Hoge Raad, 12-01-2024, ECLI:NL:HR:2024:23, 21/05264
Hoge Raad, 12-01-2024, ECLI:NL:HR:2024:23, 21/05264
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 12 januari 2024
- Datum publicatie
- 12 januari 2024
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2024:23
- Formele relaties
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2023:1193
- Zaaknummer
- 21/05264
Inhoudsindicatie
Faillissementsrecht. Arbeidsrecht. Art. 25, 27-29 en 30 Fw. Procedure over kwalificatie rechtsverhouding tussen eiseres en schoonmakers die via online platform van eiseres afspraken maken over uit te voeren huishoudelijke werkzaamheden. Na faillietverklaring eiseres heeft HR bij tussenuitspraak (HR 9 juni 2023, ECLI:NL:HR:2023:887) procedure geschorst t.a.v. verifieerbare vorderingen en aangekondigd procedure ambtshalve door te halen. Nadere beslissing naar aanleiding uitlating verweersters over belang bij voortzetting t.a.v. niet-verifieerbare vorderingen.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer 21/05264
Datum 12 januari 2024
ARREST
In de zaak van
HELPLING NETHERLANDS B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
EISERES tot cassatie, verweerster in het incidentele cassatieberoep,
hierna: Helpling,
advocaten: S.F. Sagel en I.L.N. Timp,
tegen
1. FEDERATIE NEDERLANDSE VAKBEWEGING,
gevestigd te Utrecht,
2. [verweerster 2],
wonende te [woonplaats],
VERWEERSTERS in cassatie, eiseressen in het incidentele cassatieberoep,
hierna gezamenlijk: FNV c.s.,
advocaat: H.J.W. Alt.
1 Procesverloop
Voor het verloop van het geding tot dusver verwijst de Hoge Raad naar zijn tussenarrest in de zaak van 9 juni 2023 (ECLI:NL:HR:2023:887).
FNV c.s. hebben zich naar aanleiding van het tussenarrest schriftelijk uitgelaten en, na daartoe een termijn te hebben verkregen, de curator opgeroepen bij exploot.
De curator heeft schriftelijk laten weten niet te zullen verschijnen in cassatie.
De nadere conclusie van de Advocaat-Generaal R.H. de Bock strekt ertoe dat de Hoge Raad verstaat dat het geding in cassatie kan worden voortgezet voor zover het de vorderingen genoemd onder 1, 2, 4 en 18 in de conclusie betreft, en dat het geding voor het overige op de voet van art. 29 Fw geschorst is.
De advocaat van FNV c.s. heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.
2 Het verdere verloop van de procedure
In het tussenarrest van 9 juni 2023 heeft de Hoge Raad verstaan dat het geding in cassatie is geschorst, voor zover het rechtsvorderingen betreft die voldoening van verbintenissen uit de boedel ten doel hebben, en partijen gelegenheid gegeven zich uit te laten over het voornemen de zaak ambtshalve door te halen. Daarbij is overwogen dat indien een partij voortzetting van het geding ten aanzien van een of meer van de overige rechtsvorderingen verlangt, zij zich mede erover dient uit te laten in hoeverre bij die rechtsvorderingen een ander belang bestaat dan dat haar rechtsvorderingen die voldoening van verbintenissen uit de boedel ten doel hebben, toewijsbaar zijn.1
FNV c.s. verlangen voortzetting van de procedure met betrekking tot de volgende in rov. 2.2 van het tussenarrest van 9 juni 2023 bedoelde rechtsvorderingen:
1. te verklaren voor recht dat tussen [verweerster 2] en andere schoonmakers enerzijds en Helpling anderzijds een arbeidsovereenkomst in de zin van art. 7:610 BW bestaat;
2. te verklaren voor recht dat tussen [verweerster 2] en Helpling een uitzendovereenkomst in de zin van art. 7:690 BW bestaat;
3. te verklaren voor recht dat Helpling handelt in strijd met het verbod arbeidskrachten ter beschikking te stellen zonder registratie in het handelsregister op grond van art. 7a lid 1 Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs (hierna: Waadi);
4. te verklaren voor recht dat Helpling in strijd met art. 9 Waadi aan [verweerster 2] een financiële tegenprestatie vraagt voor haar uitzendwerkactiviteiten;
10. te verklaren voor recht dat op de rechtsverhouding tussen [verweerster 2] en andere schoonmakers enerzijds en Helpling anderzijds de Schoonmaak-cao van toepassing is;
18. te verklaren voor recht dat het gebruik van algemene voorwaarden om een arbeidsovereenkomst tot stand te brengen in strijd is met het dwingende karakter van het arbeidsrecht en/of art. 6:245 BW dan wel art. 6:233, onder a, BW en/of onrechtmatig is jegens de schoonmakers;
24. te verklaren voor recht dat Helpling ten onrechte heeft nagelaten [verweerster 2] te wijzen op haar rechten uit de regeling Dienstverlening aan huis.
Van de hiervoor in 2.2 onder 1, 2 en 4 bedoelde rechtsvorderingen is gebleken dat FNV c.s. daarbij een ander belang heeft dan dat hun rechtsvorderingen die voldoening van verbintenissen uit de boedel ten doel hebben, toewijsbaar zijn. Dit is niet het geval bij de overige hiervoor in 2.2 bedoelde rechtsvorderingen.2 In dit verband komt niet in aanmerking het door FNV c.s. genoemde ‘bijkomende’ belang dat de Hoge Raad duidelijkheid geeft over de wijze waarop driehoeksrelaties met werkplatformen juridisch moeten worden beoordeeld.
3 Beslissing
De Hoge Raad:
- verstaat dat de procedure wordt voortgezet voor zover het de rechtsvorderingen betreft, bedoeld hiervoor in 2.2 onder 1, 2 en 4;
- verwijst de zaak naar 2 februari 2024 voor bepaling wanneer de nadere conclusie van de Procureur-Generaal zal worden genomen.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.E.B. ter Heide, als voorzitter, S.J. Schaafsma, F.R. Salomons, G.C. Makkink en K. Teuben, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.J.P. Lock op 12 januari 2024.