Home

Parket bij de Hoge Raad, 07-11-2000, AA8200, 01227/99

Parket bij de Hoge Raad, 07-11-2000, AA8200, 01227/99

Gegevens

Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Datum uitspraak
7 november 2000
Datum publicatie
19 september 2001
ECLI
ECLI:NL:PHR:2000:AA8200
Formele relaties
Zaaknummer
01227/99
Relevante informatie
Opiumwet [Tekst geldig vanaf 16-04-2024 tot 01-07-2025] art. 3

Inhoudsindicatie

-

Conclusie

Nr. 01227/99

mr N. Keijzer

zitting 5 september 2000

conclusie inzake

[Verdachte]

Edelhoogachtbaar College,

1. Bij uitspraak van 10 december 1998 heeft het Gerechtshof te Arnhem de

verdachte ter zake van “Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, eerste

lid, onder C van de Opiumwet gegeven verbod” veroordeeld tot een geldboete van

vijfhonderd gulden met verbeurdverklaring van enkele voorwerpen.

2. Tegen deze uitspraak heeft de verdachte cassatieberoep ingesteld. Namens

hem heeft mr L. de Leon, advocaat te Utrecht, twee middelen van cassatie

voorgesteld.

3. Het eerste middel klaagt over schending, door het Hof, van het

vertrouwensbeginsel. Ik versta het middel aldus dat het de klacht inhoudt dat het

Hof het namens de verdachte gevoerd verweer, dat erop neerkomt dat het

Openbaar Ministerie wegens schending van het vertrouwensbeginsel in de

strafvervolging niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, op ontoereikende grond

heeft verworpen.

4. Aan de verdachte is telastegelegd, kort gezegd, dat hij op of omstreeks 18

december 1996 in de gemeente Kampen opzettelijk bepaalde hoeveelheden

hennep en hashish aanwezig heeft gehad.

5. Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting van het Hof van 26 november

1998 heeft de raadsvrouw van de verdachte aldaar aangevoerd:

“Het openbaar ministerie doorkruist door in de onderhavige zaak te vervolgen het

volgens de landelijke richtlijn geldend algemeen gedoogbeleid ten aanzien van

coffeeshops. In deze richtlijn is immers bepaald dat in beginsel niet strafrechtelijk

zal worden opgetreden tegen coffeeshops met een handelsvoorraad beneden de

500 gram. Uit het proces-verbaal blijkt niet dat in de gemeente Kampen is

geopteerd voor de zogenaamde nul-optie. De drugsnota die de gemeente Kampen

in de zomer van 1997 had zullen publiceren is nog niet verscheen. Nu de

gemeente Kampen niet zichtbaar voor de nul-optie heeft gekozen, is de algemene

richtlijn van toepassing en aangezien is voldaan aan de voorwaarden waaronder

niet strafrechtelijk zal worden opgetreden, dient het openbaar ministerie in zijn

vervolging niet-ontvankelijk te worden verklaard. Mijn cliënt houdt zich aan het

landelijke gedoogbeleid. Hij heeft zijn coffeeshop sinds 18 december 1996

ongehinderd kunnen blijven exploiteren en daaruit mag een “gedogen” worden

afgeleid.”

6. Het Hof heeft dat verweer als volgt samengevat en verworpen:

“De raadsman heeft de ontvankelijkheid van de officier van justitie in zijn vervolging

bestreden op grond dat de vervolging het volgens de landelijke richtlijn geldende

gedoogbeleid zou doorkruisen.

Het hof verenigt zich daarmee niet. Er bestaat geen landelijk gedoogbeleid ten

aanzien van de exploitatie van zogenaamde coffeeshops. De landelijke richtlijn

(waarmee kennelijk bedoeld is de “Richtlijnen voor het opsporings- en

strafvorderingsbeleid inzake strafbare feiten van de Opiumwet” hierna “de

richtlijnen”) geeft in haar inleiding integendeel met zoveel woorden aan dat het

beleid met betrekking tot de coffeeshops wordt bepaald in het lokale

driehoeksoverleg.

Voorzover de richtlijnen al iets gedogen is dat niet de exploitatie van coffeeshops,

maar de vaststelling van lokaal gedoogbeleid. Onder bepaalde voorwaarden

(waarvan het hof aanneemt dat verdachte eraan voldoet) zal volgens punt 3.3 van

de richtlijnen niet strafrechtelijk worden opgetreden tegen coffeeshops die op

grond van het lokale driehoeksoverleg worden gedoogd.

Aan die laatste voorwaarde is in elk geval niet voldaan. Van de zijde van het

openbaar ministerie is betoogd dat het lokale driehoeksoverleg te Kampen tot een

nul-optie is gekomen. Van de zijde van de verdediging is dat bestreden met het

betoog dat van die nul-optie dan toch iets gepubliceerd zou moeten zijn. Wat

daarvan ook zij, de verdediging heeft niet aangevoerd en er is ook geen andere

reden voor de veronderstelling dat te Kampen een beleid vastgesteld zou zijn op

grond waarvan de onderhavige coffeeshop gedoogd zou worden. Bij gebreke

daarvan verzetten de richtlijnen zich niet tegen de onderhavige vervolging.

De verdediging heeft nog aangevoerd dat te Kampen feitelijk een gedoogbeleid

geldt nu verdachte zijn coffeeshop sinds 18 december ongehinderd heeft kunnen

blijven exploiteren. Daaruit mag volgens de verdediging een “gedogen” worden

afgeleid. Ook daarmee verenigt het hof zich niet. Met de onderhavige vervolging

heeft het openbaar ministerie duidelijk te kennen gegeven dat het verdachtes

coffeeshop helemaal niet wenst te gedogen en aan die duidelijkheid wordt niet

afgedaan door het feit dat men in afwachting op een eindbeslissing op die

vervolging geen verdere maatregelen heeft genomen.”

7. In het middel en de toelichting daarop wordt het standpunt ingenomen dat het

Hof aldus heeft miskend dat, omdat noch aan de inwoners van de gemeente

Kampen in het algemeen noch aan de verdachte in het bijzonder was bekend

gemaakt dat het driehoeksoverleg besloten had om gebruik te maken van de nul-

optie, de verdachte erop mocht vertrouwen dat er niet strafrechtelijk tegen hem

zou worden opgetreden.

8. De “Richtlijnen voor het opsporings- en strafvorderingsbeleid inzake strafbare

feiten van de Opiumwet”1 houden onder 3.3 onder meer in:

“Het aantal coffeeshops is in de afgelopen jaren enorm toegenomen. Mede door

de overlast die dat met zich mee brengt, is op steeds meer plaatsen de dringende

behoefte ontstaan om het aantal coffeeshops terug te dringen. In de inleiding is al

opgemerkt dat in het lokale driehoeksoverleg kan worden afgesproken dat in een

bepaalde gemeente in het geheel geen coffeeshops worden gedoogd.

(...)

Als de driehoek heeft gekozen voor de zogenoemde nul-optie, kan ook zonder

overschrijding van bovenstaande criteria strafrechtelijk worden opgetreden tegen

coffeeshops die zich toch in de gemeente vestigen. Het sluiten van een

coffeeshop is voorbehouden aan het lokale bestuur.”2

9. Door te overwegen:

“Wat daarvan ook zij, de verdediging heeft niet aangevoerd en er is ook geen

andere reden voor de veronderstelling dat te Kampen een beleid vastgesteld zou

zijn op grond waarvan de onderhavige coffeeshop gedoogd zou worden.”

heeft het Hof als zijn oordeel tot uitdrukking gebracht dat, ook zonder

bekendmaking van de keuze voor de nul-optie, een eventueel door de verdachte

gekoesterd vertrouwen dat hij niet zou worden vervolgd niet gerechtvaardigd kon

zijn, omdat er geen reden was voor de veronderstelling dat de onderhavige

coffeeshop zou worden gedoogd.

10. Dat oordeel acht ik niet zonder meer begrijpelijk. Aan de evenweergegeven

passage uit de “Richtlijnen” kan immers bezwaarlijk een andere betekenis worden

toegekend dan dat, indien de desbetreffende autoriteiten hebben gekozen voor de

nul-optie, tegen coffeeshops die zich toch in de gemeente vestigen -

strafrechtelijk kan worden opgetreden. Het Hof heeft echter niet vastgesteld dat de

onderhavige coffeeshop na de keuze van de autoriteiten voor de nul-optie in de

gemeente Kampen is gevestigd. Daarmee heeft het Hof de mogelijkheid

opengelaten dat de onderhavige coffeeshop ten tijde van die keuze reeds in

Kampen was gevestigd. Bij die laatste mogelijkheid valt, in het licht van de

evenweergegeven passage van de “Richtlijnen”, niet zonder meer in te zien

waarom bij stilzwijgen van de autoriteiten een door de verdachte gekoesterd

vertrouwen, (dat zijn coffeeshop mogelijkerwijs zal worden gesloten maar) dat hij

niet strafrechtelijk zal worden vervolgd, niet gerechtvaardigd kan zijn.

11. Ik acht de verwerping van het verweer dan ook ontoereikend gemotiveerd, en

het middel terecht voorgesteld.

12. Het tweede middel klaagt over een aan de verdachte opgelegde verplichting

tot betaling van een geldbedrag aan de staat ter ontneming van wederrechtelijk

verkregen voordeel. Bij de thans bestreden uitspraak is een zodanige verplichting

echter niet opgelegd. Dat middel treft derhalve geen doel.

13. Het eerste middel gegrond achtende concludeer ik tot vernietiging van de

bestreden uitspraak en verwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te

Leeuwarden, teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht

en afgedaan.

Voor de Procureur-Generaal

bij de Hoge Raad der Nederlanden

Waarnemend Advocaat-Generaal

1 Richtlijn van 10 september 1996, Stcrt 187, in werking

getreden op 1 oktober 1996. Deze Richtlijn moet worden

beschouwd als “recht in de zin van art. 99 RO”; HR 13

januari 1998, NJ 1998, 407.

2 Zie met betrekking tot het sluiten van een coffeeshop i.v.m. de nul-optie de in de

toelichting op het middel vermelde beslissing van de Afdeling bestuursrechtspraak

van de Raad van State van 22 mei 1997, AB 1997/299 m.nt. FM.