Home

Parket bij de Hoge Raad, 10-02-2015, ECLI:NL:PHR:2015:375, 13/01049

Parket bij de Hoge Raad, 10-02-2015, ECLI:NL:PHR:2015:375, 13/01049

Gegevens

Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Datum uitspraak
10 februari 2015
Datum publicatie
8 april 2015
ECLI
ECLI:NL:PHR:2015:375
Formele relaties
Zaaknummer
13/01049

Inhoudsindicatie

Medeplegen. Het Hof heeft, kort gezegd, bewezenverklaard dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het tezamen en in vereniging plegen van een inbraak. Aan dat oordeel heeft het Hof ten grondslag gelegd dat de gedraging van verdachte - het ongezien insluiten van een medeverdachte in een meterkast in het magazijn van een supermarkt - i.c., gelet op de modus operandi bij de inbraak, "als een uitvoeringshandeling van de inbraak" moet worden aangemerkt zodat er sprake was van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. ’s Hofs oordeel is, ook in het licht van ECLI:NL:HR:2014:3474 , toereikend gemotiveerd en niet onbegrijpelijk, mede in aanmerking genomen hetgeen het Hof nader heeft vastgesteld over de bijzondere wijze waarop de onderhavige inbraak is uitgevoerd.

Conclusie

Nr. 13/01049

Zitting: 10 februari 2015

Mr. Hofstee

Conclusie inzake:

[verzoeker=verdachte] 1

1. Verzoeker is bij arrest van 8 februari 2013 door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem – onder bevestiging van het vonnis van de Rechtbank Utrecht van 9 oktober 2012 behoudens ten aanzien van de strafoplegging - wegens “Diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak” (art. 311 Sr) veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden. Voorts heeft het Hof een aantal inbeslaggenomen voorwerpen verbeurd verklaard en heeft het de schorsing van het bevel voorlopige hechtenis opgeheven.

2. Namens verzoeker heeft mr. E.H. Bokhorst, advocaat te Veenendaal, vijf middelen van cassatie voorgesteld.

3. Het eerste middel klaagt dat het arrest van het Hof ten onrechte niet het tenlastegelegde bevat. Het tweede middel, het derde middel en het vierde middel keren zich in verschillende bewoordingen tegen ’s Hofs bewijsvoering. Ten onrechte zouden in het arrest van het Hof geen bewijsmiddelen zijn opgenomen, terwijl evenmin sprake is van een (tijdige) aanvulling als bedoeld in art. 365a Sv.

4. Deze vier middelen falen bij gebrek aan feitelijke grondslag. Er wordt immers aan voorbijgegaan dat het Hof de bewijsconstructie van de Rechtbank Utrecht heeft bevestigd. In het promisvonnis van de Rechtbank zijn de gebezigde bewijsmiddelen opgenomen, terwijl aan dat vonnis de tenlastelegging als bijlage is gehecht.

5. Dan het vijfde middel, waarover aanmerkelijk meer te zeggen is. Het klaagt dat de bewezenverklaring niet naar de eis der wet met redenen is omkleed, nu deze, voor zover inhoudende dat verzoeker “tezamen en in vereniging met een ander of anderen” met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening een hoeveelheid geld heeft weggenomen, niet kan worden afgeleid uit de door het Hof gebezigde bewijsvoering.

6. Ten laste van verzoeker is bewezenverklaard dat hij:

“(deelonderzoek 09Delftplus)

in de periode van 15 augustus 2011 tot en met 16 augustus 2011 te Delft, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in een supermarkt (gevestigd aan de Elzenlaan 1) heeft weggenomen een grote hoeveelheid geld (75.478,26 euro), toebehorende aan Plus Retail West, waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en de weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door braak, door

- zich in te laten sluiten in de meterkast van die supermarkt na sluitingstijd en nadat het personeel van die supermarkt was vertrokken

- het doorknippen van de kabels van de beveiligingsinstallatie van die supermarkt en

- het openzetten van een (nood)deur van die supermarkt en het betreden van die supermarkt via die (nood)deur en

- het openbreken van de deur van het kassakantoor van die supermarkt en

- het openslijpen van een kluis in dat kassakantoor.”

7. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsvoering, zoals opgenomen in het bevestigde vonnis, met inbegrip van hier niet weergegeven voetnoten:

“4.3Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen en overweegt daartoe het volgende.

De vindplaatsvermeldingen van de onderstaande bewijsmiddelen verwijzen naar de doorlopende paginanummers van een (zaaks)dossier, zoals bijvoorbeeld p. 1 van Einddossier, Algemeen, map 1 of p. 1 van 09Delftplus, oftewel pagina 1 van het dossier 09Delftplus (zaak 1) met dossiernummer PL0910-2012087226, tenzij anders is vermeld. De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij de wet gestelde eisen.

Voor zover er sprake is van het bestaan van beeldmateriaal in de vorm van camerabeelden, zijn deze beelden ook door de rechtbank bekeken.

Onderzoek 09Doega11

Op 30 oktober 2011 werd onder leiding van een officier van justitie van het arrondissementsparket Utrecht een onderzoek gestart onder de naam 09Boni11, naar aanleiding van een aangifte waaruit bleek dat men kennelijk voorbereidingshandelingen trof voor een overval op de supermarkt Boni, gevestigd in Utrecht. In het kader van dit onderzoek werden op vordering van een officier van justitie en met machtiging van de rechter-commissaris van het arrondissement Utrecht, diverse telefoons getapt. Gedurende het onderzoek bleek uit de afgeluisterde gesprekken in combinatie met de paallocaties en het door het team ingestelde onderzoek, dat in dat onderzoek in beeld gekomen personen zich kennelijk tevens bezig hielden met het plegen van insluipingen en (dak)inbraken in onder andere supermarkten. Daarnaast bleek dat de verdachten die in onderzoek 09Boni11 naar voren kwamen, deel uit maakten van een criminele jeugdgroep uit de stad Utrecht waarnaar op 27 september 2011 een onderzoek was gestart onder de naam 09Doega11. Derhalve werd besloten het onderzoek naar deze insluipingen en (dak)inbraken voort te zetten onder de naam 09Doega11.

Modus Operandi

Door het onderzoeksteam 09Doega11 zijn meer dan 20 feiten, gepleegd op locaties verspreid door heel Nederland, in behandeling genomen. Uit het onderzoek naar deze zaken kwam naar voren bleek dat de daders een min of meer vaste werkwijze hanteerden om een inbraak c.q. kluiskraak te plegen. Deze vaste werkwijze, de modus operandi, kenmerkte zich onder meer door een voorverkenning, de insluiting van een mededader, en door de verdere uitvoering van de inbraak.

Voorverkenning:

Uit de afgeluisterde gesprekken in combinatie met de gegevens voortkomend uit de historische printgegevens en in combinatie met de beschikbaar gestelde beelden van de diverse supermarkten, bleek dat een inbraak over het algemeen voorafgegaan werd door één of meerdere voorverkenningen.

Een voorverkenning werd over het algemeen uitgevoerd door twee tot vier personen. Een voorverkenning was kennelijk bedoeld om te onderzoeken of het betreffende pand geschikt was voor een inbraak c.q. insluiping. Uit de incidenten die door het onderzoeksteam werden onderzocht bleek dat de verdachten bij deze voorverkenning met name op zoek waren naar het magazijn, kennelijk om vast te kunnen stellen waar de alarmkabels van het alarm zich bevonden. Dit gezien het feit dat bij iedere (geslaagde) inbraak de alarmkabels waren gesaboteerd. Daarnaast bleek uit onderzoek van een bij een verdachte in beslag genomen computer dat op de site Google naar diverse supermarkten door heel Nederland was gezocht.

Insluiting:

Nadat een voorverkenning was gedaan vond over het algemeen een insluiting plaats. Eén van de personen liet zich insluiten in de meterkast of magazijnruimte van het betreffende pand. Vervolgens werd door deze persoon gewacht tot de winkel was gesloten en al het personeel van de betreffende winkel het pand had verlaten. Daarna, al dan niet op (telefonische) aanwijzingen van een ander, knipte of zaagde deze persoon de alarmkabels door, kennelijk om te voorkomen dat er een alarm af zou gaan. Gedurende de tijd dat de persoon ingesloten was in het betreffende pand terwijl het personeel daar nog aanwezig was, werd het pand van buitenaf door één of meerdere personen vermoedelijk in de gaten gehouden. Dit is onder meer af te leiden uit diverse telefooncontacten met de ingesloten persoon. Tevens bleek dat de mededaders veelal op afstand wachtten totdat duidelijk was dat het alarm onklaar was en er kennelijk geen gevaar voor betrapping meer was. Uit de geslaagde inbraken/kluiskraken werd duidelijk dat de ingesloten persoon het pand na het doorknippen van de alarmkabels verliet. Enkele uren later werd de inbraak/kluiskraak dan afgemaakt, waarbij gebruik werd gemaakt van professioneel gereedschap.

Inbraak:

Nadat het alarm was uitgeschakeld en hierop niet door de beveiliging en/of politie werd gereageerd vond het vervolg van de inbraak plaats. Uit het onderzoek is gebleken dat dit vermoedelijk op de volgende manier gebeurde. De dader die ingesloten was knipte/zaagde de alarmkabels door, kwam uit de meterkast/magazijn ruimte, rende enkele malen door het pand (kennelijk om te onderzoeken of het alarm daadwerkelijk was uitgeschakeld), opende de nooddeur en zorgde dat die van buitenaf te openen was en verliet het pand. Na enkele uren maakten de daders de inbraak/kluiskraak af, al dan niet inclusief een (poging tot) kluiskraak. Daarnaast is gebleken dat men tijdens de inbraak kennelijk gebruik maakte van personen die buiten op de uitkijk stonden om de medeverdachten die in het pand met de inbraak bezig waren tijdig te kunnen waarschuwen indien de politie en/of beveiliging ter plaatse zou komen. Voor de communicatie onderling werd daarbij onder andere gebruik gemaakt van portofoons, terwijl de mobiele telefoons dan kennelijk waren uitgeschakeld.

Beeldherkenning

09 Delftplus

“Nadere bewijsoverweging