Parket bij de Hoge Raad, 14-09-2001, AB3097, C99/327HR
Parket bij de Hoge Raad, 14-09-2001, AB3097, C99/327HR
Gegevens
- Instantie
- Parket bij de Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 14 september 2001
- Datum publicatie
- 14 september 2001
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:PHR:2001:AB3097
- Formele relaties
- Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2001:AB3097
- Zaaknummer
- C99/327HR
Inhoudsindicatie
-
Conclusie
Mr. A.S. Hartkamp
nr. C99/327HR
zitting 27 april 2001
Conclusie inzake
De gemeente Weert
tegen
[Verweerder] c.s.
Edelhoogachtbaar College,
Feiten en procesverloop
Voor de feiten verwijs ik naar het arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 12 juli 1999 (r.o. 4.1).
De Gemeente heeft tijdig drie middelen van cassatie voorgesteld, waarvan de middelen I en II zijn ingetrokken nadat de Hoge Raad uitspraak heeft gedaan in de zaak Breezand/Gemeente Veere (HR 17 nov. 2000, RvdW 200, 231).
Middel III wordt m.i. terecht voorgesteld. Het hof heeft vastgesteld dat de gemeente Weert (eiseres tot cassatie) in verband met de bouw van een aantal woningen met makelaar [betrokkene A] en [bouwbedrijf F] een exploitatieovereenkomst heeft gesloten, die nietig is omdat daarin de bepalingen van de toepasselijke exploitatieverordening niet in acht zijn genomen. De exploitatiebijdrage ad ( 603.000,- (excl. BTW) is daarom onverschuldigd betaald. Vgl. over deze problematiek HR 16 febr. 1996, NJ 1996, 608 m.nt. Backes (van Lieshout/Uden) en het reeds vermelde arrest HR 17 nov. 2000, RvdW 2000, 231 (Breezand/Veere). [Betrokkene A] heeft het aan hem toekomende gedeelte van de vordering uit onverschuldigde betaling (zijnde 50%) gecedeerd aan [verweerder] c.s., de eisers tot cassatie en kopers van de woningen, te wier laste de exploitatiebijdrage is gekomen. [Verweerder] c.s. hebben in deze procedure terugbetaling gevorderd van de exploitatiebijdrage voor zover zij daardoor niet zijn gebaat. Daartoe hebben zij op het bedrag van de exploitatiebijdrage in mindering gebracht het bedrag dat de Gemeente wèl op grond van de exploitatieverordening had kunnen vorderen.
Over de omvang van de kosten die de Gemeente had mogen vorderen heeft zich een discussie tussen partijen ontwikkeld. Voor de vindplaatsen in de gedingstukken verwijs ik naar de schriftelijke toelichtingen aan de zijde van de Gemeente (nr. 8 e.v.) en aan de zijde van [verweerder] c.s. (noot 7). Zonder op deze discussie in te gaan heeft het hof de door eisers gevorderde bedragen toegewezen, terwijl indien de stellingen van de Gemeente juist zijn, die bedragen niet voor het geheel hadden kunnen worden toegewezen.
Het middel klaagt hierover terecht. Immers, niet kan worden gezegd dat de desbetreffende stellingen van de Gemeente onvoldoende zijn gespecificeerd, evident onjuist zijn of dat hun onjuistheid zou voortvloeien uit hetgeen ten processe is komen vast te staan. Het arrest is op dit punt ontoereikend gemotiveerd; na vernietiging zal deze kwestie nader moeten worden onderzocht.
Conclusie
De conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest en tot verwijzing van de zaak ter verdere behandeling en beslissing.
De Procureur-Generaal bij de
Hoge Raad der Nederlanden