Hoge Raad, 19-04-2019, ECLI:NL:HR:2019:632, 18/03264
Hoge Raad, 19-04-2019, ECLI:NL:HR:2019:632, 18/03264
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 19 april 2019
- Datum publicatie
- 19 april 2019
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2019:632
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHDHA:2018:2466, Meerdere afhandelingswijzen
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2019:253, Gedeeltelijk contrair
- Zaaknummer
- 18/03264
Inhoudsindicatie
Arbeidsrecht. Wet werk en zekerheid. Berekening transitievergoeding; art. 7:673 BW. Vaststelling omvang variabel loon; referteperiode van art. 2 lid 2 Besluit loonbegrip vergoeding aanzegtermijn en transitievergoeding. 'Voorverlenging' van referteperiode bij ziekte e.d.; art. 2 lid 1 en art. 3 lid 1 Regeling looncomponenten en arbeidsduur. Beperkende werking redelijkheid en billijkheid; art. 6:248 BW. Meerekenen variabele beloning; is berekening begrijpelijk?
Uitspraak
19 april 2019
Eerste Kamer
18/03264
TT/AR
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
TIBCO SOFTWARE SERVICES NETHERLANDS B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
VERZOEKSTER tot cassatie, verweerster in het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep,
advocaat: mr. R.A.A. Duk,
t e g e n
[de werknemer] ,
wonende te Leiden,
VERWEERDER in cassatie, verzoeker in het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep,
advocaat: mr. S.F. Sagel.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als Tibco en de werknemer.
1 Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. de beschikking in de zaak 5773998\VZ VERZ 17-3732 van de kantonrechter te Rotterdam van 18 mei 2017;
b. de beschikking in de zaak 200.221.519/01 van het gerechtshof Den Haag van 8 mei 2018.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2 Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft Tibco beroep in cassatie ingesteld. [de werknemer] heeft voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld. Het cassatierekest
en het verweerschrift tevens houdende voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep zijn aan deze beschikking gehecht en maken daarvan deel uit.
[de werknemer] heeft verzocht het beroep van Tibco gedeeltelijk te verwerpen. Voor het overige refereert [de werknemer] zich aan het oordeel van de Hoge Raad. Tibco refereert zich ten aanzien van het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep van [de werknemer] aan het oordeel van de Hoge Raad.
De conclusie van de Advocaat-Generaal R.H. de Bock strekt tot vernietiging van de beschikking van het hof en tot afdoening van de zaak als voorgesteld onder 3.36 in de conclusie.
De advocaat van Tibco heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.
3 Uitgangspunten in cassatie
In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
- -
-
i) De werknemer, geboren in 1967, is op 17 maart 2004 in dienst getreden van (de rechtsvoorganger van) Tibco. Zijn vaste jaarsalaris bedroeg laatstelijk € 137.762,28 bruto, inclusief vakantiebijslag. Dit komt neer op € 11.480,19 bruto per maand. Daarnaast had de werknemer aanspraak op variabel loon.
- -
-
ii) Bij beschikking van 19 oktober 2016 heeft de kantonrechter te Rotterdam de arbeidsovereenkomst tussen partijen per 1 december 2016 ontbonden. Omdat Tibco naar het oordeel van de kantonrechter ernstig verwijtbaar had gehandeld, is aan de werknemer een billijke vergoeding van € 219.392,-- bruto toegekend.
- -
-
iii) Partijen zijn niet in hoger beroep gegaan van de beschikking van 19 oktober 2016. Tibco heeft de toegekende billijke vergoeding aan de werknemer betaald.
- -
-
iv) In de ontbindingsprocedure die tot de beschikking van 19 oktober 2016 heeft geleid, heeft de werknemer niet verzocht om toekenning van een transitievergoeding.
Het verzoek tot ontbinding is daarom toegewezen zonder dat een transitievergoeding is toegekend. - -
-
v) Bij e-mailbericht van 31 januari 2017 heeft de werknemer Tibco verzocht om hem een transitievergoeding ten belope van € 195.040,31 bruto te betalen. Tibco heeft dat geweigerd.
In dit geding verzoekt de werknemer op grond van art. 7:673 lid 1, aanhef en onder b en 2°, BW toekenning van een transitievergoeding van € 368.753,67 bruto, althans een in goede justitie te bepalen bedrag.
De kantonrechter heeft het verzoek van de werknemer afgewezen. Het hof heeft de beschikking van de kantonrechter vernietigd en Tibco veroordeeld om aan de werknemer een transitievergoeding van € 368.753,67 bruto te betalen.
In cassatie gaat het uitsluitend om de hoogte van de transitievergoeding en de wijze waarop het hof de transitievergoeding heeft berekend. Het hof heeft hierover als volgt overwogen.
Art. 7:673 lid 2 BW bepaalt dat de transitie-vergoeding over de eerste 120 maanden van de arbeidsovereenkomst gelijk is aan een zesde van het loon per maand voor elke periode van zes maanden dat de arbeidsovereenkomst heeft geduurd en gelijk aan een kwart van het loon per maand voor elke daaropvolgende periode van zes maanden. De transitievergoeding bedroeg per ontbindingsdatum van 1 december 2016 maximaal € 76.000,-- of een bedrag gelijk aan ten hoogste het loon over twaalf maanden indien dat loon hoger is dan dat bedrag. (rov. 2.18)
Vast staat dat de werknemer een vast salaris genoot – dat inclusief vakantietoeslag € 11.480,19 bruto per maand bedroeg – en dat hij daarnaast een variabel loon ontving. (rov. 2.19)
De werknemer heeft gemotiveerd betoogd dat de door hem ontvangen variabele beloning moet worden aangemerkt als provisie in de zin van art. 2 lid 2 van het Besluit loonbegrip vergoeding aanzegtermijn en transitievergoeding en dat art. 2 lid 1 en art. 3 lid 1 van de Regeling looncomponenten en arbeidsduur meebrengen dat de periode van maart 2012 tot en met februari 2013 in aanmerking moet worden genomen bij de berekening van de gemiddelde provisie. Tibco heeft deze stellingen niet of niet voldoende gemotiveerd weersproken, zodat van de juistheid daarvan moet worden uitgegaan. (rov. 2.21)
Partijen zijn het erover eens dat op de arbeidspositie van de werknemer de zogeheten 30%-regeling (art. 9 lid 1 van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 betreffende vrije vergoedingen voor en vrije verstrekkingen ter voorkoming van extraterritoriale kosten) van toepassing was. Deze regeling betreft de vergoeding van onkosten. Dergelijke vergoedingen behoeven in beginsel niet te worden meegenomen bij de berekening van de transitievergoeding. In het Besluit en in de Regeling kunnen geen aanknopingspunten worden gevonden voor de stelling van de werknemer dat het bruto loon met de ingevolge de 30%-regeling toegekende kostenvergoeding moet worden vermeerderd. De werknemer heeft niet betwist dat indien de commissiebedragen niet op de door hem voorgestelde wijze worden opgehoogd, in zijn berekening een totaal commissiebedrag van € 248.878,87 resteert. Het hof zal daarom van dit bedrag uitgaan. (rov. 2.22)
De transitievergoeding waarop de werknemer aanspraak heeft bedraagt op grond van het voorgaande (€ 137.762,28 bruto aan vast jaarsalaris inclusief vakantiebijslag + € 248.878,87 aan variabele beloning =) € 386.641,15. Omdat dit bedrag hoger is dan het door de werknemer in zijn verzoek genoemde bedrag van € 368,753,67 bruto, zal zijn verzoek slechts kunnen worden toegewezen tot laatstbedoeld bedrag. (rov. 2.23)