Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba, 19-05-2009, BI7006, EJ 3414/08; H-21/09
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba, 19-05-2009, BI7006, EJ 3414/08; H-21/09
Gegevens
- Instantie
- Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
- Datum uitspraak
- 19 mei 2009
- Datum publicatie
- 9 juni 2009
- ECLI
- ECLI:NL:OGHNAA:2009:BI7006
- Zaaknummer
- EJ 3414/08; H-21/09
Inhoudsindicatie
Arubaanse zaak. Werknemer heeft een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, met een ontbindende voorwaarde dat deze overeenkomst wordt ontbonden als werknemer 62 jaar wordt. Op grond van het in kort geding op 11 maart 2008 gewezen vonnis, oordeelt het Hof dat de werknemer, die vordert dat de werkgeefster het loon moet door betalen totdat de arbeidsovereenkomst alsnog rechtsgeldig is beeindigd, in het gelijk moet worden gesteld.
Uitspraak
Alg. Reg. No: EL 3414/08; H-21/09
Uitspraak: 19 mei 2009
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
Beschikking
in de zaak van:
[werknemer],
wonende in Aruba,
oorspronkelijk verzoeker,
thans appellant,
gemachtigde: mr. E.R. Zeppenfeldt,
tegen
de naamloze vennootschap
Brouwerij Nacional Balashi N.V.,
gevestigd in Aruba,
oorspronkelijk verweerster,
thans geïntimeerde,
gemachtigde: mr. J.M. de Cuba.
Partijen worden hierna werknemer respectievelijk werkgeefster genoemd.
1. Het verloop van de procedure
Voor hetgeen in eerste aanleg is gesteld en gevorderd, voor de procesgang aldaar en voor de overwegingen en beslissingen van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba, hierna: GEA, wordt verwezen naar de tussen partijen onder E.J. nr. 3414 van 2008 gegeven en op 8 januari 2009 uitgesproken beschikking. De inhoud van die beschikking geldt als hier ingevoegd. Werknemer is op 18 februari 2009 (tijdig) in hoger beroep gekomen van vorengenoemde beschikking door indiening van een daartoe strekkend beroepschrift ter griffie van het GEA, waarin hij een aantal bezwaren tegen de bestreden beschikking heeft geformuleerd en toegelicht. Werkgeefster heeft op 16 april 2009 een verweerschrift ingediend. De behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 23 april 2009. De gemachtigde van werknemer heeft een pleitnotitie overgelegd. Na afloop van de behandeling is partijen aangezegd dat het Hof heden een beschikking zal geven.
2. Het geschil, de grieven en de vorderingen in hoger beroep
2.1. Werknemer is op 14 juni 1999 op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd in dienst getreden van werkgeefster. Artikel 2.4 van de arbeidsovereenkomst, die op 20 februari 2002 door partijen is getekend, luidt als volgt:
<i><FONT SIZE="-1">“This agreement shall be automatically dissolved by law (“ontbindende voorwaarde”), without any notice being necessary, on the day that employee reaches the age of 62 years.”</FONT></i>
2.2. Werknemer heeft op 3 juli 2008 de leeftijd van 62 jaar bereikt. Werkgeefster stelt zich op het standpunt dat op die datum de arbeidsovereenkomst als gevolg van het intreden van de in rechtsoverweging 2.1 geciteerde voorwaarde is geëindigd. Werknemer meent dat deze bepaling in strijd is met artikel 1613x van het Burgerlijk Wetboek (hierna aan te duiden als: BW). Hij heeft in dat verband gewezen op de uitspraak van dit Hof van 11 maart 2008 (H-311/07). Op grond van het vorenstaande heeft hij in het inleidende verzoekschrift verzocht dat het GEA bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad, voor recht verklaart dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen niet tot een einde is gekomen. Hij heeft voorts gevraagd - voor zover in hoger beroep van belang - dat het GEA werkgeefster veroordeelt aan werknemer het loon door te betalen vanaf 3 juli 2008 totdat de arbeidsovereenkomst alsnog rechtsgeldig is geëindigd, te vermeerderen met de wettelijke verhoging van 50% en de wettelijke rente gerekend vanaf de respectievelijke vervaldata tot aan de dag der algehele voldoening. Werknemer heeft ook verzocht dat werkgeefster in de kosten van de procedure wordt veroordeeld.
2.3. Bij de bestreden beschikking zijn de verzoeken van werknemer afgewezen. Werknemer is in de kosten van de procedure veroordeeld.
2.4. In hoger beroep heeft werknemer zijn stelling, inhoudende dat het in rechtsoverweging 2.1 genoemde beding, hierna te noemen: het pensioenbeding, in strijd is met artikel 1613x BW gehandhaafd. Hij heeft geconcludeerd dat de bestreden beschikking zal worden vernietigd, zijn verzoeken alsnog zullen worden toegewezen en werkgeefster zal worden veroordeeld in de kosten van de procedure in beide instanties.
2.5. Werkgeefster heeft het hoger beroep bestreden. Verwezen wordt naar de inhoud van het verweerschrift. Zij heeft geconcludeerd dat het Hof de bestreden beschikking zal bevestigen, kosten rechtens.
3. De beoordeling
3.1. De bezwaren van werknemer leggen het geschil tussen partijen in zijn volle omvang aan het Hof ter beoordeling voor. Het Hof zal die grieven gezamenlijk bespreken.
3.2. In zijn in kort geding op 11 maart 2008 gewezen vonnis (Alg. Reg. No.: KG 576/07; H-311/07) heeft het Hof geoordeeld dat de bepaling in de voor onbepaalde tijd aangegane arbeidsovereenkomst eindigt bij het bereiken van de 62-jarige leeftijd een ontbindende tijdsbepaling betreft, waarbij het intreden van de gebeurtenis en het tijdstip waarop niet onzeker is. Het Hof heeft in die uitspraak voorts het volgende overwogen:
<i><FONT SIZE="-1">“Het einde van de arbeidsovereenkomst is dus objectief bepaalbaar. De arbeidsovereenkomst geldt derhalve, indien van de geldigheid van de ontbindende tijdsbepaling wordt uitgegaan, als een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Op grond van het navolgende is de ontbindende tijdsbepaling als strijdig met het gesloten stelsel van de wet met betrekking tot de beëindiging van arbeidsovereenkomsten te beschouwen.
3.4. Artikel 1613x, tweede lid, BW bepaalt dat een arbeidsovereenkomst slechts voor bepaalde tijd kan worden aangegaan indien deze:
a. noodzakelijk is om te voorzien in tijdelijke arbeidskrachten, welke behoefte slechts in een gedeelte van het kalenderjaar bestaat en voortvloeit uit de toename van de bedrijvigheid in de onderneming gedurende die periode, hetzij
b. betrekking heeft op de vervanging van een of meer tijdelijk afwezige arbeiders, hetzij
c. betrekking heeft op de uitvoering van een nauwkeurig omschreven werk of project, hetzij
d. betrekking heeft op het verrichten van losse, ongeregelde arbeid.
3.5. Het derde lid bepaalt dat wanneer een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd wordt aangegaan zonder inachtneming met het bepaalde in het tweede lid, daarop de bepalingen inzake de beëindiging van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd van toepassing zijn.
3.6. De ontbindende tijdbepaling, inhoudende dat de arbeidsovereenkomst eindigt bij het bereiken van de 62-jarige leeftijd van de werknemer, past derhalve niet in de wettelijke regeling inzake de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd en dient om die reden als niet rechtsgeldig te worden beschouwd.”</FONT></i>
3.3. Het Hof ziet geen aanleiding op vorenbedoelde oordelen terug te komen en handhaaft deze.
3.4. Voor zover werkgeefster het Hof verzocht heeft te anticiperen op toekomstige van het huidige artikel 1613x BW afwijkende wetgeving, wordt op grond van het navolgende aan dat verzoek voorbijgegaan. Het is het Hof ambtshalve bekend dat de Commissie Nieuw Burgerlijk Wetboek een voorstel in beraad heeft, inhoudende dat artikel 1613x BW niet in de weg staat aan de geldigheid van een beding als bedoeld in rechtsoverweging 2.1. Dat gegeven kan een anticiperend oordeel van het Hof niet dragen, omdat de uitslag van dat beraad nog onzeker is.
3.5. Hetgeen hierboven is overwogen leidt ertoe dat de bestreden beschikking zal worden vernietigd. De loonvordering zal worden toegewezen. Dit brengt mee dat werknemer geen belang heeft bij de gevraagde verklaring voor recht, zodat deze zal worden afgewezen. Gelet op het motief van werkgeefster voor de niet tijdige voldoening van het loon, zal de wettelijke verhoging worden gematigd tot nihil.
3.6. Als de in het ongelijk gestelde partij zal werkgeefster de kosten van de procedure in beide instanties moeten dragen.
4. De beslissing
Het Hof:
Vernietigt de bestreden beschikking;
Veroordeelt werkgeefster aan werknemer vanaf 3 juli 2008 op de gebruikelijke wijze en tijdstippen het overeengekomen loon te betalen, te verhogen met de wettelijke rente vanaf de respectievelijke vervaldata tot de dag der algehele voldoening, totdat de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal zijn geëindigd;
Matigt de wettelijke verhoging als bedoeld in artikel 1614q BW tot nihil;
Veroordeelt werkgeefster in de kosten van het hoger beroep, tot op heden aan de zijde van werknemer in eerste aanleg begroot op Afl. 50,00 wegens griffierechten en Afl. 1.000,00 als gemachtigdensalaris en in hoger beroep op Afl. 100,00 wegens griffierechten en Afl. 3.400,00 als gemachtigdensalaris.
Verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
Wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus gegeven door mr. Polkamp, mr. Sijmonsma en mr. Wattel, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba, en ter openbare terechtzitting op 19 mei 2009 in Aruba uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.