Parket bij de Hoge Raad, 30-08-2024, ECLI:NL:PHR:2024:861, 23/04353
Parket bij de Hoge Raad, 30-08-2024, ECLI:NL:PHR:2024:861, 23/04353
Gegevens
- Instantie
- Parket bij de Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 30 augustus 2024
- Datum publicatie
- 24 september 2024
- ECLI
- ECLI:NL:PHR:2024:861
- Formele relaties
- Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2024:1435
- Zaaknummer
- 23/04353
Inhoudsindicatie
Art. 7:658; opzet of bewuste roekeloosheid?
Conclusie
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer 23/04353
Zitting 30 augustus 2024
CONCLUSIE
S.D. Lindenbergh
In de zaak
[eiser]
tegen
Dutchweek B.V.
Partijen worden hierna verkort aangeduid als [eiser] respectievelijk Dutchweek.
1 Inleiding
Eiser tot cassatie heeft in de uitoefening van zijn werkzaamheden als beveiliger bij een après-ski evenement in Oostenrijk, dat is georganiseerd door verweerster in cassatie, een klap uitgedeeld aan een bezoeker. In Oostenrijk volgt strafrechtelijke vervolging en de beveiliger tracht de daarmee gemoeide kosten op de voet van art. 7:658 lid 2 BW te verhalen op verweerster. Het hof komt niet toe aan de vraag of verweerster geldt als werkgever van de beveiliger, dan wel een daarmee gelijkgestelde in de zin van art. 7:658 lid 4 BW, en volstaat met het oordeel dat eiser onvoldoende gemotiveerd heeft betwist dat hij opzettelijk en onnodig geweld heeft gebruikt en dat daarmee de schade waarvan hij vergoeding vordert in belangrijke mate het gevolg is van zijn opzet of bewuste roekeloosheid. Naast dit oordeel wordt in cassatie ook bestreden het (feitelijke) oordeel dat niet gebleken is dat de beveiliger niet anders kon dan een klap uitdelen en het oordeel dat noodweerexces gesteld noch gebleken is.
2 Feiten
In cassatie kan worden uitgegaan van de feiten vermeld onder 3.1 t/m 3.9 van het arrest van 8 augustus 2023 van het gerechtshof Den Haag, hierna met dezelfde (sub)nummering overgenomen.
[eiser] is beveiliger en ondernemer. [eiser] is directeur en indirect eigenaar van het beveiligingsbedrijf New Generation Security B.V.
Dutchweek is een evenementenbureau dat activiteiten organiseert in het buitenland voor met name de Nederlandse wintersporter.
Op 19 februari 2019 heeft [eiser] de volgende e-mail gestuurd aan [betrokkene 1] , de directeur van Dutchweek:
“Van: [e-mail]
[...]
Goedemiddag [betrokkene 1] ,
Leuk kennis gemaakt te hebben en leuk om de gedrevenheid in het ondernemerschap te zien. We kijken uit naar een lange samenwerking mogelijk op meerdere locaties en gaan beginnen met Saalbach 2019.
[...]
Wij betalen de vliegtickets heen en terug en het verblijf in Gerlos van woensdag tot en met zondag.
De overige kosten zijn voor Dutchweek.
Werkvergoeding bedraagt EUR 500 voor 4 dagen werk per persoon.
[...]
New Generation Security
[eiser] ”
In februari 2019 zijn Dutchweek en [eiser] overeengekomen dat [eiser] beveiligingswerkzaamheden voor Dutchweek zou verrichten in de “Dutchweek Saalbach” in maart 2019.
Tijdens het uitoefenen van die werkzaamheden is [eiser] op 21 maart 2019 betrokken geraakt bij een geweldsincident met een bezoeker, aan wie de toegang tot de gelegenheid was geweigerd. Kort daarna is de politie ter plaatse gekomen en heeft deze enkele personen gehoord en beeldmateriaal bekeken.
De bezoeker die bij dit geweldsincident betrokken was, heeft aangifte gedaan van zware mishandeling. [eiser] is in juli 2019 naar Salzburg gereisd om zich daar bij de rechtbank te verantwoorden voor het incident.
In een e-mail van 18 juli 2019 van [eiser] aan [betrokkene 1] van Dutchweek is onder meer het volgende opgenomen.
“[…]
Gisteravond teruggekomen uit Salzburg. Gisterochtend om 09:00 uur was de strafzaak.
Een verslag:
Het ‘zogenaamde’ slachtoffer was bij de rechtszaak aanwezig. Ik heb op de gang voor het naar binnengaan kort met de man gesproken.
Hij gaf aan dat zijn kaak niet gebroken is door mij. Dus dat was goed nieuws voor ons. In de rechtszaal hebben we toen gevraagd waarom er geen röntgenfoto in het dossier zat.
De rechter was getriggerd en op de vraag van de rechter aan het slachtoffer, waar die foto was en of de kaak gebroken was, antwoordde hij dat de kaak niet gebroken is geweest.
Daarmee was de zware mishandeling niet bewezen. En dat is mij ten laste gelegd.
De kous was daarmee helaas niet af.
De rechter vond namelijk omdat het slachtoffer wel pijn heeft gehad, en er geen omstandigheden waren die dat rechtvaardigden eenvoudige mishandeling wel bewezen kon worden.
Wij hebben toen aangevoerd dat het slachtoffer al eerder die avond agressief was, maar konden dit onvoldoende aantonen.
Hadden we dit wel gekund dan was dit heel anders afgelopen volgens mijn advocaat.
Om een lang verhaal kort te maken, heb ik ervoor kunnen zorgen dat er geen rechtsvervolging plaatsvind.
Hiervoor moet ik een bedrag betalen aan de rechtbank en aan het vermeende slachtoffer. Daarmee koop ik rechtsvervolging af en heb ik de schade aanzienlijk kunnen beperken.”
In een verklaring afgegeven door kassamedewerkster [betrokkene 2] van Dutchweek (hierna: [betrokkene 2]) van 5 juni 2019 over de gebeurtenissen op 21 maart 2019 is onder meer het volgende opgenomen.
“The visitor was really annoying and therefore [eiser] protected me and stood in front of me. Due to the fact that [eiser] was standing in front of me, I couldn’t exactly see what happened, but when the visitor tried to touch [eiser] , [eiser] protected us and reacted out of necessary defence [...]”.
3 Procesverloop
Bij dagvaarding van 24 februari 2020 heeft [eiser] Dutchweek in rechte betrokken bij de kantonrechter van de rechtbank Rotterdam (hierna: de kantonrechter). Hij vordert dat de kantonrechter Dutchweek bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 8.555,89, te vermeerderen met wettelijke rente, en de proceskosten. Hieraan legt hij, samengevat, het volgende ten grondslag.
Tijdens de uitvoering van beveiligingswerkzaamheden op een evenement van Dutchweek in Oostenrijk is [eiser] betrokken geraakt bij een incident met een van de gasten. Als gevolg daarvan heeft het Oostenrijkse Openbaar Ministerie een onderzoek ingesteld en uiteindelijk besloten over te gaan tot strafrechtelijke vervolging van [eiser] . In dit verband heeft [eiser] kosten gemaakt, waaronder advocaatkosten. Dit betreft schade die [eiser] heeft geleden in de uitoefening van zijn werkzaamheden die Dutchweek, als werkgever, op de voet van art. 7:658 lid 2 BW dient te vergoeden.
Dutchweek voert verweer bij conclusie van antwoord, waarna partijen voortprocederen door indiening van conclusies van repliek en dupliek. Op 23 oktober 2020 wijst de kantonrechter vonnis (hierna: het vonnis),1 waarin hij de vordering van [eiser] afwijst en hem veroordeelt in de proces- en nakosten. Dit oordeel motiveert de kantonrechter, samengevat, als volgt.
De tussen [eiser] en Dutchweek gemaakte afspraken en de uitvoering daarvan wijzen erop dat sprake is van een overeenkomst van opdracht en niet van een dienstverband. Op die grond dient de vordering van [eiser] te worden afgewezen. Ten overvloede overweegt de kantonrechter dat de vordering van [eiser] ook zou zijn afgewezen indien sprake was van een arbeidsovereenkomst. De videobeelden van het incident wijzen er namelijk op dat sprake is van opzet of bewuste roekeloosheid aan zijn zijde. De financiële gevolgen van dit handelen dienen voor rekening van [eiser] te blijven.
In hoger beroep
Bij appeldagvaarding van 19 januari 2021 is [eiser] in hoger beroep gekomen van het vonnis bij het gerechtshof Den Haag (hierna: het hof). Onder aanvoering van een drietal grieven concludeert [eiser] tot vernietiging van het vonnis en het alsnog toewijzen van zijn vorderingen in eerste aanleg, met veroordeling van Dutchweek in de kosten van beide instanties. Dutchweek voert verweer bij memorie van antwoord. Na een nadere aktewisseling vindt op 23 februari 2023 een mondelinge behandeling plaats bij het hof. Hiervan is proces-verbaal opgemaakt. De procedure is geschorst geweest vanwege een wrakingsverzoek van [eiser] op 13 maart 2023. De wrakingskamer heeft dit verzoek bij beslissing van 5 juni 2023 afgewezen.2 De wraking is in cassatie niet aan de orde.
Het hof wijst op 8 augustus 2023 arrest (hierna: het arrest),3 waarin het het vonnis bekrachtigt en [eiser] veroordeelt in de kosten van het hoger beroep. Hiertoe overweegt het hof als volgt, waarbij ik de overwegingen die in cassatie van belang zijn citeer.
Het hof overweegt dat [eiser] zijn vorderingen in hoger beroep – kort samengevat – grondt op de stelling dat Dutchweek jegens hem haar zorgplicht heeft geschonden, omdat zij te weinig beveiligers had ingehuurd waardoor een onveilige situatie was ontstaan (r.o. 6.1). Het hof vervolgt met een weergave van de grieven van [eiser] . Grief I stelt dat de kantonrechter miskent dat Dutchweek ingevolge art. 7:658 lid 4 BW ook aansprakelijk kan zijn bij een overeenkomst van opdracht. Grief II klaagt over het oordeel dat er geen dienstverband is. Grief III richt zich tegen de overweging ten overvloede dat ook indien sprake was van een dienstverband, de vordering van [eiser] zou zijn afgewezen, omdat aan diens zijde sprake is van opzet of bewuste roekeloosheid in de zin van art. 7:658 lid 2 BW (r.o. 6.2). Het hof vangt aan met een behandeling van grief III (r.o. 6.3). Het hof stelt voorop dat de stelplicht, en zo nodig de bewijslast, van de aanwezigheid van opzet of bewuste roekeloosheid in de zin van art. 7:658 lid 2 BW rusten op Dutchweek, als vermeende werkgever dan wel de daarmee in art. 7:658 lid 4 BW gelijkgestelde (r.o. 6.4). Dutchweek heeft onder verwijzing naar de camerabeelden van het incident betoogd dat [eiser] excessief geweld heeft gebruikt door opeens en onnodig uit te halen naar de bezoeker. Daarnaast verwijst Dutchweek naar de e-mail van [eiser] van 18 juli 2019 (zie hiervoor onder 2.8) waarin [eiser] verklaart dat (wel) eenvoudige mishandeling bewezen kon worden. Uit dit alles blijkt volgens Dutchweek dat de schade is geleden als gevolg van opzet of bewuste roekeloosheid van [eiser] (r.o. 6.5). Bij zijn betwisting hiervan heeft [eiser] aangevoerd dat hij in strafrechtelijke zin geen rechtsregel heeft geschonden en dat hij uit zelfverdediging handelde (r.o. 6.6). Het hof overweegt vervolgens als volgt.
“6.7 Het hof overweegt dat, ook indien [eiser] geen misdrijf of overtreding heeft begaan, er nog steeds sprake kan zijn van opzet of bewuste roekeloosheid als bedoeld in artikel 7:658 lid 2 BW. Het hof is daarnaast van oordeel dat de camerabeelden de stelling van Dutchweek dat van opzet of bewuste roekeloosheid sprake is wel, en de betwisting daarvan door [eiser] niet, ondersteunen. Het hof licht dit oordeel als volgt toe.
Het hof stelt voorop dat het gebruik van geweld door een beveiliger onder omstandigheden niet te vermijden, althans het voorzienbaar gevolg van een onveilige situatie, kan zijn. In het onderhavige geval zijn dergelijke omstandigheden echter niet gebleken. Uit de camerabeelden blijkt dat [eiser] de bezoeker heeft geslagen. Het hof maakt uit de camerabeelden en in het bijzonder de positie van de bezoeker en [eiser] ten opzichte van elkaar en van de trap, niet op dat de bezoeker [eiser] makkelijk van de trap had kunnen duwen of daar aanstalten toe maakte. Maar wat daar ook van zij, een bedreigende situatie betekent op zichzelf genomen niet dat [eiser] niet anders kon dan een klap uitdelen. Het hof ziet op de camerabeelden niet de gestelde verdedigende ‘duwklap’, maar een aanvallende klap tegen de bezoeker. Ook ziet het hof op basis van de beelden niet in dat [eiser] niet anders kon dan een klap uitdelen. Dat sprake is van een dusdanige dreiging dat die alleen met een klap kon worden afgewend (in plaats van bijvoorbeeld het beetpakken en wegduwen van de bezoeker) volgt niet uit de beelden. De verklaring van [betrokkene 2] […] [hiervoor weergegeven onder 2.9, A-G], waarin zij schrijft: “[eiser] protected us and reacted out of necessary defence”, doet aan de voorgaande constateringen niet af; in elk geval niet nu deze getuige voorafgaand daaraan verklaart: “Due to the fact that [eiser] was standing in front of me, I couldn 't exactly see what happened.”. Een noodweerexces-situatie is overigens gesteld noch gebleken, waarbij meespeelt dat [eiser] , – die naar eigen zeggen twintig jaar ervaring in de beveiligingsbranche heeft – in staat moet worden geacht alleen noodzakelijk geweld te gebruiken. Ook het door [eiser] in zijn e-mail van 18 juli 2019 gegeven verslag van de zitting in Salzburg (zie [hiervoor onder 2.8, A-G]) wijst, waar dat het oordeel van de rechter weergeeft dat eenvoudige mishandeling wel bewezen kon worden, in de richting van onnodig geweld.
Gelet op het bovenstaande heeft [eiser] onvoldoende onderbouwd betwist de stelling van Dutchweek dat [eiser] opzettelijk en onnodig geweld heeft gebruikt, en dat daarmee de noodzaak zich in Salzburg voor de rechter te moeten verantwoorden, en de in verband daarmee door hem gemaakte kosten, in belangrijke mate het gevolg zijn van zijn opzet of bewuste roekeloosheid als bedoeld in artikel 7:658 lid 2 BW. Dat hij zich kennelijk (zie het verslag opgenomen [hiervoor onder 2.8, A-G]) – na betaling van een bedrag aan de rechtbank in Salzburg en aan het slachtoffer – niet (meer) hoefde te verdedigen tegen de aangepaste aanklacht van eenvoudige mishandeling, en dat zijn advocaat hem heeft verteld dat het anders was afgelopen als [eiser] had kunnen aantonen dat de bezoeker eerder op de avond agressief was, maakt dat niet anders.”
Het voorgaande betekent dat ook als vast zou komen te staan dat er een arbeidsovereenkomst is tussen Dutchweek en [eiser] of een relatie als bedoeld in art. 7:658 lid 4 BW én dat Dutchweek haar zorgplicht heeft geschonden, Dutchweek niet op grond van art. 7:658 BW aansprakelijk is voor de door [eiser] gestelde schade. Grief III faalt (r.o. 6.10). Grieven I en II behoeven geen nadere bespreking en aan bewijslevering wordt niet toegekomen (r.o. 6.11). Het hof bekrachtigt het vonnis en veroordeelt [eiser] in de proceskosten (r.o. 6.12).
In cassatie
Bij procesinleiding van 8 november 2023 heeft [eiser] (tijdig) cassatieberoep ingesteld van het arrest. Hij heeft afgezien van het indienen van een schriftelijke toelichting.
Dutchweek is in cassatie niet verschenen. Aan haar is verstek verleend.