Home

Parket bij de Hoge Raad, 21-01-2020, ECLI:NL:PHR:2020:38, 18/04339

Parket bij de Hoge Raad, 21-01-2020, ECLI:NL:PHR:2020:38, 18/04339

Gegevens

Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Datum uitspraak
21 januari 2020
Datum publicatie
21 januari 2020
ECLI
ECLI:NL:PHR:2020:38
Formele relaties
Zaaknummer
18/04339

Inhoudsindicatie

Conclusie AG in strafzaak over SNS Property Finance (SNS PF). Groep personen die was ingehuurd door SNS PF sprak onderling af dat zij de uurvergoeding die ze ontvingen deels doorbetaalden aan de personen die hen hadden aangebracht bij SNS PF, zonder dat te melden aan SNS. In hoger beroep is verdachte o.m. veroordeeld voor niet-ambtelijke omkoping, valsheid in geschrift en witwassen. Middelen klagen o.m. over de uitleg die het hof heeft gegeven aan het begrip ‘lasthebber’ in de zin van art. 328ter Sr en het oordeel van het hof dat door de verdachte ontvangen gelden uit misdrijf afkomstig zijn. De AG adviseert de Hoge Raad de bestreden uitspraak ten aanzien van de veroordeling wegens witwassen te vernietigen en voor het overige het cassatieberoep te verwerpen.

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL

BIJ DE

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

Nummer18/04339

Zitting 21 januari 2020

CONCLUSIE

F.W. Bleichrodt

In de zaak

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1957,

hierna: de verdachte.

Het cassatieberoep

  1. De verdachte is bij arrest van 6 juni 2018 door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Zwolle, vrijgesproken van het hem onder 1., 4., 5., 6., 9 en 11 ten laste gelegde, ontslagen van alle rechtsvervolging ter zake van het onder 13 bewezen verklaarde voorhanden hebben en/of verwerven en veroordeeld wegens 2. en 7. telkens “het doen van een gift of belofte aan iemand die, anders dan als ambtenaar, optredend als lasthebber, naar aanleiding van hetgeen hij bij de uitvoering van zijn last heeft gedaan dan wel zal doen, van die aard of onder zodanige omstandigheden, dat hij redelijkerwijs moet aannemen dat deze de gift of belofte in strijd met de goede trouw zal verzwijgen tegenover zijn lastgever, meermalen gepleegd”, 3., 8. en 12. telkens “opzettelijk een geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, voorhanden hebben, terwijl hij weet dat dit geschrift bestemd is voor gebruik als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd”, 10. “valsheid in geschrift, meermalen gepleegd”, 13. “van het plegen van witwassen een gewoonte maken” en 14. “als leider deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven” tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek overeenkomstig art. 27(a) Sr.

  2. De onderhavige zaak hangt samen met de zaken tegen de medeverdachten [medeverdachte 1] (18/03558), [medeverdachte 2] (18/04341 en 18/04342 P), [medeverdachte 3] (18/04344 en 18/04345 P), [medeverdachte 4] (18/04967), [medeverdachte 5] (18/04968), [medeverdachte 6] (18/04971 P en 18/04974) en [medeverdachte 7] (18/04972). In deze zaken zal ik vandaag ook concluderen.

  3. Zowel het openbaar ministerie als de verdachte heeft beroep in cassatie ingesteld. Uit de herstelakte cassatie volgt dat het beroep van de verdachte niet is gericht tegen de beslissingen tot vrijspraak van het onder 1, 4, 5, 6, 9 en 11 ten laste gelegde en de beslissing tot ontslag van alle rechtsvervolging ten aanzien van het onder 13 bewezen verklaarde, voor zover betrekking hebbend op het verwerven en voorhanden hebben.

  4. De aanzegging ingevolge art. 435, eerste lid, Sv is op 31 januari 2019 verzonden aan het openbaar ministerie. Art. 437, eerste lid, Sv schrijft voor dat, op straffe van niet-ontvankelijkheid, binnen een maand na verzending van de aanzegging als bedoeld in art. 435, eerste lid, Sv, door het openbaar ministerie een schriftuur houdende middelen wordt ingediend. Binnen de termijn als bedoeld in art. 437, eerste lid, Sv is geen schriftuur bij de Hoge Raad binnengekomen, zodat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het ingestelde cassatieberoep.

  5. Namens de verdachte hebben mr. D. Bektesevic en mr. A.E. van der Wal, advocaten te Amsterdam, vier middelen van cassatie voorgesteld. Voor de bespreking van de middelen zal ik een andere volgorde aanhouden dan de schriftuur.

De zaak

6. De zaak tegen de verdachte vloeit voort uit een onderzoek naar strafbare feiten in verband met werkzaamheden voor SNS Property Finance (hierna: SNS PF), de vastgoedtak van SNS Bank. Het betreft een groep verdachten die werkzaamheden verrichtten voor SNS PF en onderling betaalafspraken maakten, terwijl anderen binnen de SNS Bank van die afspraken niet op de hoogte waren. Verschillende natuurlijke personen en rechtspersonen waren bij de zaak betrokken. Met het oog op de leesbaarheid van de conclusie schets ik hierna kort de rollen van de betrokken verdachten, zoals die blijken uit de vaststellingen van het hof in de arresten tegen de verschillende verdachten.

7. [betrokkene 1] – die geen beroep in cassatie heeft ingesteld tegen het arrest van het hof in zijn zaak – was door SNS PF aangetrokken en liet zich door externen betalen die (mede) door hem werden ingehuurd.1 [verdachte] en [medeverdachte 1] brachten externen bij SNS PF aan en lieten zich daar eveneens voor betalen. Deze externen, onder wie [medeverdachte 5] en [medeverdachte 4] , worden “de Groningers” genoemd. [betrokkene 1] contracteerde deze externen om werkzaamheden te verrichten voor SNS PF. Daarbij werd afgesproken dat een gedeelte van het uurtarief dat de Groningers bij SNS PF in rekening brachten, zou worden afgedragen. Het ging om zogenoemde ‘bemiddelingsfees’, of ‘kickbackbetalingen’. Daarbij gaat het om vergoedingen die worden betaald aan bepaalde personen binnen een organisatie in ruil voor een voordeel. In dit geval betrof het vergoedingen die de Groningers betaalden omdat zij door tussenkomst van [betrokkene 1] , [verdachte] en [medeverdachte 1] door SNS waren gecontracteerd om bepaalde werkzaamheden te verrichten. Zo werd met [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] de afspraak gemaakt dat zij een uurtarief van € 225,- ontvingen en € 75,- daarvan afdroegen aan [medeverdachte 1] . Dit bedrag van € 75,- werd verdeeld tussen [betrokkene 1] , [medeverdachte 1] en [verdachte] . [medeverdachte 4] droeg op zijn beurt [betrokkene 2] en [betrokkene 3] aan om werkzaamheden te verrichten. Ook met hen werden afspraken gemaakt om een deel van hun uurtarief af te dragen. [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] deelden in deze opbrengst, omdat [medeverdachte 4] [betrokkene 3] en [betrokkene 2] had aangedragen. Binnen SNS PF waren deze ‘bemiddelingsfees’ / ‘kickbackbetalingen’ niet bekend. Het openbaar ministerie heeft in hoger beroep aangevoerd dat SNS PF geen verplichtingen zou zijn aangegaan als het op de hoogte was geweest van deze ‘kickbackbetalingen’.

8. De werkzaamheden en de facturering daarvan verliepen via de verschillende bv’s van de verdachten. [medeverdachte 5] voerde zijn werkzaamheden uit vanuit [A] en factureerde via [medeverdachte 6] . [medeverdachte 4] maakte gebruik van [medeverdachte 7] , van welke bv hij enig aandeelhouder en bestuurder was. [verdachte] is enig aandeelhouder en bestuurder van [medeverdachte 3] , welke vennootschap enig aandeelhouder en bestuurder is van [medeverdachte 2] . Ook tegen verschillende van deze bv’s is een strafrechtelijke vervolging ingesteld. Het hof heeft bewezen verklaard dat in het kader van de betaalstromen werd gebruikgemaakt van valse facturen.

9. Het hof maakt in zijn uitspraken onderscheid tussen ‘niveau 1’ en ‘niveau 2’. In niveau 1 staat [betrokkene 1] centraal. Daarbij gaat het om betalingen aan (bv’s van) [betrokkene 1] door externen die [betrokkene 1] bij SNS PF heeft aangedragen. In het kader van niveau 2 spelen betalingen via (bv’s van) [verdachte] een hoofdrol.

10. De verdachte in de onderhavige zaak is veroordeeld wegens niet-ambtelijke omkoping, valsheid in geschrift, het voorhanden hebben van valse geschriften, witwassen en deelneming aan een criminele organisatie. Hem wordt onder meer verweten dat hij [betrokkene 1] heeft omgekocht. Ook wordt hem verweten dat de facturen die hij verstuurde respectievelijk voorhanden had valselijk zijn opgemaakt, omdat deze in wezen bemiddelingskosten / ‘kickbackbetalingen’ betroffen, maar de omschrijving op deze facturen anders was, zodat de werkelijke aard van de betalingen werd verhuld.

Bespreking van de cassatiemiddelen