Parket bij de Hoge Raad, 06-02-2001, AA9812, 02082/00
Parket bij de Hoge Raad, 06-02-2001, AA9812, 02082/00
Gegevens
- Instantie
- Parket bij de Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 6 februari 2001
- Datum publicatie
- 16 augustus 2001
- ECLI
- ECLI:NL:PHR:2001:AA9812
- Formele relaties
- Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2001:AA9812
- Zaaknummer
- 02082/00
- Relevante informatie
- Leerplichtwet 1969 [Tekst geldig vanaf 01-01-2024] art. 2
Inhoudsindicatie
-
Conclusie
Nr. 02082/00
Mr Machielse
Zitting: 7 november 2000
Conclusie inzake:
[Verzoeker=verdachte
Edelhoogachtbaar College,
1. Bij een op 11 januari 2000 door de rechtbank te ‘‘s-Gravenhage gewezen mondeling vonnis is verzoeker ter zake van “overtreding van het bepaalde bij artikel 2 lid 1 van de Leerplichtwet 1969” veroordeeld tot een geldboete van ƒ 500,-- , subsidiair tien dagen hechtenis.
2. Van verzoeker is tijdig een geschrift ingekomen waarin deze - zakelijk weergegeven - zijn in feitelijke aanleg ter zitting gevoerde betoog in hoofdlijnen herhaalt.
3. Allereerst verdient ambtshalve het volgende de aandacht. De hiervoor onder 1 bedoelde aantekening mondeling vonnis behelst, in tegenstelling tot hetgeen daarin is vermeld, niet een ingevoegde fotokopie van de tenlastelegging, bevattende de (uitgestreepte) bewezenverklaring. Navraag bij het Haagse parket leerde mij dat zich in het schaduwdossier van verzoeker evenmin een dergelijke bewezenverklaring bevindt. Het vonnis lijdt dan ook om deze reden aan nietigheid.
4.1. Ambtshalve en naar aanleiding van verzoekers geschrift merk ik, hoewel ten overvloede gelet op het vorenoverwogene, tot slot nog het volgende op. Verzoeker heeft blijkens het proces-verbaal in hoger beroep aldaar bekend dat hij zijn onder zijn gezag vallende dochter [..] van 5 december 1996 tot en met 20 december 1996 niet naar haar school in Den Haag heeft laten gaan, terwijl zij leerplichtig was en stond ingeschreven bij die school.
Blijkens dat proces-verbaal heeft verzoeker aldaar voorts nog het volgende verklaard:
Ik heb 11 jaar in Zuid Afrika gewoond. Ik liep in 1996 al een jaar zonder werk. En er was een kans dat ik in Zuid Afrika weer werk zou kunnen krijgen. Wij zijn toen met het gezin naar Zuid Afrika gegaan om te kijken hoe het hen daar eventueel zou bevallen als ik daar ging werken. Ik ben eerlijk geweest en heb de school de reden vermeld waarom zij niet naar school kon komen. Ik kon [de dochter] nergens anders onderbrengen (curs. door mij; A.M.). Mijn vrouw had heimwee en daarom is de baan in Zuid Afrika niet doorgegaan. We waren in 1984 ook al teruggekomen omdat mijn vrouw niet kon wennen aan het leven in Zuid Afrika. Ik dacht het is nu zoveel verder misschien lukt het haar wel. Daarom nam ik mijn gezin mee voor sollicitatie. Ik heb geen bezwaarschrift tegen mijn afwijzing van de leerplichtambtenaar gedaan omdat alles geregeld was. We hadden al tickets voor vertrek op 5 december 1996. Het bedrijf waar ik solliciteerde maakte uit wanneer ik moest komen. Ik kon niet in de Kerstvakantie want in Zuid Afrika is het in december zomer en iedereen heeft vakantie tot en met de kerst (curs. door mij; A.M.). Ik heb de baan in Zuid Afrika niet genomen omdat mijn vrouw terug wilde naar Nederland. Nu heb ik werk in Nederland gevonden.
Ik vond het een dringende noodzaak omdat ik al een jaar zonder werk zat (curs. door mij; A.M.).
4.2. Het aangevoerde ten aanzien van verzoekers sollicitatiedoeleinden, in samenhang beschouwd met verzoekers stelling dat hij zijn dochter in de desbetreffende periode nergens anders heeft kunnen onderbrengen, is mijns inziens bezwaarlijk anders te verstaan dan als een beroep op “gewichtige omstandigheden” als bedoeld in de (vrijstellings)bepaling van art. 11, aanhef en onder sub g van de Leerplichtwet 1969. Weliswaar heb ik in de jurisprudentie van de Hoge Raad niet een vergelijkbaar geval aangetroffen waaruit volgt dat een verweer als het onderhavige in de ogen van de Hoge Raad gehonoreerd dient te worden, maar dat ontslaat de rechter - hoe dan ook - niet van zijn verplichting op een dergelijk behoorlijk geadstrueerd verweer te responderen. De bestreden uitspraak houdt hieromtrent evenwel niet een gemotiveerde beslissing in. Voorzover verzoeker hierover heeft bedoeld te klagen in zijn geschrift meen ik dan ook dat die klacht terecht is voorgesteld.
5. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar de rechtbank te ’s-Gravenhage teneinde met inachtneming van het arrest van de Hoge Raad op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden,