Parket bij de Hoge Raad, 22-12-2006, AZ3679, C06/175HR
Parket bij de Hoge Raad, 22-12-2006, AZ3679, C06/175HR
Gegevens
- Instantie
- Parket bij de Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 22 december 2006
- Datum publicatie
- 22 december 2006
- ECLI
- ECLI:NL:PHR:2006:AZ3679
- Formele relaties
- Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2006:AZ3679
- Zaaknummer
- C06/175HR
- Relevante informatie
- Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025] art. 42, Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025] art. 56, Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025] art. 63, Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025] art. 407
Inhoudsindicatie
Procesrecht. Cassatie, verstekverlening, exploot van dagvaarding met formeel gebrek, relatieve nietigheid, herstel; verstekweigering, EG-Betekeningsverordening, betekening aan kantooradres procureur uit de vorige instantie zonder overlegging stukken waaruit blijkt dat binnen 14 dagen verzending ter betekening aan de Duitse ontvangende instantie is gevolgd, herstel niet mogelijk.
Conclusie
C06/175HR
mr. Keus
Zitting 24 november 2006
Conclusie op verstek inzake
de gezamenlijke erfgenamen van [betrokkene 1]
(hierna: de erfgenamen)
eisers tot cassatie
tegen
1) de naamloze vennootschap Bührmann N.V., voorheen de naamloze vennootschap Koninklijke KNP BT
2) de vennootschap naar het recht van Duitsland Stora Feldmuehle AG
verweersters in cassatie
1. Bij exploot van 22 mei 2006 hebben de erfgenamen verweersters in cassatie doen dagvaarden tegen de terechtzitting van de Hoge Raad van 30 juni 2006. De dagvaarding werd betekend aan het kantooradres van mr. P. Glazener aan de Apollolaan 15 te 1077 AB Amsterdam, alwaar beide verweerders volgens de cassatiedagvaarding in vorige instantie woonplaats hadden gekozen.
2. Noch op de zitting van 30 juni 2006, noch op de zittingen van 14 juli 2006 en 11 augustus 2006, waartegen de zaak vervolgens voor beraad conclusie op verstek, respectievelijk conclusie op verstek, werd aangehouden, zijn verweersters verschenen.
3. Ter zitting van 11 augustus 2006 heeft mijn ambtgenoot mr. Huydecoper mondeling op het verzoek, strekkende tot verstekverlening tegen beide verweersters, geconcludeerd. Daarbij werd gesignaleerd dat:
a) de eisers tot cassatie in strijd met het voorschrift van art. 45 lid 2 sub b Rv niet met vermelding van naam, voornamen en woonplaats zijn aangeduid;
b) onduidelijk is waarop de in de cassatiedagvaarding vermelde domiciliekeuze van verweersters ten kantore van mr. Glazener berust, nu het bestreden arrest van het hof 's-Hertogenbosch van 21 februari 2006 slechts mr. J.E. Lenglet (die te 's-Hertogenbosch kantoor houdt) als procureur van beide verweersters noemt;
c) er een discrepantie is tussen de in de cassatiedagvaarding vermelde vestigingsplaats van verweerster sub 1 (Hilversum) en de in het bestreden arrest van deze verweerster vermelde vestigingsplaats (Amsterdam);
d) niet duidelijk is of ten aanzien van verweerster sub 2 betekening overeenkomstig de EG-Betekeningsverordening (vergelijk art. 56 Rv) heeft plaatsgevonden.
De conclusie strekte tot vaststelling van een nieuwe rechtsdag (29 september 2006), waartegen de erfgenamen het gebrek bedoeld onder a) zouden moeten herstellen, met betrekking tot het gestelde onder b) en c) opheldering zouden moeten geven en eventuele gebreken zouden moeten herstellen en met betrekking tot het gestelde onder d) eveneens opheldering zouden moeten geven, echter onder aantekening dat in voorkomend geval herstel van het achterwege laten van een betekening overeenkomstig art. 56 Rv in verband met HR 24 juni 2004, NJ 2004, 451, niet mogelijk zal zijn.
4. Bij brief van 28 september 2006 heeft de advocaat van eisers de rolraadsheer bericht dat:
a) hij inmiddels herstelexploten met vermelding van naam, voornamen en woonplaats van de erfgenamen had laten uitgaan;
b) de domiciliekeuze van verweersters ten kantore van mr. Glazener uit hun appeldagvaarding blijkt;
c) de vermelding van de vestigingsplaats Hilversum van verweerster sub 1 op een vergissing berust en deze vestigingsplaats Amsterdam moet zijn;
d) de cassatiedagvaarding van verweerster sub 2 van een Duitse vertaling is voorzien en volgens de EU-Verordening wordt betekend.
In verband met de verschijntermijnen werd tevens een nader uitstel tot de zitting van 17 november 2006 verzocht, in welk uitstel ter zitting van 29 september 2006 is bewilligd.
Nadien werden nog stukken ontvangen waaruit kan worden opgemaakt dat betekening overeenkomstig de EG-Betekeningsverordening van de gerectificeerde cassatiedagvaarding van verweerster sub 2 op 6 oktober 2006 een aanvang heeft genomen en blijkens bericht van het Amtsgericht Düsseldorf van 7 november 2006 door uitreiking op 30 oktober 2006 te Düsseldorf is vervolgd.
5. Ter zitting van 17 november 2006 heb ik mondeling geconcludeerd dat, naar zich laat aanzien, de oorspronkelijke cassatiedagvaarding van verweerster sub 2 - kennelijk op de voet van art. 63 lid 1 Rv - ten kantore van mr. Glazener is betekend, zonder dat tevens binnen veertien dagen nadien een aanvang is gemaakt met betekening overeenkomstig de EG-Betekeningsverordening, een en ander overeenkomstig HR 17 januari 2003, NJ 2003, 113, m.nt. PV, maar dat de erfgenamen, indien dit laatste toch anders zou zijn, zulks binnen acht dagen kunnen kenbaar maken. Voorts heb ik om een afschrift van de ten verzoeke van verweersters uitgebrachte appeldagvaarding gevraagd, omdat zonder dat stuk de gestelde domiciliekeuze bij mr. Glazener niet kan worden geverifieerd.
6. Er heeft mij geen informatie bereikt waaruit kan worden afgeleid dat binnen de door de Hoge Raad voorgeschreven termijn van veertien dagen, te rekenen vanaf de betekening op de voet van art. 63 lid 1 Rv van de oorspronkelijke dagvaarding op 22 mei 2006, betekening van de dagvaarding van verweerster sub 2 overeenkomstig de EG-Betekeningsverordening een aanvang heeft genomen. Zoals reeds ter zitting van 14 augustus 2006 is aangegeven, leent dit gebrek zich niet voor herstel, ook niet door na ommekomst van de cassatietermijn een herstelexploot alsnog overeenkomstig die verordening te doen betekenen. Tegen verweerster sub 2 kan daarom geen verstek worden verleend.
7. Uit het inmiddels ontvangen afschrift van de gevraagde appeldagvaarding blijkt dat verweersters daarin mede ten kantore van hun advocaat mr. P. Glazener domicilie hadden gekozen. Als met betekening van de oorspronkelijke cassatiedagvaarding aan het kantooradres van mr. Glazener al niet aan het voorschrift van art. 63 lid 1 Rv is voldaan, is althans onaannemelijk dat het exploot van dagvaarding verweerster sub 1 als gevolg van die wijze van betekening niet heeft bereikt; een eventueel aan die wijze van betekening klevend gebrek zou zich daarom hoe dan ook voor herstel hebben geleend. Dit laatste is van belang, omdat het herstelexploot dat bestemd is voor verweerster sub 1 op 28 september 2006 niet aan het kantooradres van mr. Glazener, maar (kennelijk zekerheidshalve) aan het kantooradres van de vennootschap te Amsterdam is betekend, waarbij is gesproken met en een afschrift van het exploot van dagvaarding is gelaten aan een aldaar werkzame employee. Die wijze van betekening is correct, zodat verstek tegen verweerster sub 1 naar mijn mening thans kan worden verleend.
8. Het is op bovenstaande gronden dat mijn conclusie strekt:
- tot verlening van het gevraagde verstek tegen verweerster sub 1;
- tot weigering van het gevraagde verstek tegen verweerster sub 2.
De Procureur-Generaal bij de
Hoge Raad der Nederlanden,
Advocaat-Generaal