Home

Parket bij de Hoge Raad, 11-01-2011, BP0291, 09/00921

Parket bij de Hoge Raad, 11-01-2011, BP0291, 09/00921

Gegevens

Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Datum uitspraak
11 januari 2011
Datum publicatie
11 januari 2011
ECLI
ECLI:NL:PHR:2011:BP0291
Formele relaties
Zaaknummer
09/00921

Inhoudsindicatie

Art. 339.2 Sv, feiten of omstandigheden van algemene bekendheid. Beledigen agent door dragen van jack met daarop de opdruk "A.C.A.B.". De HR stelt voorop dat indien niet zonder meer duidelijk is of het gaat om een algemeen bekend gegeven, de rechter dat gegeven aan de orde behoort te stellen bij de behandeling van de zaak op de terechtzitting. Aldus wordt voorkomen dat hij zijn beslissing doet steunen op mededelingen of waarnemingen die hem buiten het geding ter kennis zijn gekomen en waarvan de overige bij het geding betrokkenen onkundig zijn gebleven, zodat zij niet in staat zijn geweest zich daarover uit te laten. Indien bij dat onderzoek op de terechtzitting vervolgens het uitdrukkelijk onderbouwde standpunt wordt ingenomen dat en waarom het gegeven niet van algemene bekendheid is, zal de rechter in geval van afwijking van dat standpunt in zijn uitspraak op de voet van art. 359.2 Sv de redenen dienen op te geven die daartoe hebben geleid. Het Hof heeft geoordeeld dat A.C.A.B. een afkorting is van All Cops Are Bastards en dat de betekenis van deze afkorting als een feit van algemene bekendheid heeft te gelden. Uit ’s Hofs overwegingen moet worden afgeleid dat het voor het Hof niet zonder meer duidelijk was dat dit een feit van algemene bekendheid was en verder dat, in aanmerking genomen dat ook de processen-verbaal van de terechtzittingen dienaangaande niets inhouden, het Hof zich omtrent dat gegeven buiten het onderzoek op de terechtzitting om heeft doen voorlichten. Aldus heeft het Hof gehandeld in strijd met hetgeen is vooropgesteld. Opmerking verdient nog dat het in dit verband moet gaan om een feit dat in Nederland van algemene bekendheid is. Daartoe is het aantal treffers bij het zoeken in alle, ook anderstalige, internetsites niet zonder meer redengevend. Hetzelfde geldt voor het aantal treffers van de gebezigde zoekmachine waarop het Hof zich heeft beroepen, zonder evenwel te verduidelijken op welke of wat voor soort internetsites die treffers betrekking hebben.

Conclusie

Nr. 09/00921

Mr. Aben

Zitting 31 augustus 2010

Conclusie inzake:

[Verdachte]

1. Het gerechtshof te 's-Gravenhage heeft de verdachte bij arrest van 20 februari 2009 ter zake van "eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening" een voorwaardelijke geldboete van tweehonderd euro (subsidiair vier dagen hechtenis) met een proeftijd van twee jaren opgelegd.

2. Namens de verdachte heeft mr. J.Y. Taekema, advocaat te 's-Gravenhage, beroep in cassatie ingesteld en een schriftuur ingezonden, houdende één middel van cassatie.

3.1. Het middel komt - naar zijn strekking genomen - met een drietal klachten op tegen (de motivering van) de bewezenverklaring van het hof, althans tegen (de motivering van) de verwerping door het hof van een in hoger beroep gevoerd bewijsverweer.

3.2. In het bestreden arrest heeft het hof ten laste van de verdachte bewezenverklaard dat:

"hij op 16 maart 2007 in de gemeente Goes opzettelijk een ambtenaar, te weten hoofdagent van politie [verbalisant], gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in diens tegenwoordigheid door een feitelijkheid heeft beledigd door daar toen opzettelijk beledigend zichtbaar voor voornoemde ambtenaar een bomberjack te dragen met daarop de opdruk 'A.C.A.B.' (= All Cops Are Bastards)."

3.3. Voorts houdt het bestreden arrest onder het kopje 'Door het hof op basis van de wettige bewijsmiddelen vastgestelde feiten en omstandigheden' het volgende in (blz. 4-5):

"Op 16 maart 2007 omstreeks 23.17 uur ziet [verbalisant], hoofdagent van politie Zeeland, een groepje van zeven jongeren uit de binnenstad van Goes komen lopen. Eén van de jongeren draagt een zwart bomberjack, met op de voor- en rugzijde het opschrift 'ACAB'. De verdachte loopt op de openbare weg de Houtkade te Goes. Vervolgens wordt de verdachte door verbalisant [verbalisant] aangehouden ter zake van belediging van een ambtenaar in functie. De verdachte blijkt te zijn genaamd: [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1985 te [geboorteplaats]. Voornoemd bomberjack wordt inbeslaggenomen. In het dossier zijn drie foto's gevoegd van voornoemd bomberjack. Verbalisant [verbalisant] doet aangifte van dit feit. De afkorting A.C.A.B. (welke afkorting, naar het hof ter terechtzitting heeft waargenomen, op het jack was aangebracht) betekent: 'All Cops Are Bastards". Dit is algemeen bij het publiek bekend en daarom voelt verbalisant [verbalisant] zich beledigd, alsmede in zijn goede eer aangetast in de uitoefening van zijn bediening als politieagent. De verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij wist wat de afkorting betekende en dat hij het jack speciaal via internet had besteld. Bovendien was hij de week ervoor gewaarschuwd door collega-verbalisanten. Verbalisant [verbalisant] wist wat de afkorting A.C.A.B. betekent en heeft aangifte gedaan.

Bewijsoverweging

Het hof overweegt dat de verdachte op 16 maart 2007 op de openbare weg in het centrum van Goes een bomberjack heeft gedragen met daarop in Gotisch lettertype de opdruk 'A.C.A.B'. De verdachte was zelf ook bekend met deze betekenis. Hij had het jack speciaal besteld via internet. Een week vóór het tenlastegelegde was hij gewaarschuwd door verbalisanten, dat de afkorting voor hen een beledigend karakter had. Voorts was ook de betreffende verbalisant bekend met de betekenis van deze afkorting. Overigens overweegt het hof nog dat, wat er ook zij van de letterlijke vertaling van het woord 'bastard', het - naar het oordeel van het hof in normaal spraakgebruik en dus een feit van algemene bekendheid is - dat dit woord als scheldwoord pleegt te worden gebruikt.

Op grond van het voorgaande is het hof van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde."

3.4. Blijkens een pleitnota die is gehecht aan het proces-verbaal van de terechtzitting van het hof van 6 februari 2009 heeft de raadsman van de verdachte bij die gelegenheid het volgende aangevoerd (blz. 1-3):

"Met de term 'bastaard' in de gewijzigde tenlastelegging lijkt de A-G in te steken op discriminatie ten opzichte van mensen die als onwettig kind geboren zijn, niet raszuiver zijn of van een mindere soort. De wet gaat uit van de gelijkheid van burgers. Cliënt ook. Hij heeft nimmer de bedoeling gehad om te etaleren dat [verbalisant] een onwettig kind is, niet raszuiver is of van een mindere soort of dat de gehele Nederlandse politie, de Zeeuwse politie of de politie van het wijkteam Goes-Noord bestaat uit onwettige kinderen, rasonzuiver zijn of van een mindere soort.

[Verdachte] heeft het woord bastaard ook niet duidelijk en voor iedereen zichtbaar tentoongesteld of gedragen. Op zijn jack komt alleen de afkorting A.C.A.B. voor. Twee keer, In gotische letters en met puntjes ertussen.

Voor zover cliënt weet vormen de letters A.C.A.B. de afkorting van een uitdrukking in de Engelse taal, te weten 'all cops are bastards'. De vraag is dan of bastard zomaar vertaald kan worden in het Nederlandse bastaard. In het Engelse taalgebied heeft bastard beslist een andere connotatie, meer in de zin van deugniet, schelm en wordt het in het dagelijks taalgebruik ook regelmatig gebezigd, al dan niet in een verkleinde vorm: You (little) bastard. Ik geloof niet dat iemand uit dat taalgebied het in zijn hoofd zal halen aangifte te doen omdat hij zich beledigd voelt of in zijn eer en goede naam aangetast. Waar in de afkorting expliciet het Engelse woord bastard moet worden gelezen mag het OM niet uitgaan van de connotatie bij het Nederlandse woord bastaard;

Zoals gezegd, het gaat om een afkorting. Er is een aanvullend procesverbaal opgemaakt waarin wordt gesteld dat algemeen bekend is dat de letters ACAB staan voor "All cops are bastards". In mijn leefomgeving heb ik navraag gedaan. Er waren nauwelijks mensen die wisten waar de afkorting ACAB voor staat. Vervolgens heb ik op internet gezocht. Er valt veel te vinden, oa. een verwijzing naar de Catalaanse "Associació contra l'anorèxia i la Bulimia", "Asociación Cultural de Armenia de Barcelona", de "Kentucky Department of Agriculture", de "Community Access Broadcasters" uit Nieuw Zeeland en niet in de laatste plaats een Maleisische punkrockband. De politierechter had ook op internet gezocht omdat hij niet bekend was met de afkorting A.C.A.B. Mij werd aangedragen dat de afkorting evengoed zou kunnen staan voor "all cops are beautiful", wat natuurlijk net zo'n onzin is als "all cops are bastards".

Het gaat te ver om je in eer en goede naam aangerand te voelen door een afkorting, zelfs als de afkorting bij meerdere mensen, misschien zelfs een grote groep bekend is. Er zijn mensen die bij de afkorting AH nachtmerries krijgen omdat het hen aan de tweede wereldoorlog en aan Adolf Hitler herinnert. Anderen hebben meer associaties met een grootgrutter en weer andere krijgen nieuwe inzichten met een AH-erlebnis. Niemand zal aangifte doen vanwege de afkorting AH. Dat kan anders worden als er iets aan wordt toegevoegd, bijvoorbeeld een afbeelding van Adolf Hitler of een SS-teken;

De jas die [verdachte] droeg had slechts de droge letters A.C.A.B., met puntjes ertussen. Wanneer je het aanbod op internet bekijkt dan wordt een veelheid aan producten aangeboden met de letters A.C.A.B. Vaak met een afbeelding erbij, zoals een vuist, een buldog of het politielogo. Indien de jas van [verdachte] niet alleen de afkorting had gedragen maar ook een afbeelding, dan zou er m.i. een groter risico bestaan dat de agent of de politie zich in de eer en goede naam aangetast zou kunnen hebben gevoeld. In die zin lees ik ook uw arrest van 23 januari 2009 in de zaak met LJN-nummer LJN BH0733, waarin de kern ligt in de combinatie van de term "corrupt" met een voor het publiek als zodanig herkenbaar politielogo, terwijl het woord corrupt naar de hedentendage geldende normen erg negatief van inhoud is;

[Verdachte] is een aardige jongeman, die niet de intentie heeft om ruzie te zoeken, een ander het leven zuur te maken of om een ander te beledigen. Zijn referentiekader is een wereldje van punk en hardcore en hij draagt kleding en andere kenmerken die daarmee verband houden, zoals veel ijzerwerk in de oren en aan de kleding, afzakkende jeans etc. Daar hoort ook een stoer jack bij, zoals het jack wat in beslag is genomen. Het dragen van kleding kan een vorm van meningsuiting zijn. Door een burka te dragen of een hoofddoekje, of een keppeltje of altijd een jurk en nooit een broek, wil je ook tonen dat je bij een bepaalde groep hoort en/of dat je een bepaalde overtuiging hebt. [Verdachte] heeft het jack gedragen, niet met de notie om [verbalisant] of wie dan ook van de politie of om de politieorganisatie te beledigen, ook al weet hij de Engelse tekst waar de afkorting voor staat; maar met de bedoeling om zich te afficheren als behorend bij een bepaalde groep jongeren. Toen hij werd aangesproken bevond [verdachte] zich ook in een groep jongeren, het merendeel met bomberjacks met de bekende rood-wit-blauwe vlaggetjes als extreem-rechtse uiting. Van politiefunctionarissen verwacht ik dat zij in staat zijn te begrijpen dat groepen jongeren zich willen afficheren door dit soort kleding als [verdachte] had te dragen zonder dat deze jongeren de intentie hebben om een agent persoonlijk of de politie als organisatie te beledigen."

3.4. Het hof heeft het betreffende verweer in het bestreden arrest als volgt samengevat en verworpen (blz. 5):

"5.b Verweer

De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep namens de verdachte vrijspraak bepleit. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de verdachte niet de intentie had om een agent te beledigen. Voorts heeft de raadsman betoogd dat de verdachte zich, door het dragen van voormeld jack, wilde afficheren met de groep waar hij op dat moment deel van uitmaakte, zodat sprake was van een vorm van meningsuiting. Tot slot heeft de raadsman aangevoerd dat de betekenis van de afkorting niet vast staat.

5.c Oordeel van het hof

Voorzover de raadsman heeft bedoeld aan te voeren dat de verdachte geen opzet heeft gehad op het beledigen van de verbalisant, verwerpt het hof dit verweer. Immers, het opzet om te beledigen is reeds aanwezig, indien de dader zich het beledigende karakter van de door hem gebezigde uitdrukkingen voldoende bewust is geweest (HR 16 juni 1953, NJ 1953, 618). Daarnaast is het hof van oordeel dat het uiten van een mening zijn grenzen vindt, namelijk in de bescherming van de goede naam van anderen. Ook dit verweer wordt daarom verworpen.

Voorts heeft het hof vernomen dat het 'googelen' van de afkorting 'A.C.A.B.' in combinatie met 'cop' een veelvoud (circa 190.000) aan treffers van internetsites geeft die verwijzen naar de betekenis 'All Cops Are Bastards'. Nu onder een substantieel deel van het publiek bekend is dat een betekenis van de afkorting A.C.A.B, is: 'All Cops Are Bastards', heeft deze afkorting daarom als een feit van algemene bekendheid te gelden."

3.5. De eerste klacht van het middel heeft betrekking op 's hofs oordeel dat de naar objectieve maatstaven gemeten beledigende betekenis van de afkorting 'A.C.A.B.' een feit van algemene bekendheid is. Dit oordeel zou getuigen van een onjuiste rechtsopvatting, althans - mede bezien in het licht van hetgeen de verdediging in dit verband heeft aangevoerd - ontoereikend gemotiveerd zijn.

3.6. Met betrekking tot deze klacht merk ik allereerst op dat zij op de keper beschouwd een tweetal deelklachten bevat. De eerste deelklacht ziet op het oordeel van het hof dat als feit van algemene bekendheid heeft te gelden dat de afkorting 'A.C.A.B.' voor de betekenis 'All Cops Are Bastards' staat. De tweede deelklacht betreft 's hofs oordeel dat de beledigende betekenis van het Engelse woord 'bastard' (ook hier te lande) algemene bekendheid geniet. Over beide deelklachten zal ik kort zijn. Het door de verdediging gevoerde verweer dat de betekenis van de afkorting 'A.C.A.B.' niet vaststaat, heeft het hof verworpen met een verwijzing naar het veelvoud aan vindplaatsen van de betekenis van deze afkorting dat via de zoekmachine 'Google' op het internet gevonden kan worden. Nu als feiten van algemene bekendheid gegevens gelden die elk gemiddeld ontwikkeld mens zonder nader onderzoek moet worden geacht te kennen of die hij zonder noemenswaardige moeite uit algemeen toegankelijke bronnen kan achterhalen,(1) getuigt het in deze verwerping besloten liggende oordeel van het hof niet van een onjuiste rechtsopvatting en behoefde dit oordeel evenmin nader gemotiveerd te worden. Voorts heeft het hof in zijn onder 3.3 aangehaalde bewijsoverweging overwogen dat, wat er ook zij van de letterlijke vertaling van het Engelstalige woord 'bastard', dit woord in het gewone spraakgebruik en dus naar algemeen bekend is als scheldwoord wordt gebruikt. In deze overweging ligt als rechtsopvatting besloten dat het feit dat zowel de verdachte als de betrokken politieambtenaar het Nederlands als moedertaal hebben aan de algemene bekendheid van de betekenis van het genoemde woord niet afdoet. Die rechtsopvatting komt mij evident juist voor, zodat het hof ook hier niet tot een nadere motivering gehouden was. Bij het voorgaande past nog als algemene opmerking dat het dragen van kleding voorzien van de afkorting 'A.C.A.B.' door bepaalde groepen jongeren er juist toe strekt een bepaald maatschappelijk signaal af te geven en/of ten opzichte van de maatschappij waarvan zij onderdeel uitmaken een eigen identiteit te definiëren. Met deze omstandigheid lijkt de algemene bekendheid van de beledigende betekenis van de betreffende afkorting reeds in belangrijke mate gegeven te zijn.

3.7. De eerste klacht van het middel faalt derhalve.

3.8. Met de tweede klacht richt het middel zich tegen 's hofs oordeel dat de gedraging van de verdachte - bestaande uit het dragen in de publieke ruimte van een bomberjack voorzien van de afkorting 'A.C.A.B.' - een opzettelijke belediging van een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening oplevert in de zin van art. 266, eerste lid, Sr. in verbinding met art. 267, onder °2, Sr. Volgens de steller van het middel betreft de genoemde afkorting de politie als zodanig en niet één of meer bepaalde politieambtenaren, zodat het opzet van de verdachte niet gericht kan zijn geweest op belediging van de betrokken politieambtenaar als individu.

3.9. Juist is vanzelfsprekend dat voor strafbaarheid op de voet van art. 266, eerste lid, Sr. in verbinding met art. 267, onder °2, Sr. is vereist dat het opzet van de verdachte gericht is geweest op belediging van een individuele ambtenaar. Op de vraag of een opzettelijke belediging met algemene strekking tevens een opzettelijke belediging van een individueel persoon kan opleveren laat zich bezwaarlijk een voor alle gevallen geldend antwoord formuleren. Veel hangt af van de omstandigheden van het concrete geval. In de toelichting op het middel wordt onder meer gesteld dat van politieambtenaren - net als van bijvoorbeeld politici - een groter incasseringsvermogen mag worden verwacht dan van willekeurige anderen. Daar staat tegenover dat politieambtenaren vanwege het gezag waarover zij voor hun taakvervulling in de publieke ruimte dienen te beschikken zich juist eerder individueel beledigd zullen weten dan willekeurige anderen. Doorslaggevend in het onderhavige geval is m.i. echter dat - zoals het hof feitelijk heeft vastgesteld - de verdachte een week voor zijn aanhouding door collega's van de betrokken politieambtenaar een waarschuwing had ontvangen. Uit deze omstandigheid heeft het hof zonder meer kunnen afleiden dat bij de verdachte ten minste voorwaardelijk opzet bestond op het beledigen van de betrokken politieambtenaar. 's Hofs oordeel in dit verband getuigt dan ook niet van een onjuiste rechtsopvatting en is toereikend gemotiveerd.

3.10. De tweede klacht van het middel faalt eveneens.

3.11. De derde klacht van het middel betoogt dat het hof in het bestreden arrest heeft nagelaten bij de vraag naar de strafbaarheid van de gedraging van de verdachte diens recht op een vrije meningsuiting te betrekken. Voor zover daarbij de onder 3.4 aangehaalde overweging van het hof dat het uiten van een mening zijn grenzen vindt in de bescherming van de goede naam van anderen over het hoofd wordt gezien, ontbeert de klacht een grondslag in de feiten. Voor zover de klacht integendeel geacht moet worden tegen de genoemde overweging op te komen, faalt zij eveneens. Van een onjuiste rechtsopvatting getuigt de overweging van het hof immers niet en door de verdediging is in hoger beroep niets aangevoerd wat het hof tot een nadere motivering noopte.

3.12. Ook de derde klacht van het middel faalt daarom.

4. Alle klachten van het middel falen en kunnen naar mijn mening met de aan art. 81 RO ontleende motivering worden verworpen. Ambtshalve heb ik geen grond aangetroffen die tot vernietiging van het bestreden arrest aanleiding behoort te geven.

5. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.

De procureur-generaal

bij de Hoge Raad der Nederlanden

1 G.J.M. Corstens, Het Nederlands strafprocesrecht, 6e druk, blz. 667.