Home

Hoge Raad, 09-01-2015, ECLI:NL:HR:2015:41, 13/05431

Hoge Raad, 09-01-2015, ECLI:NL:HR:2015:41, 13/05431

Inhoudsindicatie

Aandelenlease. Vernietiging op grond van art. 1:88 en 1:89 BW door echtgenote; verjaring? Verlenging aandelenleaseovereenkomst, toestemming echtgenoot art. 1:88 lid 1, aanhef en onder d, BW vereist? Ratio art. 1:88 lid 1 BW.

Uitspraak

9 januari 2015

Eerste Kamer

nr. 13/05431

LH/LZ

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

in de zaak van:

[eiser],wonende te [woonplaats],

EISER tot cassatie,

advocaten: mr. J.W.H. van Wijk en mr. G.C. Nieuwland,

t e g e n

DEXIA NEDERLAND B.V.,gevestigd te Amsterdam,

VERWEERSTER in cassatie,

niet verschenen.

Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en Dexia.

1 Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:

a. de vonnissen in de zaak 841884 DX EXPL 07-145 van de kantonrechter te Amsterdam van 16 januari 2008, 5 maart 2008 en 28 mei 2008;

b. het arrest in de zaak 200.031.525/01 van het gerechtshof Amsterdam van 23 juli 2013.

Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2 Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

Tegen Dexia is verstek verleend.

De zaak is voor [eiser] toegelicht door zijn advocaten.

De conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal strekt tot vernietiging van het bestreden arrest en tot verwijzing ter verdere behandeling en beslissing.

3. Beoordeling van het middel

3.1

In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.

(i) [eiser] is in juli 1997 vijf leaseovereenkomsten met de naam WinstVerdubbelaar (hierna: de leaseovereenkomsten) aangegaan met een rechtsvoorgangster van Dexia. Na afloop van de looptijd van deze leaseovereenkomsten van zestig maanden, is de looptijd van de leaseovereenkomsten met zesendertig maanden verlengd.

(ii) Op grond van de leaseovereenkomsten heeft [eiser] bedragen van Dexia geleend. Met die bedragen zijn effecten aangekocht die [eiser] van Dexia heeft geleased. Over de geleende bedragen was [eiser] rente verschuldigd. De leaseovereenkomsten zijn zogenoemde restschuld-producten.

(iii) [eiser] was ten tijde van het aangaan van de leaseovereenkomsten gehuwd. Bij brief van 8 december 2004 heeft de echtgenote van [eiser] met een beroep op de art. 1:88 en 1:89 BW de leaseovereenkomsten vernietigd en terugbetaling gevorderd.

(iv) De leaseovereenkomsten zijn inmiddels beëindigd. Na de verkoop van de aandelen bedroeg de restschuld van ieder van de leaseovereenkomsten € 1.380,68.

De restschulden zijn op 12 november 2004 aan Dexia voldaan.

3.2.1

Onder verwijzing naar de hiervoor in 3.1 onder (iii) genoemde brief van zijn echtgenote, vordert [eiser] in dit geding, voor zover in cassatie nog van belang, een verklaring voor recht dat de leaseovereenkomsten zijn vernietigd en dat hij recht heeft op terugbetaling van al hetgeen hij aan Dexia heeft betaald.

3.2.2

De kantonrechter heeft deze vordering afgewezen. Onder verwijzing naar HR 28 maart 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC2837, NJ 2009/578 heeft hij geoordeeld dat de leaseovereenkomsten zijn aan te merken als overeenkomsten van huurkoop, en dat deze daarom op grond van art. 1:88 lid 1, aanhef en onder d, BW de toestemming behoefden van de echtgenote van [eiser]. De kantonrechter achtte evenwel het verweer van Dexia gegrond dat de bevoegdheid om de leaseovereenkomsten op grond van art. 1:89 BW te vernietigen, is verjaard. Daartoe overwoog de kantonrechter dat de verjaringstermijn terzake drie jaar bedraagt en aanvangt op het moment dat de echtgenoot bekend wordt met het bestaan van de overeenkomst, en dat in dit geval de echtgenote van [eiser] al kort na het sluiten van de leaseovereenkomsten in 1997 van het bestaan daarvan op de hoogte was.

3.2.3

In hoger beroep heeft [eiser] aangevoerd dat op grond van art. 1:88 BW ook voor de overeenkomsten waarbij in juli 2002 de hiervoor in 3.1 onder (i) genoemde verlengingen van de looptijd van de leaseovereenkomsten hebben plaatsgevonden, de toestemming van zijn echtgenote nodig was, dat de vernietiging op de voet van art. 1:89 BW in de brief van zijn echtgenote van 8 december 2004 mede op deze verlengingsovereenkomsten ziet, en dat deze vernietiging binnen drie jaar heeft plaatsgevonden, zodat deze tijdig is geweest. [eiser] heeft in hoger beroep mede een hierop gerichte verklaring voor recht gevorderd.

3.2.4

Het hof heeft deze vordering afgewezen. Het heeft geoordeeld dat de verlengingsovereenkomsten ertoe strekken de met Dexia aangegane leningen te verlengen en daarmee de afwikkeling van de aandelenleasetransactie uit te stellen. Die overeenkomsten vallen, naar het heeft geoordeeld, niet aan te merken als (zelfstandige) overeenkomsten waarop het toestemmingsvereiste van art. 1:88 lid 1, aanhef en onder d, BW van toepassing is. Daarom heeft de echtgenote van [eiser] de verlengingsovereenkomsten niet op grond van art. 1:89 BW kunnen vernietigen, aldus het hof. (rov. 3.6)

3.3.1

Onderdeel 1 van het middel betoogt in de eerste plaats dat voor verlengingsovereenkomsten als de onderhavige, waarbij de looptijd wordt verlengd van eerder gesloten effectenleaseovereenkomsten die als huurkoop moet worden gekwalificeerd, op de voet van art. 1:88 lid 1, aanhef en onder d, BW de toestemming van de andere echtgenoot is vereist, evenzeer als voor de oorspronkelijke overeenkomsten.

3.3.2

Dit betoog is gegrond. De hier aan de orde zijnde overeenkomsten houden in dat de looptijd van de eerder aangegane leaseovereenkomsten wordt verlengd, met handhaving van de voorwaarden daarvan. De ratio van art. 1:88 lid 1 BW is om echtgenoten, in hun belang en dat van het gezin, tegen elkaar te beschermen, onder meer wat betreft het verrichten van rechtshandelingen die kunnen ingrijpen in hun financiële positie, zoals die tot het aangaan van de in het artikellid onder d genoemde koop op afbetaling (waaronder ook valt die tot het aangaan van een huurkoop). Deze ratio brengt mee dat ook voor verlengingsovereenkomsten zoals hier aan de orde, de toestemming van de andere echtgenoot is vereist. Aan die overeenkomsten is immers hetzelfde bezwaar verbonden als aan de oorspronkelijk aangegane overeenkomsten, namelijk dat deze leiden tot de verplichting om maandelijks (nieuwe) termijnbetalingen te verrichten voor de duur van de (nieuwe) looptijd.

3.3.3

Uit het vorenstaande volgt dat het oordeel van het hof blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting en dat het onderdeel bijgevolg slaagt. De overige klachten van het onderdeel behoeven geen behandeling.

3.4

Onderdeel 2 berust op de veronderstelling dat het hof de leaseovereenkomsten niet heeft aangemerkt als koop op afbetaling (en huurkoop). Dit onderdeel kan bij gebrek aan feitelijke grondslag niet tot cassatie leiden nu deze veronderstelling onjuist is.

3 Beslissing

De Hoge Raad:

vernietigt het arrest van het gerechtshof Amsterdam van 23 juli 2013;

verwijst het geding naar het gerechtshof Den Haag ter verdere behandeling en beslissing;

veroordeelt Dexia in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [eiser] begroot op € 921,-- aan verschotten en € 2.600,-- voor salaris.

Dit arrest is gewezen door de vice-president F.B. Bakels als voorzitter en de raadsheren C.E. Drion, G. Snijders, G. de Groot en T.H. Tanja-van den Broek, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op 9 januari 2015.