Home

Parket bij de Hoge Raad, 06-05-2003, AF3826, 01422/01 B

Parket bij de Hoge Raad, 06-05-2003, AF3826, 01422/01 B

Gegevens

Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Datum uitspraak
6 mei 2003
Datum publicatie
6 mei 2003
ECLI
ECLI:NL:PHR:2003:AF3826
Formele relaties
Zaaknummer
01422/01 B
Relevante informatie
Wetboek van Strafvordering [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-07-2024] art. 116, Wetboek van Strafvordering [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-07-2024] art. 552a

Inhoudsindicatie

-

Conclusie

Nr. 01422/01 B

Mr Wortel

Parket, 21 januari 2003

Conclusie inzake:

[verzoeker=klager]

1. Het cassatieberoep richt zich tegen een beschikking van de Arrondissementsrechtbank te Roermond van 1 mei 2001 waarbij een beklag strekkende tot teruggave van een personenauto aan verzoeker ongegrond is verklaard.

2. Namens verzoeker heeft mr. A.H.M.J.F. Piëtte, advocaat te Roermond, een middel van cassatie voorgesteld.

Uit de schriftuur blijkt overigens niet dat deze is ingediend door een daartoe gemachtigde advocaat. Ik heb mr. Piëtte, die de bij de schriftuur behorende aanbiedingsbrief ondertekende, in de gelegenheid gesteld schriftelijk op te geven of de schriftuur door hem is ingediend en ondertekend, en of hij hiertoe bepaaldelijk was gevolmachtigd. Daarop is een brief ontvangen van mr. F. Dronkers, advocaat te Roermond, waarin is medegedeeld dat mr. Piëtte inmiddels de advocatuur heeft verlaten, maar dat de schriftuur inderdaad door mr Piëtte, als daartoe bepaaldelijk gevolmachtigde, is ingediend en ondertekend.

3. Het middel bevat de klacht dat bij de beoordeling van het klaagschrift een onjuiste maatstaf is aangelegd, omdat de Rechtbank verzoekers aanspraak op de auto die hem in Italië is geleverd heeft beoordeeld aan de hand van art. 3:86, derde lid, BW, terwijl naar Italiaans recht vastgesteld had moeten worden of de oorspronkelijke eigenaar zijn eigendomsrecht jegens verzoeker kan uitoefenen.

4. Het middel zou geen doel kunnen treffen. Bij een beklag als het onderhavige, waarbij de beslagene opkomt tegen het voornemen van de officier van justitie om het inbeslaggenomen voorwerp terug te geven aan een derde/belanghebbende, zal de rechter moeten beoordelen of het op het eerste gezicht redelijk en maatschappelijk niet onverantwoord is de inbeslaggenomen zaak aan deze derde/belanghebbende, en niet aan de beslagene, af te geven.

5. Bij zijn beoordeling aan de hand van die maatstaf zal de rechter zonodig civielrechtelijke aspecten mogen betrekken (vgl HR NJ 1993, 662), maar het is niet zijn taak eigendomskwesties te beslechten. De Rechtbank kon volstaan met de vaststelling dat het een gestolen auto betreft en dat de eigenaar gedurende drie jaar na de diefstal deze als zijn eigendom kan opeisen, terwijl verzoeker, nu hij de auto niet bij een reguliere autohandel heeft gekocht en gelet op hetgeen hij omtrent de koop en levering van de auto heeft verklaard, niet beschermd wordt tegen de aanspraken van de verzekeraar die in de rechten van de oorspronkelijke eigenaar is getreden.

6. De politierechter in de Arrondissementsrechtbank heeft, blijkens mededelingen van de griffie, in de onderliggende strafzaak tegen verzoeker uitspraak gedaan op 22 augustus 2002. Daarbij is de teruggave van de inbeslaggenomen auto aan de rechtmatige eigenaar, zijnde de Italiaanse verzekeringsmaatschappij, gelast. Tegen het vonnis heeft verzoeker hoger beroep ingesteld. Hieruit vloeit voort dat verzoeker geen belang meer heeft bij dit cassatieberoep, zodat hij daarin niet-ontvankelijk verklaarde zal moeten worden.

7. Deze conclusie strekt ertoe dat verzoeker niet-ontvankelijk zal worden verklaard in dit cassatieberoep.

De Procureur-Generaal

bij de Hoge Raad der Nederlanden