Home

Hoge Raad, 27-03-2015, ECLI:NL:HR:2015:760, 14/01022

Hoge Raad, 27-03-2015, ECLI:NL:HR:2015:760, 14/01022

Inhoudsindicatie

Procesrecht, bewijsrecht. Belang bij verklaring voor recht dat aansprakelijkheid bestaat voor schade, zonder (daaraan gekoppelde) vordering tot schadevergoeding. HR 30 maart 1951, NJ 1952/29. Bewijskracht vonnis strafrechter waarin beroep op noodweer is aanvaard (art. 350 Sv); waardering bewijs (art. 152 lid 2 Rv); dwingende bewijskracht (art. 161 Rv)?

Uitspraak

27 maart 2015

Eerste Kamer

14/01022

TT/AS

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

in de zaak van:

De vennootschap naar buitenlands recht AIG EUROPE LIMITED, als rechtsopvolgster van de vennootschap naar buitenlands recht Chartis Europe SA, gevestigd te London, Engeland,

EISERES tot cassatie, verweerster in het incidenteel cassatieberoep,

advocaat: mr. B.T.M. van der Wiel,

t e g e n

[verweerder],wonende te [woonplaats],

VERWEERDER in cassatie, eiser in het incidenteel cassatieberoep,

advocaat: mr. K. Aantjes.

Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als AIG en [verweerder].

1 Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:

a. de vonnissen in de zaak 243111/HA ZA 12-156 van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 13 juni 2012 en 24 oktober 2012;

b. het arrest in de zaak HD 200.123.657/01 van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 12 november 2013.

Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2 Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft AIG beroep in cassatie ingesteld. [verweerder] heeft incidenteel cassatieberoep ingesteld. De cassatiedagvaarding en de conclusie van antwoord tevens houdende incidenteel cassatieberoep zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.

Partijen hebben over en weer geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier strekt ertoe dat onderdeel 1 van het principale beroep faalt. De nadere conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier strekt tot verwerping van het principale en het incidentele beroep.

3 Uitgangspunten in cassatie

3.1

In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.

(i) Op 25 juli 2006 is [verweerder] aangereden door een auto die werd bestuurd door [betrokkene 1] (hierna ook: de aanrijding). [verweerder] heeft daarbij letsel opgelopen.

(ii) De aanrijding volgde op een confrontatie tussen [verweerder] en [betrokkene 1]. Beiden zijn strafrechtelijk vervolgd.

(iii) [verweerder] is door de politierechter veroordeeld wegens bedreiging van [betrokkene 1] met enig misdrijf tegen het leven gericht. Mede wegens zijn aanzienlijke letsel is aan [verweerder] geen straf of maatregel opgelegd.

(iv) In de strafzaak tegen [betrokkene 1] is in hoger beroep poging tot doodslag bewezen verklaard en is tevens het beroep van [betrokkene 1] op noodweer terzake aanvaard. Hij is in zoverre ontslagen van rechtsvervolging. Wegens bedreiging met zware mishandeling van [verweerder] is [betrokkene 1] veroordeeld tot een werkstraf.

(v) AIG was ten tijde van de aanrijding de WAM-verzekeraar van de auto van [betrokkene 1].

3.2

In dit geding vordert [verweerder] een verklaring voor recht dat AIG aansprakelijk is voor de schade die hij lijdt als gevolg van de aanrijding. De rechtbank heeft de vordering afgewezen. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en voor recht verklaard dat AIG voor 75% aansprakelijk is voor de schade die [verweerder] lijdt als gevolg van de aanrijding.

Het hof heeft, samengevat en voor zover in cassatie van belang, als volgt overwogen. [betrokkene 1] is op grond van art. 6:162 BW aansprakelijk voor de schade die [verweerder] heeft geleden doordat [betrokkene 1] met zijn auto tegen [verweerder] aan, en over hem heen is gereden (rov. 4.3.4). Het oordeel van het gerechtshof Amsterdam over het beroep van [betrokkene 1] op noodweer in de strafzaak, vormt geen onderdeel van de bewezenverklaring, zodat op dat punt geen sprake is van dwingend bewijs in de zin van art. 161 Rv; [betrokkene 1] kan zich in de onderhavige civiele zaak niet met succes op overmacht of noodweer beroepen (rov. 4.3.3 en 4.3.6).

4 Beoordeling van het middel in het principale beroep

6 Beslissing