Home

Parket bij de Hoge Raad, 21-04-2023, ECLI:NL:PHR:2023:446, 22/01649

Parket bij de Hoge Raad, 21-04-2023, ECLI:NL:PHR:2023:446, 22/01649

Gegevens

Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Datum uitspraak
21 april 2023
Datum publicatie
25 mei 2023
ECLI
ECLI:NL:PHR:2023:446
Formele relaties
Zaaknummer
22/01649

Inhoudsindicatie

Overheidsprivaatrecht. Onrechtmatig handelen door onjuiste standpunten bij voorbereiding besluit. Verjaring. Onzelfstandige voorbereidingshandeling? Toepasselijkheid van HR 28 oktober 1994, ECLI:NL:HR:1994:ZC1506, op onrechtmatige besluiten en op onzelfstandige voorbereidingshandelingen? Schadevergoeding voor vertraging erkenning perceel als bouwperceel. Abstract? Onnodig gemaakte kosten. Toepassingsbereik fixering vergoeding van vertragingsschade in art. 6:119 BW.

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL

BIJ DE

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

Nummer 22/01649

Zitting 21 april 2023

CONCLUSIE

G. Snijders

In de zaak

de gemeente Brummen

eiseres tot cassatie in het principale beroep, verweerster in het incidentele beroep,

advocaat: R.D. Boesveld

tegen

[verweerder]

verweerder in cassatie in het principale beroep, eiser in het incidentele beroep,

advocaat: R.T. Wiegerink

Partijen worden hierna aangeduid als de gemeente respectievelijk [verweerder] .

1 Inleiding

[verweerder] vordert in deze zaak schadevergoeding in verband met de opstelling van de gemeente ten aanzien van zijn wens dat de gemeente een perceel grond van hem zou erkennen als bouwperceel. [verweerder] wenste deze erkenning opdat hij het perceel als zodanig zou kunnen overdragen voor een aantrekkelijk bedrag. Volgens de gemeente kon het perceel alleen bouwperceel worden door een vrijstelling van het bestemmingsplan. De gemeente was tot die vrijstelling bereid, maar alleen onder bepaalde voorwaarden, welke voorwaarden [verweerder] niet aanvaardbaar vond. [verweerder] heeft uiteindelijk een bouwvergunning voor het perceel aangevraagd, die hem door de gemeente is geweigerd. Na een volledige bestuursrechtelijke rechtsgang tot en met de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van Staat (hierna de Afdeling) is hem de vergunning alsnog verleend, waarmee hij de gewenste erkenning had. Hij heeft zich op het standpunt gesteld dat hieruit het onjuiste van de aanvankelijke opstelling van de gemeente blijkt. De vordering tot vergoeding van de schade die hij door die opstelling heeft geleden, is in beide feitelijke instanties ten dele toegewezen. Partijen hebben beiden cassatieberoep ingesteld. In cassatie spelen verschillende kwesties met betrekking tot de vordering.

2 Feiten en procesverloop

2.1

In cassatie kan van de volgende feiten worden uitgegaan:1

(i) [verweerder] heeft op 15 juli 1996 de eigendom verkregen van het perceel [a-straat 1] te [plaats] . Hij heeft daarop een woning gebouwd. De bouw is voltooid op 1 oktober 1997.

(ii) [verweerder] heeft op 3 februari 2005 de eigendom verkregen van het perceel [b-straat 1] (hoek [a-straat] ) te [plaats] , met een daarop gelegen woonhuis met garage, alsmede van een aangrenzend perceel bosgrond aan de [a-straat] /hoek [c-straat] (hierna veelal: het perceel of het bouwperceel).

(iii) De percelen van [verweerder] , die aan elkaar grenzen, vallen binnen het bestemmingsplan Wilhelminapark 1974 van de gemeente (hierna: het bestemmingsplan). Dit bestemmingsplan vermeldt:

“Artikel 1 Begripsomschrijvingen

1. In deze voorschriften wordt verstaan onder:

(...)

h. voorgevelrooilijn:

de als zodanig op de kaart aangegeven lijn, die bij het bouwen aan de wegzijde niet mag worden overschreden, behoudens toegelaten afwijkingen krachtens deze voorschriften;

(...)

j. bouwperceel:

een aaneengesloten oppervlak grond waarop, krachtens het plan, een bouwwerk is, dan wel bij elkaar behorende bouwwerken, zomede andere werken zijn toegestaan;

(...)

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze voorschriften wordt als volgt gemeten:

(…)

h. breedte van bouwpercelen: de kleinste van de beide afstanden tussen de zijdelingse perceelgrenzen, gemeten in de voorgevelrooilijn en op een afstand van 25 m daarachter;

(...)

Artikel 4 Verspreide bebouwing klasse C

1. De op de kaart voor “Verspreide bebouwing klasse C” aangewezen grond is bestemd voor bewoning met daartoe dienende eengezinshuizen en daartoe behorende bergruimten, garages, andere bouwwerken, andere werken en tuinen.

2. De in het eerste lid genoemde bouwwerken mogen alleen dan gebouwd worden indien voldaan wordt aan de navolgende eisen:

(...)

e. het bouwperceeloppervlak moet tenminste 1600 m2 bedragen;

(...)

g. de perceelbreedte tenminste 40 m per woning moet bedragen;

(…)

Artikel 7 Voorerf klasse A

1. De op de kaart voor “Voorerf klasse A” aangewezen grond is bestemd voor groenaanleg – geen productietuin zijnde – toegangspaden, terrassen, andere bouwwerken en andere werken.

(...)

Artikel 8 Bermen, openbaar groen of plantsoen

1. De op de kaart voor “Bermen, openbaar groen of plantsoen” aangewezen grond is bestemd voor groenvoorziening, beplanting, andere bouwwerken en andere werken.

(...)”

(iv) Bij brief van 9 augustus 2005 heeft de gemeente [verweerder] als volgt bericht:

“Op 19 april 2005 heeft u burgemeester en wethouders verzocht het perceel grond, gelegen in de hoek [c-straat] - [a-straat] te [plaats] [het bouwperceel] te kwalificeren als bouwperceel ten behoeve van een woning. (...)

Beoordeling (...)

Een woning binnen de bestemming ‘bermen, openbaar groen of plantsoen’ en ‘voorerf klasse A’ is op grond van het vigerende bestemmingsplan niet toegestaan. Gelet hierop zal de woning binnen de bestemming ‘verspreide bebouwing klasse C’ moeten worden gesitueerd. De planvoorschriften schrijven voor dat het bouwperceel tenminste 1600 m2 moet bedragen. De oppervlakte van het bouwperceel is echter aanzienlijk kleiner dan 1600 m2. In de planvoorschriften is bepaald dat de perceelsbreedte tenminste 40 meter per woning moet bedragen en dat gemeten moet worden tussen de zijdelingse perceelgrenzen in de voorgevelrooilijn en 25 meter daarachter. Aangezien de voorgevelrooilijn zowel langs de [c-straat] als langs de [a-straat] loopt, kan langs beide wegen worden gemeten. Metend langs de [c-straat] is het bouwperceel onvoldoende breed (geen 40 meter) en metend langs de [a-straat] is het bouwperceel onvoldoende diep (geen 25 meter). Gelet op het bovenstaande concludeer ik dat het perceel aan de hoek [c-straat] - [a-straat] te [plaats] niet kan worden gekwalificeerd als een bouwperceel waarop een woning kan worden gerealiseerd. Het gegeven dat in het verleden – wellicht in strijd met het bestemmingsplan – bouwvergunningen zijn verleend betekent niet het precedent om nu mee te werken aan uw initiatief.

(...)”

(v) Op 16 februari 2006 heeft [verweerder] een ‘verzoek tot principebesluit’ ingediend bij de gemeente. Dit vermeldt:

1 Ons verzoek

Naar aanleiding van de diverse besprekingen met de Gemeente Brummen aangaande het perceel grond op de hoek [c-straat] / [a-straat] doen wij hierbij het verzoek aan het College van Burgemeester en Wethouders van de Gemeente Brummen om een standpunt in te nemen:

o omtrent de kwalificatie van het perceel grond aan de hoek [c-straat] / [a-straat] te [plaats] en dit perceel formeel aan te duiden als bouwkavel.

o over de ligging van de rooilijn en indien het college van mening is dat die rooilijn langs de voorgevel woning aan de [b-straat 1] loopt verzoeken wij u een verschuiving van de rooilijn te bewerkstelligen zodanig dat de rooilijn langs of nog iets voor de voorgevel van de garages en werkplaats van de [b-straat 1] loopt.

(...)

2 Bestemmingsplan en bestemmingsplan eisen

(...)

Zienswijze 1 (voorgevelrooilijn aan de [c-straat] )

(...)

De conclusie van het bovenstaande kan naar onze mening niet anders luiden dan dat het perceel grond zonder meer kwalificeert als bouwperceel en dat binnen de grenzen van het vlak aangeduid als: “Verspreide bebouwing klasse C” een eengezinshuis en daartoe behorende (...) bouwwerken (...) mogen worden gebouwd/aangelegd (...)

Tenslotte moet nog worden opgemerkt dat bij de toekenning van een bouwvergunning (1997-1998) voor de drie naast ons liggende kavels aan de [c-straat] het oppervlak met de aanduiding voorerfklasse A ook is meegenomen als bouwperceeloppervlak. Dat standpunt van de gemeente Brummen is naar onze mening ook juist en ligt in lijn met de uitleg van het bestemmingsplan zoals hierboven beschreven. Ook vanuit dat oogpunt kwalificeert dus het perceel grond als bouwkavel.

Zienswijze 2 (voorgevelrooilijn aan de [a-straat] )

De voorgevelrooilijn aan de [a-straat] is niet eenduidig te bepalen. (...)

Op grond van het bovenstaande verzoeken wij u (voor zover nodig op basis van de stellingname van de gemeente Brummen) medewerking te verlenen aan het verschuiven van de voorgevelrooilijn in de richting van de [a-straat] , tot deze minimaal parallel aan de garages/werkplaats loopt (conform de bedoelingen c.q. juiste uitwerking van de werkelijke c.q. beoogde situatie in het voorontwerpbestemmingsplan 1999). Ruimtelijk gezien zou het beter zijn om deze lijn nog iets verder (zeg 3 tot 4 meter) op te schuiven naar de [a-straat] .

(...)”

( vi) Bij het hiervoor genoemde verzoek heeft [verweerder] twee tekeningen gevoegd. Eén daarvan is een ‘artist impression’, die hierna is afgebeeld.2 Het verzoek ziet op de mogelijkheid van het bouwen van een woning op het bouwperceel op de hoek van de [a-straat] en de [c-straat] . De te bouwen woning wordt op de tekening en in de processtukken (ook) ‘woning B’ genoemd (ter onderscheiding van woning A aan de [b-straat] , die in deze procedure niet aan de orde is; zie hieronder).

( vii) Bij brief van 25 april 2006 (hierna: het eerste principebesluit) heeft de gemeente [verweerder] als volgt bericht:

“Op 16 februari 2006 heeft u een verzoek ingediend bij het college van burgemeester en wethouders om een principe-uitspraak te krijgen over de kwalificatie van een gedeelte van uw grond als bouwperceel en de ligging van de voorgevelrooilijn. Uw verzoek is onderworpen aan minutieuze bestudering waarbij de door u verstrekte bijlagen en alle voorgaande correspondentie zijn betrokken.

Besluit

In onze vergadering van 18 april 2006 hebben wij besloten om in principe, onder voorwaarden, medewerking te verlenen aan het zodanig vaststellen van de voorgevelrooilijn langs de [a-straat] dat een bouwkavel ontstaat waarvoor u een aanvraag om partiële bestemmingsplanherziening kan indienen. (...) Aan ons besluit liggen de volgende argumenten ten grondslag:

1 Het bestemmingsplan geeft in principe duidelijke richtlijnen

3 De ligging van de voorgevelrooilijn is niet eenduidig te bepalen

6 Gemeentelijk woonbeleid

2 De bestemmingsplanmethodiek geeft heldere uiteenzetting

3 Uw mail van 6 juni 2006 geeft geen nieuwe argumenten

3 Bespreking van het cassatiemiddel in het principale beroep

4 Bespreking van het cassatiemiddel in het incidentele beroep

5 Conclusie