Parket bij de Hoge Raad, 28-03-2008, BC3379, C06/320HR
Parket bij de Hoge Raad, 28-03-2008, BC3379, C06/320HR
Gegevens
- Instantie
- Parket bij de Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 28 maart 2008
- Datum publicatie
- 28 maart 2008
- ECLI
- ECLI:NL:PHR:2008:BC3379
- Formele relaties
- Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2008:BC3379
- Zaaknummer
- C06/320HR
- Relevante informatie
- Wet op de rechterlijke organisatie [Tekst geldig vanaf 01-07-2023] art. 81
Inhoudsindicatie
Arbeidsrecht. Werkgeversaansprakelijkheid voor de door werknemer als laborant in de uitoefening van zijn werkzaamheden geleden gezondheidsschade; zorgplicht werkgever ex art. 7:658 (81 RO)
Conclusie
Rolnr C06/320HR
mr. J. Spier
Zitting 25 januari 2008
Conclusie inzake
[Eiseres]
(hierna: [eiseres])
tegen
De Stichting Nederlandse Algemene Keuringsdienst voor Zaaizaad en Pootgoed van Landbouwgewassen
(hierna: NAK)
1. Inleiding (voor de Hoge Raad)
1.1 Het cassatieberoep in deze zaak leidt tot niets gezien het ondeugdelijke middel; zie onder 4. Kennisneming van de §§ 2 en 3 is daarom niet noodzakelijk.
1.2.1 Dat ik de zaak nochtans heb "opgezet", houdt verband met de aard van het geschil. Voor een justitiabele die zich tot een (cassatie)advocaat wendt, griffierecht betaalt en onvermijdelijk wordt geconfronteerd met een proceskostenveroordeling is, in een zaak waarvan de inzet beweerde letselschade is, weinig bevredigend slechts te vernemen dat het middel tekortschiet.
1.2.2 Dat klemt eens te meer nu ik er, na lezing van de stukken, zeker niet van overtuigd ben dat voor het standpunt van [eiseres] niets valt te zeggen. Zij dreigt met name het slachtoffer te worden van de uiterst lapidaire cassatieklachten, de weinig heldere en naar het lijkt niet erg consistente stellingen die namens haar in deze procedure zijn betrokken en een ietwat formele benadering van het Hof. Ik heb daarom gezocht naar wegen om, als Uw Raad daartoe aanleiding zou zien, tot vernietiging te komen. Het is evenwel een heksentoer daartoe te geraken.
2. Feiten
2.1 In cassatie kan worden uitgegaan van de feiten zoals vastgesteld door het Hof Arnhem in rov. 3 van zijn arrest van 16 juli 2006.
2.2 NAK houdt zich onder meer bezig met het analyseren van zaaizaad. Zij exploiteert daartoe tot eind 1998 een laboratorium in Ede. Vanaf eind 1997 bracht NAK haar laboratoriumactiviteiten geleidelijk over naar Emmeloord.
2.3 Onderdeel van het laboratorium in Ede was een schoningsafdeling.
2.4 Afzuiginstallaties zorgen voor het verwijderen van het stof dat bij het schonen vrijkomt. In november 1997 sloot NAK in ieder geval een deel van de afzuiginstallaties in de schoningsafdeling in Ede af in verband met de verhuizing naar Emmeloord. De schoningswerkzaamheden in Ede gingen door tot - in ieder geval - januari 1998.
2.5 In het verslag van een werkoverleg van het laboratorium te Ede van maandag 10 november 1997 staat onder meer dat de stofafzuiging op dat moment absoluut onvoldoende is en, als alles goed gaat, op woensdag 12 augustus 1997 weer zal werken. In een verslag van 17 november 1997 staat dat de stofafzuiging "in tegenstelling tot gedane beloften nog steeds niet zo [werkt] als redelijkerwijze verwacht mag worden" en dat de medewerkers er behoorlijk veel last van hebben. In een verslag van 21 november 1997 staat dat de stofafzuiging "nu redelijk [werkt]". In een verslag van 16 december 1997 staat dat de PAV veldbeemd monsters op dat moment worden geschoond, maar dat dit "vanwege de niet goed functionerende stofafzuiging [...] een groot probleem voor de betrokkenen op de afdeling schoning [is]".
2.6 [Eiseres] was (in elk geval) van 17 juli 1997 tot en met 23 december 1998 als analiste bij NAK werkzaam op de schoningsafdeling in Ede. Op 26 april 1999 werd zij arbeidsongeschikt.
2.7 In een brief van 20 juli 1999 aan P.J.H.A. Jansen (arts) concludeerde dr. J.N. Stolk (reumatoloog) dat [eiseres] gewrichtsklachten aan handen en polsen had en dat nog geen klassificerende diagnose was vast te stellen.
2.8 In een brief van 22 februari 2000 aan Jansen concludeerde dr Stolk dat het bij [eiseres] waarschijnlijk "toch" om een fibromyalgiesyndroom gaat.
3. Procesverloop
3.1.1 Bij exploot van 8 december 2003 heeft [eiseres] NAK doen dagvaarden voor de Rechtbank Zwolle (kanton Lelystad). [Eiseres] vordert veroordeling van NAK tot betaling van een voorschot van € 10.000 terzake van (im)materiële schadevergoeding en kosten (rechts)bijstand, alsmede de schade als gevolg aantasting van haar gezondheid, nader op te maken bij staat, zulks met nevenvorderingen.
3.1.2 [Eiseres] heeft, naast de onder 2 vermelde feiten, onder meer aan haar vordering ten grondslag gelegd dat NAK haar zorgverplichting heeft geschonden doordat sinds oktober 1997 geen 'perfect functionerende afzuiginstallatie' meer op de werkplek aanwezig was. Door het ontbreken van een goede afzuiginstallatie is [eiseres] blootgesteld aan schimmels en endotoxinen die hebben geleid tot gezondheidsschade.
3.2 NAK heeft de vordering bestreden. Zij stelt zich - samengevat - op het standpunt dat zij haar zorgverplichting is nagekomen en dat de door [eiseres] gestelde schade geen verband houdt met de uitoefening van haar werkzaamheden. [Eiseres] is immers op 28 juli 1997 - voordat er problemen waren met de afzuiginstallatie - ziek geworden. Zij was pas op 28 maart 1998 weer volledig arbeidsgeschikt zodat zij geen werkzaamheden heeft verricht op het moment dat er problemen waren met de afzuiginstallatie.
3.3 De Kantonrechter heeft de vordering bij vonnis van 7 juli 2004 afgewezen, onder meer omdat [eiseres] haar vordering onvoldoende had onderbouwd.
3.4 [Eiseres] heeft hoger beroep ingesteld. NAK heeft het beroep bestreden.
3.5 Het Hof heeft het bestreden vonnis bekrachtigd. Het Hof heeft hiertoe, voor zover van belang, overwogen:
"4.5 Voorop staat dat, ingevolge het in artikel 7:658 lid 2 BW bepaalde, de werkgever jegens de werknemer aansprakelijk is voor de schade die de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden lijdt, tenzij hij aantoont dat hij de lokalen, werktuigen en gereedschappen waarin of waarmee hij de arbeid doet verrichten, op zodanige wijze heeft ingericht en onderhouden, alsmede voor het verrichten van de arbeid zodanige maatregelen heeft getroffen en aanwijzingen heeft verstrekt, als redelijkerwijs nodig is om te voorkomen dat de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade lijdt. (..) De bewijslast rust derhalve op de werkgever. De werknemer moet dan wel gemotiveerd stellen en zo nodig bewijzen dat hij gedurende zijn werkzaamheden aan voor de gezondheid gevaarlijke stoffen is blootgesteld. Voorts moet hij stellen en zo nodig aannemelijk maken dat hij lijdt aan een ziekte of gezondheidsklachten die door die blootstelling kunnen zijn veroorzaakt (laatstelijk HR 23 juni 2006, NJ 2006, 354).
4.6 Naar het oordeel van het hof stuit de vordering van [eiseres] op deze laatste eis af. Tussen partijen staat vast dat de afzuiginstallatie tot november 1997 goed heeft gefunctioneerd en dat (in ieder geval) vanaf maart 1998 in het laboratorium in Ede geen schoningswerkzaamheden meer zijn verricht, alsmede dat [eiseres] uitsluitend in Ede en niet in Emmeloord heeft gewerkt. Voorts heeft NAK gesteld dat [eiseres] van 28 juli 1997 tot 28 maart 1998 wegens een niet aan de arbeid gerelateerde ziekte afwezig is geweest. [Eiseres] heeft dat onvoldoende gemotiveerd weersproken. Dit brengt mee dat zij niet in de schoningsafdeling heeft gewerkt in de periode waarin de afzuiging onvoldoende zou hebben gefunctioneerd. Aldus heeft zij, wat er zij van het antwoord op de vraag of zij aan het fibromyalgiesyndroom lijdt en op de vraag of endotoxinen en andere bij het werk in de schoningsafdeling van de NAK vrijkomende stoffen dit syndroom kunnen veroorzaken, onvoldoende gesteld om tot het oordeel te kunnen leiden, of zelfs haar tot het bewijs toe te laten, dat dit of een ander gebrek in de uitoefening van de werkzaamheden bij de NAK is ontstaan."
3.6 [Eiseres] heeft tijdig cassatieberoep ingesteld.(1) NAK heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. Partijen hebben hun standpunt schriftelijk toegelicht. [Eiseres] heeft nog gerepliceerd.
4. Bespreking van het middel
4.1 Het middel komt op tegen rov. 4.5 en 4.6. Onder het kopje toelichting ventileert het twee klachten:
a. [Eiseres] heeft in appèl haar stellingen herhaald, daaronder begrepen de stelling dat zij in de betrokken periode werkzaam was op de litigieuze afdeling; aldus is de stelling van NAK voldoende weersproken;
b. zij heeft bewijs van haar stellingen aangeboden; dat bewijs hield, zo begrijp ik, mede in dat zij in de betrokken periode werkzaam was op de afdeling in Ede. Dit bewijsaanbod geldt als een voldoende weerspreking; het is ook voldoende.
4.2 Deze klachten voldoen op grond van vaste rechtspraak niet aan de eisen van art. 407 lid 2 Rv. nu niet wordt aangegeven waar in de gedingstukken deze stellingen worden betrokken. Zo'n tekortkoming kan niet bij s.t. worden hersteld en al helemaal niet bij repliek.
4.3 Voor zover het middel bedoelt aan te voeren dat een niet nader aangekleed bewijsaanbod een overigens ontoereikende stelling wél toereikend maakt, mislukt het. Dat spreekt voor zich.
4.4 Overigens is niet juist dat [eiseres] in appèl naar haar stellingen in prima heeft verwezen en deze onverkort heeft gehandhaafd. De (op dit punt) weinig heldere inleidende dagvaarding wekt de indruk dat [eiseres] tot april 1999 werkzaam is geweest voor NAK; in elk geval valt er niet uit af te leiden dat ze een deel van de door het Hof genoemde periode, al dan niet ten dele, arbeidsongeschikt is geweest. Dat valt af te leiden uit het:
a. het betoog onder 1 sub b: ze is in april 1999 arbeidsongeschikt geworden;
b. in november 1997 is ze op het laboratorium te Ede begonnen, terwijl ze in mei 1997(2) over gaat naar de schoningsafdeling; onder 2.
4.5 In de mvg wordt, zonder enige verdere uitleg, betoogd dat [eiseres] "vanaf 8 december 1997, toen zij aanvankelijk het(3) werkzaamheden voor 50% en vanaf 8 januari 1998 voor 100% heeft hervat" (blz. 2 bovenaan).
4.6.1 Het valt te billijken dat het Hof deze uiteenzettingen, zeker in onderlinge samenhang, kwalificeert als onvoldoende. Het Hof heeft, allicht hoffelijkheidshalve, niet gewezen op de zojuist gesignaleerde tegenstrijdigheid.
4.6.2 Hieraan doet niet af dat een van de producties bij mvg (het werkoverlegverslag van 17 november 1997) enige steun biedt aan [eiseres]' stelling. Dat het Hof daaraan voorbij heeft gezien, is niet onbegrijpelijk omdat:
a. de mvg niet aangeeft waarom dit stuk van belang zou zijn;
b. een andere passage uit dat bij mvg in geding gebrachte verslag in fel geel is omlijnd,(4) waaruit het Hof allicht de conclusie heeft getrokken dat het [eiseres] om die passage ging.
Hoe dit ook zij, het middel gaat op dit stuk niet in. De repliek doet dat wel, maar dat is tardief, zoals algemeen wordt aangenomen en trouwens ook vaste rechtspraak is.
4.7 (Ook) met betrekking tot het bewijsaanbod geeft het middel een verkeerde voorstelling van zaken. De mvg begint op blz. 2 met een algemeen bewijsaanbod met de toevoeging "zoals hierna nader wordt gespecificeerd". Die "nadere specificatie" wordt kennelijk gegeven op blz. 10. Deze heeft evenwel, naar ik begrijp, slechts betrekking op de toereikendheid van de afzuiginstallatie. Zelfs met maximaal goede wil is onmogelijk uit hetgeen daar staat af te leiden dat het eveneens ziet op de kwestie die in cassatie aan de orde is.
4.8 Ik heb me nog de vraag gesteld of het middel zo zou kunnen worden gelezen dat het Hof ten onrechte nadere eisen heeft gesteld aan de stelplicht van [eiseres] nu NAK haar stelling dat [eiseres] in de betrokken periode arbeidsongeschikt was onvoldoende heeft onderbouwd. Dit zou moeten worden afgeleid uit de woordjes "ook niet onderbouwde" in de tweede alinea van de toelichting.
4.9 Bij een dergelijke klacht zou [eiseres] m.i. weinig garen spinnen. Niet alleen omdat het al een hele stap is de zeer concrete stelling van NAK ontoereikend te achten, maar vooral omdat de stellingen van [eiseres] in prima onhelder zijn en omdat zij niet goed sporen met de stellingname in de mvg.
4.10 Voor zover de s.t. onder 11 en de repliek nog meer of andere klachten proberen te uiten, moet daaraan voorbij worden gegaan omdat deze in de cassatiedagvaarding moeten zijn opgenomen, zoals duidelijk in art. 407 lid 2 Rv. is te lezen.
4.11 Bij deze stand van zaken is, in het licht van de klachten waartoe de Hoge Raad zich in het wettelijk stelsel moet beperken, geen andere conclusie mogelijk dan dat het middel mislukt. De zaak kan worden afgedaan op de voet van art. 81 RO.
Conclusie
Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal bij de
Hoge Raad der Nederlanden,
Advocaat-Generaal
1 De aanhef van de s.t. lijkt erop te wijzen dat mr Van der Meulen meent dat cassatieberoep bij een Hof wordt ingesteld.
2 Dat is onbegrijpelijkheid, maar het staat er zo. In de mvg op blz. 1 wordt betoogd dat met november 1997 is bedoeld 1996.
3 Ook dit is geen typefout mijnerzijds.
4 De omlijning komt alleen voor in het B-dossier. Het ligt niet terstond voor de hand dat zij van NAK afkomstig is. Hoe dat zij: het argument is niet dragend voor de in deze conclusie bereikte slotsom.