Home

Hoge Raad, 19-12-2025, ECLI:NL:HR:2025:1956, 23/04271

Hoge Raad, 19-12-2025, ECLI:NL:HR:2025:1956, 23/04271

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
19 december 2025
Datum publicatie
19 december 2025
ECLI
ECLI:NL:HR:2025:1956
Formele relaties
Zaaknummer
23/04271

Inhoudsindicatie

Artikel 40, lid 2, Wet WOZ; schending; afdoening onder verwijzing naar ECLI:NL:HR:2025:1823

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

BELASTINGKAMER

Nummer 23/04271

Datum 19 december 2025

ARREST

in de zaak van

[X] (hierna: belanghebbende)

tegen

het DAGELIJKS BESTUUR VAN DE BELASTINGSAMENWERKING GOUWE-RIJNLAND

op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 21 september 2023, nr. BK-22/004051, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag (nr. SGR 21/1002) betreffende een ten aanzien van belanghebbende gegeven beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken, een aanslag in de onroerendezaakbelastingen en een aanslag in de watersysteemheffing voor het jaar 2020.

1 Geding in cassatie

Belanghebbende, vertegenwoordigd door A. Bakker, heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

Het dagelijks bestuur van de Belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland (hierna: het dagelijks bestuur), vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.

Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

Het dagelijks bestuur heeft een conclusie van dupliek ingediend.

2 Beoordeling van de klacht

2.1

De klacht slaagt op de grond die is vermeld in rechtsoverweging 2.3 van het arrest dat de Hoge Raad vandaag heeft uitgesproken in de zaak met nummer 23/04269, ECLI:NL:HR:2025:1823, waarvan een geanonimiseerd afschrift aan dit arrest is gehecht.

2.2

Gelet op wat hiervoor in 2.1 is overwogen, kan de uitspraak van het Hof niet in stand blijven. De Hoge Raad kan de zaak afdoen. Aan belanghebbende dient alsnog een vergoeding van proceskosten en griffierecht te worden toegekend voor de gedingen voor het Hof en voor de Rechtbank. De te vergoeden proceskosten bestaan uit kosten van beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Bij het vaststellen van de vergoeding daarvan zal worden uitgegaan van (i) twee proceshandelingen in beroep (beroepschrift en verschijnen ter zitting) en daarmee dus van twee punten, twee proceshandelingen in hoger beroep (hogerberoepschrift en verschijnen ter zitting) en daarmee dus van twee punten, (ii) factor 1 wegens het gewicht van de zaak in beroep en hoger beroep, en (iii) een waarde per punt zoals deze geldt ten tijde van het wijzen van dit arrest, dus van € 907. Dat komt neer op een vergoeding van € 1.814 voor het geding voor de Rechtbank en een vergoeding van € 1.814 voor het geding voor het Hof.

3 Proceskosten

Het dagelijks bestuur zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie en de heffingsambtenaar in de kosten van het geding voor het Hof en van het geding voor de Rechtbank. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat de zaken met de nummers 23/04269, 23/04270 en 23/04271 samenhangen in de zin van het Besluit proceskosten bestuursrecht.

4 Beslissing