Home

Parket bij de Hoge Raad, 27-02-2009, BG9914, 08/03480

Parket bij de Hoge Raad, 27-02-2009, BG9914, 08/03480

Gegevens

Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Datum uitspraak
27 februari 2009
Datum publicatie
27 februari 2009
ECLI
ECLI:NL:PHR:2009:BG9914
Formele relaties
Zaaknummer
08/03480
Relevante informatie
Faillissementswet [Tekst geldig vanaf 01-01-2025 tot 15-11-2025] art. 285, Faillissementswet [Tekst geldig vanaf 01-01-2025 tot 15-11-2025] art. 287, Wet op de rechterlijke organisatie [Tekst geldig vanaf 01-07-2023] art. 81

Inhoudsindicatie

WSNP. Afwijzing verzoek tot definitieve toelating tot de schuldsaneringsregeling op grond van art. 287 lid 2 F. wegens niet-nakoming door de schuldenaar van de verplichting om de in art. 285 lid 1 sub f bedoelde verklaring bij het verzoekschrift te voegen (81 RO).

Conclusie

08/03480

mr. L. Timmerman

Parket, 30 december 2008

Conclusie inzake:

[Verzoeker]

Verzoeker tot cassatie

Verkorte conclusie

1. Het hof heeft bij arrest van 6 augustus 2008 in hoger beroep met zaaknummer HV 200.008.351/01, de beschikking van de rechtbank , waarin de rechtbank [verzoeker] niet-ontvankelijk verklaart in zijn verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, bekrachtigd.

2. Tegen het hiervoor vermelde arrest heeft [verzoeker] bij verzoekschrift -tijdig(1)- cassatieberoep ingesteld.

3.1 Het verzoekschrift bevat 3 cassatiemiddelen.

3.2 De in het eerste en tweede cassatiemiddel opgeworpen klachten miskennen dat het verzoekschrift niet aan de daaraan gestelde eisen voldoet indien de in artikel 285 lid 1 Fw bedoelde informatie ontbreekt. In het geval de ingevolge artikel 285 lid 1 Fw vereiste informatie ontbreekt, brengt artikel 287 lid 2 Fw met zich mee dat de rechter een verzoek tot schuldsanering niet kan toewijzen(2). Op de schuldenaar rust de verplichting om de in art. 285 lid 1 sub f bedoelde verklaring te verkrijgen en bij zijn verzoekschrift te voegen en aan de rechtbank te verstrekken. Gelet op de omstandigheden die het Hof in rov. 4.5.7, 4.5.8. en 4.5.9. in aanmerking neemt, is het oordeel van het Hof dat aangenomen moet worden dat het niet-afgeven van de bedoelde verklaring te wijten is aan [verzoeker], begrijpelijk. Hieruit volgt dat het eerste en tweede cassatiemiddel falen.

3.3 Het derde cassatiemiddel mist belang en faalt daarom.

4. Conclusie

Ik concludeer tot verwerping van het cassatieberoep.

De procureur-Generaal bij de

Hoge Raad der Nederlanden

A-G

1 Het verzoekschrift is per fax ingediend en 12 augustus 2008 op de griffie van de Hoge Raad ontvangen.

2 Zie ook de toelichting bij artikel 285 in Kamerstuk 2004-2005, 29942, nr. 3, TK