Home

Hoge Raad, 10-06-2022, ECLI:NL:HR:2022:853, 17/05973

Hoge Raad, 10-06-2022, ECLI:NL:HR:2022:853, 17/05973

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
10 juni 2022
Datum publicatie
10 juni 2022
ECLI
ECLI:NL:HR:2022:853
Formele relaties
Zaaknummer
17/05973

Inhoudsindicatie

Art. 81 lid 1 RO. Procesrecht. Verbintenissenrecht. Faillissementsrecht. Rechtsgevolg van niet-betwisting door gefailleerde koper van in haar faillissement ter verificatie ingediende vordering van verkoper (art. 196-197 Fw in verbinding met art. 126 Fw). Veroordeling van cassatieadvocaat in de kosten van de cassatieprocedure (art. 245 Rv)? Wettelijke rente over nakosten.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

CIVIELE KAMER

Nummer 17/05973

Datum 10 juni 2022

ARREST

In de zaak van

[eiseres] B.V.,gevestigd te [vestigingsplaats],

EISERES tot cassatie,

hierna: [eiseres],

advocaat: J.H. van Gelderen,

tegen

P.R. DEKKER, in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van de

besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [A] B.V.,kantoorhoudende te Rosmalen,

VERWEERDER in cassatie,

hierna: de curator,

advocaat: A.C. van Schaick.

1. Procesverloop

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:

  1. het vonnis in de zaak 2766991\CV EXPL 14-1388 van de rechtbank Limburg van 4 maart 2015;

  2. de arresten in de zaak 200.170.623/01 van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 13 december 2016 en 19 september 2017.

[eiseres] heeft tegen de arresten van het hof beroep in cassatie ingesteld.

De curator heeft een verweerschrift tot verwerping ingediend.

De zaak is voor de curator toegelicht door zijn advocaat.

De conclusie van de Advocaat-Generaal G.R.B. van Peursem strekt tot verwerping van het cassatieberoep.

De advocaten van partijen hebben schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2 Beoordeling van het middel

2.1

De Hoge Raad heeft de klachten over de arresten van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die arresten. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

2.2

De curator heeft in zijn schriftelijke toelichting bepleit dat de cassatieadvocaat van [eiseres] op de voet van art. 245 lid 1 Rv wordt veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie. Daartoe heeft de curator aangevoerd, kort gezegd, dat de cassatieadvocaat van [eiseres] zich heeft verzet tegen doorhaling van de cassatieprocedure en de curator heeft gedwongen tot voortprocederen terwijl [eiseres] ingevolge art. 2:19 lid 6 BW in verbinding met art. 193 lid 1 Fw heeft opgehouden te bestaan.

De Hoge Raad is van oordeel dat er geen aanleiding is om op de voet van art. 245 lid 1 Rv in plaats van [eiseres] haar cassatieadvocaat te veroordelen in de kosten van het geding in cassatie.

2.3

De curator heeft in zijn verweerschrift gevorderd dat [eiseres] wordt veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten en over de nakosten, indien deze kosten en nakosten niet binnen veertien dagen na dagtekening van dit arrest zijn voldaan.

De Hoge Raad zal [eiseres] veroordelen in de kosten van het geding in cassatie, vermeerderd met de wettelijke rente daarover, een en ander zoals hierna te bepalen.

Volgens vaste rechtspraak levert een kostenveroordeling ook voor de nakosten een executoriale titel op.1 Deze rechtspraak moet aldus worden begrepen dat een veroordeling tot betaling van de proceskosten en de wettelijke rente daarover een veroordeling tot betaling van de nakosten en de wettelijke rente daarover omvat, met dien verstande dat de wettelijke rente over de nakosten die zijn verbonden aan de in voorkomend geval noodzakelijke betekening van de uitspraak, is verschuldigd vanaf veertien dagen na die betekening. Daarin ziet de Hoge Raad aanleiding de nakosten en de wettelijke rente daarover niet afzonderlijk in de proceskostenveroordeling te vermelden.

3 Beslissing

De Hoge Raad:

- verwerpt het beroep;

- veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de curator begroot op € 854,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien [eiseres] deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan.

Dit arrest is gewezen door de vicepresident M.V. Polak als voorzitter en de raadsheren F.J.P. Lock, A.E.B. ter Heide, F.R. Salomons en G.C. Makkink, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer H.M. Wattendorff op 10 juni 2022.