapens, als voorzitter, G. Snijders en T.H. Tanja – van den Broek, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op 6 juni 2014.