Home

Hoge Raad, 13-06-2017, ECLI:NL:HR:2017:1089, 16/05643

Hoge Raad, 13-06-2017, ECLI:NL:HR:2017:1089, 16/05643

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
13 juni 2017
Datum publicatie
14 juni 2017
ECLI
ECLI:NL:HR:2017:1089
Formele relaties
Zaaknummer
16/05643

Inhoudsindicatie

Beroep op nietigheid dagvaarding t.z.v. opzettelijk, zonder dat daartoe de noodzaak aanwezig is, gebruik maken van een alarmnummer voor publieke diensten, art. 142.2 Sr. Feitelijke omschrijving van tenlastegelegde gedraging voldoende? Klacht kan niet tot cassatie leiden omdat een dergelijk verweer niet voor het eerst in cassatie kan worden gevoerd. Beoordeling van het verweer dat de dagvaarding nietig is o.g.v. een onvoldoende feitelijke omschrijving van de tenlastegelegde gedraging, hangt immers samen met waarderingen van feitelijke aard, o.m. wat betreft de vraag of en in hoeverre bij verdachte onduidelijkheid heeft bestaan over hetgeen hem wordt verweten. Daarvoor is in cassatie geen plaats (vgl. ECLI:NL:HR:2009:BI1171).

Uitspraak

13 juni 2017

Strafkamer

nr. S 16/05643

SG/AGE

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 24 december 2014, nummer 20/001305-14, in de strafzaak tegen:

[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1969.

1 Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest maar uitsluitend wat betreft de hoogte van de opgelegde straf, tot vermindering daarvan en tot verwerping van het beroep voor het overige.

2. Beoordeling van het eerste middel

2.1.

Het middel klaagt onder meer dat het Hof heeft verzuimd de dagvaarding in de zaak met parketnummer 01/190815-12 nietig te verklaren, nu de feitelijke omschrijving van de tenlastegelegde gedraging onvoldoende is.

2.2.

Aan de verdachte is in de zaak met voormeld parketnummer tenlastegelegd dat:

"hij op of omstreeks 3 juni 2012 te Maarheeze, gemeente Cranendonck opzettelijk, zonder dat daartoe de noodzaak aanwezig was, gebruik heeft gemaakt van een alarmnummer voor publieke diensten, namelijk van het nummer 112."

2.3.

De klacht kan niet tot cassatie leiden omdat een dergelijk verweer niet voor het eerst in cassatie kan worden gevoerd. De beoordeling van het verweer dat de dagvaarding nietig is op grond van een onvoldoende feitelijke omschrijving van de tenlastegelegde gedraging, hangt immers samen met waarderingen van feitelijke aard - onder meer wat betreft de vraag of en in hoeverre bij de verdachte onduidelijkheid heeft bestaan over hetgeen hem wordt verweten - waarvoor in cassatie geen plaats is. (Vgl. HR 29 september 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI1171, NJ 2009/541.)

2.4.

Ook voor het overige kan het middel niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel in zoverre niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3 Beoordeling van het tweede middel

3.1.

Het middel klaagt dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM in de cassatiefase is overschreden omdat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden.

3.2.

Het middel is gegrond. Voorts doet de Hoge Raad uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Een en ander brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Gelet op de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van twaalf weken, waarvan tien weken voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en de mate waarin de redelijke termijn is overschreden, is er geen aanleiding om aan het oordeel dat de redelijke termijn is overschreden enig rechtsgevolg te verbinden en zal de Hoge Raad met dat oordeel volstaan.

4 Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.

Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en E.F. Faase, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 juni 2017.