Home

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, 08-05-2024, ECLI:NL:OGHACMB:2024:49, AUA2024H00062

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, 08-05-2024, ECLI:NL:OGHACMB:2024:49, AUA2024H00062

Gegevens

Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Datum uitspraak
8 mei 2024
Datum publicatie
8 mei 2024
ECLI
ECLI:NL:OGHACMB:2024:49
Zaaknummer
AUA2024H00062

Inhoudsindicatie

Hindervergunning afvalverbrandingsinstallatie. Het Gerecht heeft de hindervergunning herroepen. Als gevolg daarvan mag de installatie niet worden gebruikt en wordt de dagelijkse afvalstroom opgeslagen. Hangende het hoger beroep van de minister verzoekt de minister om de voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter is van oordeel dat er gelet op de dagelijkse afvalstroom en de beperkte opslagcapaciteit sprake is van een zeer ernstige situatie die bij gebreke aan maatregelen een noodsituatie kan leiden tot een noodsituatie. De belangen van natuur, milieu en volksgezondheid, waaronder de belangen van omwonenden, worden gelet op het risico van ontstaan van een noodsituatie meer gediend mét gebruik van de installatie dan zonder. De voorzieningenrechter ziet bij afweging van alle betrokken belangen daarom aanleidingen het verzoek toe te wijzen. De afvalverbrandingsinstallatie mag per direct worden gebruikt met in achtneming van de ‘operating manual’, de voorschriften en bepalingen verbonden aan de hindervergunning en de in de uitspraak opgenomen extra verplichtingen.

Uitspraak

AUA2024H00062

Datum uitspraak: 8 mei 2024

gemeenschappelijk hof van jusTitie

van aruba, CURAÇAO, SINT MAARTEN

EN VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA

Uitspraak van de voorzitter van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba (hierna: de voorzitter)

op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening van:

de minister van Justitie en Sociale Zaken (hierna: de minister), verzoeker,

welk verzoek is gedaan in het kader van het hoger beroep van de minister tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba van
6 december 2023 in zaak nr. AUA202301286, in het geding tussen:

[verweerster], wonend in Aruba (hierna: [verweerster])

en

de minister

Procesverloop

Bij beschikking van 23 mei 2020, kenmerk DWJZ/2726/20 heeft de minister aan de Dienst Openbare Werken (hierna: DOW) een hindervergunning verleend voor het oprichten en in werking hebben van een verbrandingsinstallatie te Parkietenbos (hierna: de hindervergunning).

Bij beschikking van 5 maart 2023 heeft de minister het door [verweerster] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

[verweerster] heeft tegen deze beschikking op 14 april 2023 beroep ingesteld bij het gerecht.

Bij uitspraak van 6 december 2023 heeft het Gerecht het beroep gegrond verklaard, de beschikking van 5 maart 2023 vernietigd, de hindervergunning van 23 december 2020 herroepen, bepaald dat de minister opnieuw moet beslissen op de aanvraag om een hindervergunning, en dat de uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde beschikking van 5 maart 2023.

De minister heeft op 19 december 2023 tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld op nader aan te voeren gronden. De gronden zijn op 18 maart 2024 aangevuld.

Op 8 maart 2024 heeft de minister een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening ingediend.

Het verzoek is behandeld ter zitting van 17 april 2024. [verweerster] is daar in persoon verschenen, bijgestaan door mr. A.K.E. Henriquez, advocaat te Curaçao, en vergezeld van [deskundige]. De minister en DOW zijn verschenen bij hun gemachtigde mr. A.F.J. Caster, vergezeld van [medewerker 1], [medewerker 2] en [medewerker 3], allen werkzaam bij DOW, en [medewerker 4], werkzaam bij de Dienst Natuur en Milieu (hierna: DNM).

Is een voorlopige voorziening mogelijk tijdens hoger beroep?

1. [verweerster] voert als primair verweer dat de Landsverordening administratieve rechtspraak op Aruba (hierna: Lar) het niet mogelijk maakt tijdens hoger beroep een verzoek tot schorsing dan wel een voorlopige voorziening te doen. Dit betoog wordt niet gevolgd. Het recht op toegang tot de rechter brengt mee dat ook in hoger beroep een oordeel van de voorzieningenrechter gevraagd moet kunnen worden. Dat artikel 54 van de Lar niet van overeenkomstige toepassing is verklaard in Hoofdstuk IV ('Hoger beroep') van de Lar staat daaraan niet in de weg. Redelijke toepassing van de Lar brengt met zich dat de bepalingen omtrent schorsing en voorlopige voorziening in hoger beroep van overeenkomstige toepassing zijn (vgl. de uitspraken van het Hof van 4 juni 2007, ECLI:NL:OGHNAA:2008:BG3600 en van 14 mei 2009, ECLI:NL:OGHNAA:2009:BI5355).

Toetsingskader

2. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de hoofdzaak.

De indiener van het hoger beroep kan de bestuursrechter verzoeken de in de hoofdzaak aangevallen uitspraak te schorsen op de grond dat de uitvoering daarvan een onevenredig nadeel met zich brengt in verhouding tot het met een onmiddellijke uitvoering te dienen belang. Ook kan een voorlopige voorziening worden getroffen ter voorkoming van bedoeld nadeel.
De gevraagde schorsing of voorlopige voorziening is in beginsel een tijdelijke maatregel, waardoor wordt voorkomen dat onomkeerbare gevolgen zich voordoen voordat in de hoofdzaak is beslist. De voorzieningenrechter kan daarbij zijn verwachtingen inzake de uitkomst van de hoofdzaak alsmede het gewicht van de betrokken belangen betrekken. Voorop staat dat een spoedeisend belang is vereist dat onverwijld een voorziening wordt getroffen.

Is er spoedeisend belang?

Dient een voorlopige voorziening te worden getroffen?

De in acht te nemen voorschriften bij gebruik van de incinerator

Slotsom

Beslissing