Hoge Raad, 01-12-2020, ECLI:NL:HR:2020:1888, 19/03271
Hoge Raad, 01-12-2020, ECLI:NL:HR:2020:1888, 19/03271
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 1 december 2020
- Datum publicatie
- 1 december 2020
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2020:1888
- Formele relaties
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2020:655
- Zaaknummer
- 19/03271
Inhoudsindicatie
Vormverzuimen, art. 359a Sv. Onrechtmatig verkregen opsporingsinformatie uit ander lopend strafrechtelijk onderzoek. Diefstal d.m.v. braak, art. 311.1.5 Sr. 1. Verweer strekkende tot bewijsuitsluiting. 2. Strafmotivering. HR: art. 81.1 RO. CAG geeft uitvoerige beschouwingen over art. 359a Sv.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 19/03271
Datum 1 december 2020
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 7 november 2018, nummer 21/001889-18, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1995,
hierna: de verdachte.
1 Procesverloop in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft B.A.A. Postma, advocaat te Rotterdam, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2 Beoordeling van de cassatiemiddelen
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3 Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof
De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van acht maanden.