Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, 12-01-2017, ECLI:NL:OGHACMB:2017:65, HLAR 70496/16, 70516/16, 70517/16, 70518/16, 70519/16 en 70520/16
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, 12-01-2017, ECLI:NL:OGHACMB:2017:65, HLAR 70496/16, 70516/16, 70517/16, 70518/16, 70519/16 en 70520/16
Gegevens
- Instantie
- Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
- Datum uitspraak
- 12 januari 2017
- Datum publicatie
- 29 augustus 2017
- ECLI
- ECLI:NL:OGHACMB:2017:65
- Zaaknummer
- HLAR 70496/16, 70516/16, 70517/16, 70518/16, 70519/16 en 70520/16
Inhoudsindicatie
De ontwerp-landsverordening Herziening Oostpunt is op 21 december 2016 door de Staten goedgekeurd. Gelet op artikel 78, eerste lid, van de Staatsregeling kan de ontwerp landsverordening niet meer worden gewijzigd. Geen procesbelang bij de hoger beroepen.
Voorlichting aan partijen. Binnen de in artikel 13, derde lid, van de Landsverordening grondslagen ruimtelijke ontwikkelingsplanning vermelde termijn van zes weken na vaststelling van een ontwikkelingsplan, kan daartegen door belanghebbenden bij de bestuursrechter beroep worden ingesteld. Wel zal de bestuursrechter, nu het thans gaat om een landsverordening, bij de behandeling van het beroep artikel 101 van de Staatsregeling en de daaruit voortvloeiende beperkingen van zijn toetsingsbevoegdheid, in acht hebben te nemen.
Uitspraak
HLAR 70496/16, 70516/16, 70517/16, 70518/16, 70519/16 en 70520/16
Datum uitspraak: 12 januari 2017
gemeenschappelijk hof van jusTitie
van aruba, CURAÇAO, SINT MAARTEN
EN VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Uitspraak op de hoger beroepen van:
1. Sociedat Amigu di Terra,
2. Fundashon Pro Monumento,
3. Curaçao Footprint Foundation,
4. Green Force,
5. Fundashon Defensa Ambiental,
alle gevestigd in Curaçao, en
6. [...], wonend in Curaçao,
appellanten,
tegen de onderscheiden uitspraken van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao van 30 mei 2016 in zaken nrs. Lar 2014/70496, 70516, 70517, 70518, 70519 en 70520, in de gedingen tussen:
appellanten
en
de minister van Verkeer, Vervoer en Ruimtelijke Planning
(hierna: de minister).
Procesverloop
Bij brief van 26 augustus 2014 heeft de minister naar aanleiding van door appellanten ingediende zienswijzen aan hen meegedeeld dat het ontwerp van de Landsverordening Herziening Oostpunt tot wijziging van het Eilandelijk Ontwikkelingsplan Curaçao (A.B. 1995, no. 36, hierna: de ontwerp‐landsverordening) op de voet van artikel 76 van de Staatsregeling van Curaçao (hierna: de Staatsregeling) door de Raad van Ministers ter goedkeuring zal worden aangeboden aan de Staten van Curaçao (hierna: de Staten).
Bij onderscheiden brieven hebben appellanten beroep ingesteld tegen de met een beschikking gelijk te stellen weigering om een beschikking te geven op de door hun ingediende zienswijzen.
Bij onderscheiden uitspraken van 30 mei 2016 heeft het Gerecht zich onbevoegd verklaard om van de beroepen kennis te nemen.
Tegen deze uitspraken hebben appellanten hoger beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
[Derde-belanghebbenden] (hierna: gezamenlijk in enkelvoud: [derde‐belanghebbende) hebben een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Het Hof heeft de zaak ter zitting behandeld op 29 november 2016, waar appellanten, bijgestaan door mr. A.K.E. Henriquez en mr. O.E. Kostrzewski, beiden advocaat, en de minister, vertegenwoordigd door mr. A.C. van Hoof en mr. R. Moenir-Alam, beiden advocaat, zijn verschenen. Voorts is [derde-belanghebbende], bijgestaan door mr. R.E. Blaauw en mr. M.G. Woudstra, beiden advocaat, ter zitting verschenen.
Overwegingen
Voor de tekst van de relevante wettelijke bepalingen wordt verwezen naar de bijlage bij deze uitspraak.
Het is het Hof ambtshalve bekend dat de ontwerp-landsverordening op 21 december 2016 door de Staten is goedgekeurd. Gelet op artikel 78, eerste lid, van de Staatsregeling kan de ontwerp-landsverordening niet meer worden gewijzigd. Dit brengt met zich dat appellanten met de hoger beroepen niet meer kunnen bereiken dat de ontwerp‐landsverordening met in achtneming van de door hun ingediende zienswijzen wordt gewijzigd. Daarom hebben zij geen belang meer bij de hoger beroepen.
Ter voorlichting van partijen merkt het Hof het volgende op. Een landsverordening wordt door de regering en de Staten gezamenlijk vastgesteld. Een bij landsverordening vastgesteld ontwikkelingsplan dient in de regel te worden aangemerkt als een besluit van algemene strekking, waarvan een aantal algemeen verbindende voorschriften deel uitmaakt. De Landsverordening administratieve rechtspraak stelt voor belanghebbenden alleen tegen beschikkingen van bestuursorganen beroep open bij de bestuursrechter. Echter, ingevolge artikel 13, derde lid, van de Landsverordening grondslagen ruimtelijke ontwikkelingsplanning (hierna: de Lvgro) staat tegen de vaststelling van een ontwikkelingsplan uitdrukkelijk ook beroep open bij de bestuursrechter. Deze bepaling is ingevolge artikel 1, eerste lid, van de Landsverordening algemene overgangsregeling wetgeving en bestuur (hierna: de overgangsregeling), na 10 oktober 2010 bestendigd, nu de Lvgro niet wordt vermeld in de bijlage, genoemd in artikel 1, tweede lid, van de overgangsregeling. Dat de tekst van artikel 13, derde lid, van de Lvgro, nog rept van Eilandsraad en nog niet op de voet van artikel 6, eerste lid, van de overgangsregeling is aangepast, staat aan toepassing van artikel 13, derde lid, van de Lvgro, niet in de weg. Op grond van artikel 6, vijfde lid, van de overgangsregeling, gelezen in samenhang met additioneel artikel III, eerste lid, van de Staatsregeling, zijn de Staten in de plaats getreden van de Eilandsraad. Aan het feit dat genoemd artikel 13, derde lid, het woord ”beschikking” bezigt moet in dit verband voorbij worden gegaan, nu uit de geschiedenis van de totstandkoming van die bepaling blijkt, dat de wetgever heeft beoogd tegen de vaststelling van een ontwikkelingsplan rechtsbescherming te bieden bij de bestuursrechter op dezelfde procedurele wijze als in de Lar is geregeld voor beschikkingen, dus bij de bestuursrechter in twee instanties. De wetgever heeft er immers na inwerkingtreding van de Lar en na 10 oktober 2010 niet voor gekozen deze bijzondere beroepsmogelijkheid te laten vervallen, waaruit het Hof afleidt dat hij niet heeft beoogd af te doen aan de uitdrukkelijk voorziene mogelijkheid van rechtsbescherming tegen ontwikkelingsplannen. Derhalve kan, binnen de in artikel 13, derde lid, van de Lvgro, vermelde termijn van zes weken na vaststelling van een ontwikkelingsplan, daartegen door belanghebbenden bij de bestuursrechter beroep worden ingesteld. Wel zal de bestuursrechter, nu het thans gaat om een landsverordening, bij de behandeling van het beroep artikel 101 van de Staatsregeling en de daaruit voortvloeiende beperkingen van zijn toetsingsbevoegdheid, in acht hebben te nemen.
De hoger beroepen zijn niet-ontvankelijk.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba:
verklaart de hoger beroepen niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. E.J. van der Poel, voorzitter, en mr. A.W.M. Bijloos en mr. J.E.M. Polak, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.J.C. Beerse, griffier.
|
w.g. Van der Poel voorzitter |
w.g. Beerse griffier |
Uitgesproken in het openbaar op 12 januari 2017
Verzonden: 12 januari 2017