Hoge Raad, 14-02-2014, ECLI:NL:HR:2014:336, 13/04866
Hoge Raad, 14-02-2014, ECLI:NL:HR:2014:336, 13/04866
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 14 februari 2014
- Datum publicatie
- 14 februari 2014
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2014:336
- Formele relaties
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:2527
- Zaaknummer
- 13/04866
Inhoudsindicatie
Tussenarrest. Faillissementsrecht. Faillietverklaring op verzoek schuldeiser, nadat deze hoger beroep reeds had ingetrokken. Mogelijkheid om Staat in de proceskosten te veroordelen? Hoge Raad doet zelf zaak af, stelt partijen in de gelegenheid zich uit te laten over faillissementskosten en salaris curator; art. 15 lid 3 Fw.
Uitspraak
14 februari 2014
Eerste Kamer
nr. 13/04866
RM/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[verzoeker],wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. M.A.M. Essed,
t e g e n
SLOUGH ESTATES MAINLAND B.V.,gevestigd te Hoofddorp,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. W.H. van Hemel.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de schuldenaar en de vennootschap.
1 Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de beschikking in de zaak C/02/265662 / FT RK 13/1031 van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 23 juli 2013;
b. het arrest in de zaak HV 200.130.950/01 van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 3 oktober 2013.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2 Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft de schuldenaar beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De zaak is voor de vennootschap toegelicht door haar advocaat, alsmede door mr. M. Malycha, advocaat te Amsterdam.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot vernietiging van het bestreden arrest en tot afdoening van de zaak door de Hoge Raad door de beschikking van 23 juli 2013 te bekrachtigen, met vaststelling van de faillissementskosten en het salaris van de curator en met zodanige beslissing omtrent de proceskosten als de Hoge Raad vermeent te behoren.
3 Beoordeling van het middel
Slough heeft verzocht [verzoeker] in staat van faillissement te verklaren. De rechtbank heeft dit verzoek afgewezen. Het hof heeft het faillissement alsnog uitgesproken.
Bij fax van dezelfde dag als zijn arrest heeft het hof partijen laten weten dat het bij het uitspreken daarvan niet bekend was met een tweetal faxen van de dag ervoor, waarbij Slough haar hoger beroep heeft ingetrokken in verband met de inmiddels tussen partijen bereikte overeenstemming. De fax van het hof vermeldt dat de faxen en de begeleidende V-formulieren (de desbetreffende kamer van) het hof niet hebben bereikt, hoewel tijdig - immers de dag tevoren - ingekomen ter griffie.
Het middel klaagt dat het hof het faillissement niet heeft mogen uitspreken, gelet op de intrekking van het hoger beroep in de faxen. Deze klacht is gegrond. Nu het hoger beroep tegen de afwijzing van het verzoek was ingetrokken, van welke intrekking het hof kennis had behoren te nemen nu het bericht daarover tijdig ter griffie was ingekomen, was geen plaats voor een faillietverklaring.
De Hoge Raad kan zelf de zaak afdoen door de beschikking van de rechtbank te bekrachtigen.
[verzoeker] heeft verzocht de Staat in de kosten van het geding in cassatie te veroordelen, nu hij tot dit cassatieberoep is genoodzaakt door een apparaatsfout bij het hof. Voor die kostenveroordeling biedt de wet echter geen mogelijkheid, nu de Staat niet in deze procedure is betrokken. [verzoeker] zal terzake dus een nieuwe procedure moeten beginnen.
Nu de zaak niet wordt verwezen, dient de Hoge Raad zelf, op de voet van art. 15 lid 3 Fw, het bedrag vast te stellen van de faillissementskosten en van het salaris van de curator. Partijen en de curator dienen daartoe de nodige gegevens over te leggen en hun standpunt terzake kenbaar te maken. Zij krijgen tot vier weken na dit arrest de gelegenheid dat bij brief te doen. Vervolgens hebben zij twee weken de gelegenheid om op elkaars standpunt en op de overgelegde gegevens te reageren.
Indien partijen en de curator onderling overeenstemming over het vorenstaande bereiken, kunnen zij desgewenst afzien van een beslissing van de Hoge Raad en volstaat een bericht van die inhoud. Bij hun overleg kunnen partijen desgewenst de Staat betrekken.