Hoge Raad, 09-10-2015, ECLI:NL:HR:2015:3012, 14/06388
Hoge Raad, 09-10-2015, ECLI:NL:HR:2015:3012, 14/06388
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 9 oktober 2015
- Datum publicatie
- 9 oktober 2015
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2015:3012
- Formele relaties
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2015:943, Gevolgd
- In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2014:5207, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 14/06388
- Relevante informatie
- Burgerlijk Wetboek Boek 2 [Tekst geldig vanaf 13-03-2024 tot 01-01-2025], Burgerlijk Wetboek Boek 2 [Tekst geldig vanaf 13-03-2024 tot 01-01-2025] art. 8, Burgerlijk Wetboek Boek 2 [Tekst geldig vanaf 13-03-2024 tot 01-01-2025] art. 15, Burgerlijk Wetboek Boek 2 [Tekst geldig vanaf 13-03-2024 tot 01-01-2025] art. 192
Inhoudsindicatie
Faillissementsrecht. Hoger beroep tegen faillietverklaring. Proces-verbaal behandeling eerste aanleg; schending van hoor en wederhoor?
Uitspraak
9 oktober 2015
Eerste Kamer
14/06388
LZ/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
FOOD & BEVERAGE HOLDING B.V.,gevestigd te Uden,
VERZOEKSTER tot cassatie, verweerster in het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep,
advocaat: mr. J. van Weerden,
t e g e n
Mr. P.R. DEKKER, in zijn hoedanigheid van- vereffenaar van Crescendo Leisure Concepts Holding B.V. in liquidatie,- curator van Crescendo Leisure Concepts Holding B.V. in liquidatie,- curator van LHO Beheer B.V.,- curator van Hotel Tante Pietje B.V.,woonplaats kiezend te Rosmalen,
VERWEERDER in cassatie, verzoeker in het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep,
advocaat: mr. A.C. van Schaick.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als F&B en de curator.
1 Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak C/01/283145/FT EA 14/451 van de rechtbank Oost-Brabant van 26 augustus 2014 en 3 oktober 2014;
b. het arrest in de zaak HV 200.157.427/01 van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 11 december 2014.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2 Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft F&B beroep in cassatie ingesteld.
De curator heeft geconcludeerd tot verwerping, voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld en verzocht F&B te veroordelen in de kosten van het principale en het voorwaardelijk incidentele beroep, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze kosten indien F&B deze niet binnen veertien dagen na dagtekening van het in dezen te wijzen arrest heeft betaald. Het cassatierekest, het aanvullend rekest, en de schriftelijke toelichting tevens houdende voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van F&B heeft bij brief van 25 juni 2015 op die conclusie gereageerd.
3 Beoordeling van het middel in het principale beroep
In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
( i) F&B en LHO Beheer B.V. zijn aandeelhouders en bestuurders van Crescendo Leisure Concepts Holding B.V. (hierna: Crescendo).
(ii) Bij vonnis van 26 augustus 2014 is Crescendo failliet verklaard, waarbij de curator in die hoedanigheid is benoemd.
(iii) F&B heeft op de voet van art. 10 Fw bij verzoekschrift verzet gedaan tegen de faillietverklaring van Crescendo.
(iv) De rechtbank heeft de zaak op 22 september 2014 mondeling behandeld en heeft het verzet bij vonnis van 3 oktober 2014 afgewezen.
( v) Het hof heeft laatstgenoemd vonnis bekrachtigd.
Onderdeel 1 klaagt dat het hof het beginsel van hoor en wederhoor heeft geschonden doordat het F&B niet in de gelegenheid heeft gesteld zich uit te laten over het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg van 22 september 2014. Volgens het onderdeel heeft het hof kennisgenomen van genoemd proces-verbaal, hoewel dat proces-verbaal noch ten tijde van de mondelinge behandeling in hoger beroep noch op enig ander tijdstip gedurende de procedure in hoger beroep bekend was bij F&B of haar advocaat.
Het onderdeel faalt. In het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in hoger beroep van 26 november 2014, dat is gehecht aan het aanvullend beroepschrift in cassatie, is vermeld dat het hof aan partijen heeft medegedeeld dat aan dossierstukken bij het hof zijn binnengekomen (onder meer) de stukken van eerste aanleg, waaronder een proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg van 22 september 2014. Het onderdeel klaagt niet dat het proces-verbaal van het hof op dit punt onjuist is. Indien het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 22 september 2014 niet bij F&B bekend was, had het op haar weg gelegen het hof te verzoeken te mogen kennisnemen van dat proces-verbaal en haar in de gelegenheid te stellen zich daarover uit te laten.
De klachten van de onderdelen 4-8 kunnen evenmin tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu die klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Nu de door de onderdelen 4-8 bestreden overwegingen het oordeel van het hof zelfstandig kunnen dragen, heeft F&B geen belang bij de behandeling van de onderdelen 2 en 3.
Het principale beroep faalt. Daarmee is de voorwaarde waaronder het incidentele beroep is ingesteld, niet vervuld, zodat het geen behandeling behoeft.