Home

Parket bij de Hoge Raad, 07-02-2025, ECLI:NL:PHR:2025:169, 24/01034

Parket bij de Hoge Raad, 07-02-2025, ECLI:NL:PHR:2025:169, 24/01034

Gegevens

Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Datum uitspraak
7 februari 2025
Datum publicatie
13 februari 2025
ECLI
ECLI:NL:PHR:2025:169
Formele relaties
Zaaknummer
24/01034

Inhoudsindicatie

Werkgeversaansprakelijkheid. Burn-out. Stelplicht- en bewijslastverdeling art. 7:658 BW. Arbeidsrechtelijke omkeringsregel. Motiveringsklachten.

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL

BIJ DE

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

Nummer 24/01034

Zitting 7 februari 2025

CONCLUSIE

S.D. Lindenbergh

In de zaak

[de werkneemster] ,

tegen

Samsung Electronics Air Conditioner Europe B.V.

Partijen worden hierna verkort aangeduid als de werkneemster (eiseres tot cassatie) respectievelijk Samsung (verweerster in cassatie).

1 Inleiding

De werkneemster stelt dat zij een burn-out en depressie heeft gekregen door de werkomstandigheden bij Samsung, haar voormalige werkgeefster. Die zouden eruit hebben bestaan dat de werkneemster door haar manager is gepest, vernederd en geïntimideerd, dat het onderzoek over haar klacht daarover onzorgvuldig is uitgevoerd, en dat Samsung niet goed is omgegaan met haar arbeidsongeschiktheid. In deze procedure stelt de werkneemster Samsung aansprakelijk voor de als gevolg daarvan door haar geleden en nog te lijden schade. Het hof heeft, evenals de rechtbank, de vorderingen afgewezen. Het hof heeft geoordeeld dat niet is komen vast te staan dat de werkneemster werkzaamheden heeft moeten verrichten onder omstandigheden die schadelijk waren voor haar gezondheid, dat Samsung bij gebreke van dergelijke schadelijke werkomstandigheden haar zorgplicht dienaangaande ook niet heeft geschonden, en dat Samsung ook overigens haar zorgplicht jegens de werkneemster niet heeft geschonden. In cassatie klaagt de werkneemster dat het hof het beoordelingskader van art. 7:658 BW heeft miskend, althans dat het hof op onjuiste dan wel onbegrijpelijke wijze toepassing heeft gegeven aan de zgn. ‘arbeidsrechtelijke omkeringsregel’. Volgens het middel heeft het hof verder nagelaten te beoordelen of de door de werkneemster aangevoerde schadelijke werkomstandigheden in onderling verband en samenhang bezien maken dat sprake is van een zorgplichtschending door Samsung, dan wel dat Samsung in strijd met goed werkgeverschap of onrechtmatig heeft gehandeld. In het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep klaagt Samsung dat het hof ten onrechte tot uitgangspunt heeft genomen dat de werkneemster in hoger beroep nog steeds haar art. 7:611 BW vorderingsgrondslag baseerde op dezelfde feiten als haar art. 7:658 BW vorderingsgrondslag en dat zij art. 6:162 BW als zelfstandige vorderingsgrondslag naast art. 7:658 BW handhaafde. Volgens het middel heeft het hof aldus de negatieve zijde van de devolutieve werking van het hoger beroep miskend.

2 Feiten

In cassatie kan worden uitgegaan van de volgende feiten, die zijn ontleend aan randnummers 3.1 t/m 3.23 van het bestreden arrest.1

2.1

De werkneemster is op 15 september 2017 op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd bij Samsung in dienst getreden in de functie van Head of Product Management tegen een salaris van afgerond € 9.728,-- bruto per maand exclusief emolumenten voor 40 uur per week. Zij rapporteerde tot 1 februari 2019 rechtstreeks aan [betrokkene 1] (hierna: [betrokkene 1]), destijds CEO en leidinggevende van de divisie Sales & Marketing van Samsung.

2.2

Samsung houdt zich bezig met de Europese verkoop van airconditionings, climate systems en aanverwante producten en diensten. Samsung, onderdeel van het wereldwijde Samsung-concern, is in 2017 opgericht en is gevestigd op Schiphol.

2.3

De werkneemster woont in België maar heeft haar werkzaamheden steeds verricht vanuit het kantoor van Samsung op Schiphol, waar zij doordeweeks op kosten van Samsung in een hotel verbleef.

2.4

In artikel 3.15 van het personeelshandboek van Samsung, dat onderdeel is van de arbeidsovereenkomst, staat dat iedere werknemer die slachtoffer is van geweld, pesterijen of seksuele intimidatie, contact kan opnemen met een onpartijdige ‘counsellor’. Verder wordt in het artikel verwezen naar de bijgevoegde ‘Flowchart Mobbing’, waarin de verschillende processtappen staan. Onderdeel van het handboek is ook een Code of Conduct, waarin staat dat de werknemers van Samsung moeten bijdragen aan een veilige en gezonde werkomgeving en zich moeten onthouden van gedrag dat een veilige en gezonde werkomgeving kan ondermijnen, zoals intimidatie, discriminatie of vriendjespolitiek.

2.5

In een gesprek op 31 mei 2018 heeft [betrokkene 1] de werkneemster aangesproken op haar (stijl van) communiceren intern en extern en samenwerking, die door sommigen als vernederend en aanvallend werd ervaren. In de gespreksbevestiging van 5 juni 2018 is de werkneemster met klem verzocht haar houding en in- en externe communicatie te veranderen. Ook in het beoordelingsgesprek over 2018 zijn kritische kanttekeningen geplaatst bij de aspecten communicatie en samenwerking.

2.6

In een e-mail van 12 december 2018 heeft [betrokkene 1] alle managers, waaronder de werkneemster, bericht dat hij een nieuwe functie zal gaan bekleden bij het hoofdkantoor van Samsung in Zuid-Korea. Hij liet weten dat hij weinig concrete veranderingen voor de aansturing van de werkzaamheden in Nederland verwachtte, aangezien hij zijn nieuwe positie zou gaan combineren met zijn huidige functie.

2.7

In een gesprek op 21 december 2018 heeft [betrokkene 1] de werkneemster verteld dat zij en haar team per 1 januari 2019 niet langer aan hem zouden rapporteren, maar aan [betrokkene 2] (hierna: [betrokkene 2]), de Vice President Customer Services, Pre-Sales and Business Development, omdat het toch niet mogelijk/wenselijk was twee functies te combineren. [betrokkene 2] was bij dit gesprek aanwezig.

2.8

De werkneemster heeft in dit gesprek en in een e-mail van 22 december 2018 haar ongenoegen geuit over het feit dat zij voortaan aan [betrokkene 2] in plaats van aan [betrokkene 1] zou moeten rapporteren:

“By not following a basic employment etiquette of conducting a one-to-one meeting to explain your intention for organization changes, you have demeaned yourself professionally. (...). You are very well aware that we work to move forward in our professional lives, and not step backwards. As I understand, the proposed change in reporting line for Product management is a step-down for me in hierarchy and authority. (...) Because of the manner in which you set up today’s meeting, we ended it unproductive and mutually insensitive. Anyhow, if your verbal communication of today was a final decision, I expect a formal letter from you with the intended change in organization and reporting line.”

2.9

Op 4 januari 2019 hebben [betrokkene 1] en de werkneemster nog een keer over de wijziging in de rapportagelijn gesproken. De werkneemster heeft daartegen toen opnieuw bezwaar gemaakt. In een gesprek op 10 januari 2019 heeft zij haar bezwaren tegen de wijziging ook met de toenmalige HR Business Partner van Samsung gedeeld.

2.10

In de avond van 17 januari 2019 hebben [betrokkene 2] en de werkneemster op verzoek van [betrokkene 2] met elkaar gesproken over de wijziging in de rapportagelijnen en het feit dat de werkneemster haar team hierover nog niet had geïnformeerd.

2.11

Bij e-mailbericht van 21 januari 2019 heeft de werkneemster naar aanleiding van het gesprek met [betrokkene 2] op 17 januari 2019 een klacht over hem ingediend bij het toenmalige (interim) Hoofd HR en de CFO van Samsung:

“(...) On 17th January 2019 evening 19:30 when I was leaving the office, [ [betrokkene 2] ] stopped me on my way out, and requested my time. Although I mentioned I was in a hurry to leave so I can take my medicines on time, he insisted to speak with me immediately. In the meeting room on 5th floor, he confronted me and asked if I informed my team about the reporting line change to him. I replied NO, and said I cannot make any such communication to my team without a formal company decision explaining the change. [ [betrokkene 2] ] threatened me that if I do not inform the PM team, he will do so himself without me. (...) [ [betrokkene 2] ] threatened that my reporting line change to him has already been decided (?), and bullied me to share what I discussed with [ [betrokkene 1] ]. I refused to share details of my confidential meeting with [ [betrokkene 1] ] who is officially my manager. [ [betrokkene 2] ] then aggressively stated that if I don’t share the details, he will find out himself from [ [betrokkene 1] ].

I believe that as an employee of Samsung, I should not have to face such aggression and bullying tactics from a person of higher authority (...).”

2.12

Op 22 januari 2019 heeft het Hoofd HR een gesprek met de werkneemster gehad, waarin de klachtenregeling van Samsung met haar is besproken. Daarbij is het verschil toegelicht tussen een informele en een formele klachtafhandeling, waarbij de informele route bestaat uit interviews met de werkneemster en [betrokkene 2] , gehouden door HR en Legal die als vertrouwenspersoon zijn aangewezen, en de formele route uit interviews met alle betrokken partijen, waarbij alles schriftelijk wordt vastgelegd en er een ‘external counsel’ kan worden betrokken. In de e-mail van 23 januari 2019, waarin het voorgaande aan de werkneemster is bevestigd, is ook vermeld dat de communicatie over de wijziging van de rapportagelijnen nog even zou worden uitgesteld.

2.13

Op 23 januari 2019 heeft de werkneemster laten weten dat zij kiest voor een formele klachtafhandeling. Het Hoofd HR heeft diezelfde dag aan de werkneemster bevestigd dat het formele traject in gang zou worden gezet, met als eerste stap een interview tussen de werkneemster, het Hoofd Legal en het Hoofd HR.

2.14

Op 24 januari 2019 heeft het interview tussen de werkneemster, het Hoofd HR en het Hoofd Legal plaatsgevonden. De werkneemster heeft in het interview aangegeven dat er meer incidenten met [betrokkene 2] zijn geweest die voor haar aanleiding waren een klacht tegen hem in te dienen. Op verzoek van het Hoofd HR en het Hoofd Legal heeft de werkneemster op 4 februari 2019 die (vijf) eerdere incidenten op papier gezet.

2.15

Bij e-mail van 5 februari 2019 heeft [betrokkene 1] de werkneemster bericht dat de wijziging in rapportagelijnen die week aan de organisatie gecommuniceerd zou worden:

“(...) To us, your complaint seems to mainly relate to actions from [ [betrokkene 2] ] where he had a different opinion, interfered with business areas that are in your view your sole responsibility, or enquired about information that you did not want to share. Although it is clear that there were some disagreements between the two of you, in our view the majority are disagreements that may occur within a business, even if perceived otherwise by you. We think these situations should be looked into, but we are not convinced at this moment that these are of such a level that it should affect the board decision. We also considered that further postponing the organization change is bad for the company, [ [betrokkene 2] ’] alleged actions did not seem to be aimed at you as a person or against your wellbeing, there have not been any similar complaints about [ [betrokkene 2] ] before, and of course that until proven otherwise we assume a person is innocent (unless there are exceptional circumstances). All of this brings me to the conclusion that we are now going to announce the organization change, while the complaint and any further discussion about your objections can be dealt with in parallel. (...)”

2.16

Op 7 februari 2019 heeft de werkneemster zich ziekgemeld. Zij is vervolgens (onafgebroken) volledig arbeidsongeschikt geweest.

2.17

Op 8 februari 2019 heeft Samsung de organisatie geïnformeerd over de wijziging van de rapportagelijnen.

2.18

Op 7 en 18 februari 2019 is de werkneemster gevraagd om tijdens haar ziekte ‘approvals’ aan [betrokkene 2] door te sturen. Omdat de werkneemster hieraan geen gehoor gaf, heeft [betrokkene 2] haar in een e-mail van 5 maart 2019 nogmaals gevraagd dit te doen en daarbij vermeld de aanpassing door IT te laten verrichten als zij daartoe door haar ziekte niet in staat was. De werkneemster heeft deze e-mail van [betrokkene 2] op 7 maart 2019 doorgestuurd aan [betrokkene 1] en hem bericht:

“(...) This action on his part also validates my complaint against him, if you can take note of his tone and ultimatum to a sick colleague without the least human consideration. Let me remind you that on 21st December 2018 and on 4th January 2019 I unambiguously stated my disagreement to you regarding your proposed change to my reporting line to [ [betrokkene 2] ]. I did not accept to report to [ [betrokkene 2] ] due to his intimidation and harassment towards me at work (...). Following that, I faced another bullying incident from [ [betrokkene 2] ], which I reported to the HR Department through a formal complaint. (...). The intimidation and harassment at work has inflicted damage upon me that has led to health issues and incapacity to work. Under these circumstances, I am changing the delegation of authority to you as my manager. (...)”

2.19

In reactie op deze e-mail heeft [betrokkene 1] diezelfde dag aan de werkneemster geschreven dat de wijziging van de rapportagelijn een besluit van het bestuur is dat al is ingevoerd en dat de werkneemster niet het recht heeft dit besluit af te wijzen of haar eigen manager te kiezen.

2.20

Na de ziekmelding van de werkneemster heeft het Hoofd HR haar op 11 februari 2019 laten weten dat de arbodienst van Samsung, Arboned, telefonisch contact zou opnemen. Nadat Arboned de werkneemster had uitgenodigd voor een afspraak op 27 februari 2019 in Den Haag, heeft zij het hoofd HR bij e-mail van 25 februari 2019 laten weten dat zij door een bedrijfsarts uit haar woonplaats moet worden gezien. Het Hoofd HR heeft hierop op 27 februari 2019 geantwoord dat zij zich niet had gerealiseerd dat de werkneemster niet in staat was te reizen en dat zij een telefonische afspraak met de bedrijfsarts zou regelen. Zij heeft daarbij erop gewezen dat de werkneemster verplicht was medewerking te verlenen aan de arbodienst. Bij e-mail van 28 februari 2019 heeft de werkneemster zich expliciet op het standpunt gesteld dat zij een grensarbeider is en daarom het recht heeft door een arts in België te worden gezien. Nadat Samsung op 11 maart 2019 nogmaals, een disciplinaire maatregel in het vooruitzicht stellend, heeft aangedrongen op een telefonisch contact met Arboned, heeft de advocaat van de werkneemster Samsung bij brief van 29 maart 2019 gemaand de rechten van de werkneemster als grensarbeider te erkennen. Deze advocaat heeft tevens te kennen gegeven dat het opstellen en uitwisselen van een Plan van Aanpak in verband met de gezondheidstoestand van de werkneemster alleen schriftelijk kon plaatsvinden. Verder heeft zij laten weten dat de re-integratie op dat moment de meeste urgentie had:

“(...) het is in het belang van beide partijen dat de re-integratie wordt vlot getrokken, zodat cliënte zich volledig op haar herstel kan richten en haar gezondheid niet nog verder schade wordt toegebracht. Op een later moment, namelijk zodra de gezondheid van mijn cliënte dat weer toelaat, zal dan vervolgens de kwestie ter zake de wijziging van de leidinggevende aan wie cliënte voortaan volgens u verantwoording moet afdragen, als ook de tegen voornoemde leidinggevende ingediende formele klacht moeten worden opgelost. Gelet op de broze gezondheidstoestand van cliënte kan ik hier vooralsnog niet nader op ingaan (...) Ik vertrouw op uw begrip hiervoor (...).”

Samsung heeft het grensarbeiderschap van de werkneemster op 2 april 2019 erkend.

2.21

Certimed, de in België bevoegde instantie, heeft op 14 juni 2019 en 29 juni 2020 geoordeeld dat de werkneemster volledig arbeidsongeschikt is.

2.22

Na twee jaar ziekte heeft Samsung per 7 februari 2021 de loonbetaling aan de werkneemster stopgezet en het UWV toestemming verzocht de arbeidsovereenkomst met de werkneemster op te zeggen wegens langdurige arbeidsongeschiktheid. Dit verzoek is door het UWV afgewezen. Op verzoek van de werkneemster is haar dienstverband met Samsung per 1 april 2022 beëindigd.

2.23

In een schriftelijke verklaring van 24 februari 2021 heeft [betrokkene 2] verklaard dat het gesprek met de werkneemster op 17 januari 2019 ongeveer vijf minuten heeft geduurd, dat hij de werkneemster tijdens het gesprek niet geïntimideerd heeft, dat hij niet de indruk had dat de werkneemster zich bedreigd of geïntimideerd voelde en dat hij in zijn 29-jarige carrière nooit eerder klachten heeft gehad over pesterijen, intimidatie of oneerlijke behandeling van medewerkers. In een aanvullende verklaring van 18 september 2023 heeft [betrokkene 2] verklaard dat Legal en HR hem kort na 21 januari 2019 hebben geïnformeerd over de klacht van de werkneemster en dat zij hebben aangekondigd dat hij daarover formeel zou worden gehoord. Hij heeft verder vermeld dat hij is geïnformeerd over de aanvullende klachten en dat hem is medegedeeld dat het onderzoek zou worden voortgezet als de werkneemster weer in staat was daaraan deel te nemen.

3 Procesverloop

3.1

Bij inleidende dagvaarding van 11 december 2020 heeft de werkneemster Samsung gedagvaard voor de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem (hierna: de kantonrechter). De werkneemster heeft gevorderd dat de kantonrechter:

- voor recht verklaart dat Samsung op grond van art. 7:658 BW, art. 7:611 BW of art. 6:162 BW aansprakelijk is voor de door haar geleden en nog te lijden schade en Samsung veroordeelt tot betaling van die schade, nader op te maken bij staat;

- Samsung veroordeelt tot betaling van een voorschot op de schadevergoeding ter hoogte van € 20.000,-- netto;

- Samsung veroordeelt tot betaling van de door haar gemaakte redelijke kosten ter vaststelling van aansprakelijkheid; en

- Samsung veroordeelt tot betaling van de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.

3.2

De werkneemster heeft aan haar vorderingen primair ten grondslag gelegd dat haar ziekte een rechtstreeks gevolg is van de werkomstandigheden en dat Samsung haar zorgplicht heeft geschonden, zodat Samsung op grond van art. 7:658 BW aansprakelijk is voor de door haar geleden en nog te lijden schade. De werkneemster heeft subsidiair aan haar vorderingen ten grondslag gelegd dat Samsung aansprakelijk is op grond van art. 7:611 BW doordat Samsung niet als goed werkgever heeft gehandeld door (i) haar te verplichten om nauw met [betrokkene 2] samen te werken ondanks duidelijk kenbaar gemaakte bezwaren, (ii) haar niet serieus te nemen in haar klachten, (iii) geen Ondernemingsgraad in te stellen, (iv) geen (onafhankelijke) vertrouwenspersoon te benoemen, (v) de Flowchart Mobbing niet te volgen, (vi) het formele onderzoek niet af te ronden, (vii) de vertrouwelijkheid te schenden door [betrokkene 1] in de klachtafhandeling te betrekken, (viii) van haar te verlangen dat zij één op één het gesprek met [betrokkene 2] zou aangaan, (ix) haar tegen te werken in het proces rondom haar ziekmelding, en (x) de bedrijfsarts niet te informeren over de status als grensarbeider. De werkneemster heeft meer subsidiair aan haar vorderingen ten grondslag gelegd dat Samsung aansprakelijk is op grond van art. 6:162 BW, omdat Samsung onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld door de reporting line change ondanks bezwaren van de werkneemster door te zetten, het formele onderzoek niet af te ronden en de werkneemster te verplichten zelf het gesprek met [betrokkene 2] aan te gaan.2

3.3

Samsung heeft verweer gevoerd. Zij heeft, samengevat, aangevoerd dat van een causaal verband tussen de arbeidsomstandigheden bij haar en de gezondheidsklachten die de werkneemster stelt te ervaren, niet is gebleken, dat bovendien van schadelijke of ongezonde arbeidsomstandigheden bij Samsung geen sprake is geweest, en dat Samsung ook haar zorgplicht voor een veilige werkomgeving niet heeft geschonden.3

3.4

Bij eindvonnis van 14 juli 2021 heeft de kantonrechter de vorderingen afgewezen en de werkneemster veroordeeld in de proceskosten.4

3.5

De kantonrechter heeft eerst beoordeeld of Samsung aansprakelijk is op grond van art. 7:658 BW. Onder het kopje ‘Is Samsung aansprakelijk op grond van artikel 7:658 BW? Nee’ heeft de kantonrechter het volgende tot uitgangspunt genomen:

“5.3. Op grond van artikel 7:658 lid 2 BW is een werkgever tegenover een werknemer aansprakelijk voor de schade die de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden lijdt, tenzij de werkgever aantoont dat hij zijn zorgplicht als bedoeld in lid 1 van dat artikel is nagekomen of dat de schade in belangrijke mate het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer. De Hoge Raad heeft beslist dat artikel 7:658 BW ook van toepassing is bij psychische schade.5

5.4.

Hieruit volgt in beginsel dat de werknemer die de werkgever aansprakelijk wil stellen, in de eerste plaats dient te stellen, en bij betwisting te bewijzen, dat hij de schade heeft opgelopen in de uitoefening van zijn werkzaamheden (causaal verband tussen de werkzaamheden en de schade). Indien dit vast komt te staan, dient de werkgever vervolgens te stellen en zo nodig te bewijzen dat hij heeft voldaan aan zijn verplichting om voor een veilige werkplek en gezonde arbeidsomstandigheden te zorgen.

5.5.

Wanneer echter de werknemer stelt en bewijst dat i) de werkzaamheden zijn verricht onder omstandigheden die schadelijk kunnen zijn voor de gezondheid en ii) de gezondheidsklachten daardoor kunnen zijn veroorzaakt, dan wordt het causaal verband tussen de gezondheidsschade en de werkzaamheden aangenomen indien de werkgever heeft nagelaten maatregelen te treffen die redelijkerwijs nodig zijn ter voorkoming van de blootstelling aan de schadelijke werkomstandigheden. Voor toepassing van deze arbeidsrechtelijke omkeringsregel is geen plaats wanneer het verband tussen de gezondheidsschade en de schadelijke werkomstandigheden te onzeker of te onbepaald is.6

5.6.

De kantonrechter neemt daarbij in aanmerking dat psychische klachten, zoals burn-out en depressie, multifactorieel van aard zijn en sterk individueel bepaald. Zo kan de oorzaak van deze multi-causale ziektes ook zijn gelegen in privéomstandigheden, zoals persoonlijke aanleg van de werknemer of andere niet aan het werk gerelateerde omstandigheden. De werknemer die stelt dat zijn burn-outklachten zijn veroorzaakt door het werk, zal daarom óók feiten en omstandigheden met betrekking tot zijn werksituatie moeten stellen op grond waarvan kan worden aangenomen dat zijn klachten daardoor en niet door iets anders zijn ontstaan. Wanneer immers sprake is van een volstrekt normale werksituatie en een werknemer niettemin klachten krijgt, kan niet gezegd worden dat deze klachten door de werksituatie zijn veroorzaakt.78

3.6

De kantonrechter heeft vervolgens beoordeeld of en in hoeverre sprake was van de door de werkneemster gestelde schadelijke werkomstandigheden (r.o. 5.7 t/m 5.17).9 De kantonrechter heeft in r.o. 5.8 overwogen dat de werkneemster zich op het standpunt stelt dat haar ziekte een rechtstreeks gevolg is van de gebeurtenissen bij Samsung en dat zij de volgende factoren heeft genoemd die tot haar ziekte hebben geleid:

- gebrek aan inlevingsvermogen en zorg van [betrokkene 1] ten tijde van de besluitvorming en bekendmaking van de reporting line change in december 2018;

- de intimiderende confrontatie met [betrokkene 2] op 17 januari 2019;

- het vooruitzicht dat Samsung de werkneemster verplichtte om nauw met [betrokkene 2] te gaan samenwerken;

- het feit dat Samsung de werkneemster niet serieus nam in haar klachten en de oorzaak niet onderkende;

- het feit dat de werkneemster niet terecht kon bij een onafhankelijke vertrouwenspersoon;

- het feit dat de werkneemster zich als vrouw in een mannenorganisatie onvoldoende veilig en gesteund voelde;

- het feit dat er geen onafhankelijk en vertrouwelijk onderzoek is ingesteld naar de confrontatie met [betrokkene 2] , althans dat het gestarte onderzoek niet is afgerond;

- het feit dat de werkneemster van meet af aan tegenwerking heeft ervaren in het proces rondom haar ziekmelding.

3.7

De kantonrechter heeft deze factoren in de opvolgende rechtsoverwegingen beoordeeld. Hij heeft, puntsgewijs en deels samengevat weergegeven, het volgende geoordeeld:

- Het behoort tot de beleidsvrijheid van Samsung om binnen redelijke grenzen haar organisatie in te richten en te wijzigen zoals haar dat goeddunkt. (r.o. 5.10)

- Uit niets blijkt dat Samsung met de werkneemster heeft afgesproken dat zij altijd aan [betrokkene 1] zou blijven rapporteren en de werkneemster heeft ter zitting ook erkend dat die afspraak nooit is gemaakt. (r.o. 5.10)

- Van een goed werknemer wordt in principe verwacht dat hij zich naar organisatiewijzigingen voegt. De bezwaren van de werkneemster zijn niet dusdanig dat sprake is van een uitzonderingssituatie. (r.o. 5.10)

- Het bezwaar van de werkneemster dat de wijziging een demotie en inhoudelijke functiewijziging tot gevolg had, is in zijn algemeenheid geen omstandigheid op grond waarvan een individuele werknemer een wijziging als deze (waarin de rapportagelijnen veranderen omdat de CEO vanwege een promotie vertrekt) kan tegenhouden. (r.o. 5.10)

- Uit de overgelegde stukken kan niet worden vastgesteld dat [betrokkene 1] geen inlevingsvermogen en zorg heeft gehad voor de werkneemster. (r.o. 5.10)

- Op basis van het in de klachtbrieven door de werkneemster omschreven gedrag van [betrokkene 2] kan niet worden vastgesteld dat sprake is geweest van intimidatie, vernederingen of pesten in objectieve zin. Met betrekking tot het incident op 17 januari 2019 is daarbij meegewogen dat de werkneemster niet tot het gesprek is gedwongen (zij heeft daarmee zelf ingestemd), dat het gesprek van korte duur was, dat een collega in de nabije omgeving aanwezig was en dat [betrokkene 2] haar niet de weg heeft versperd of heeft belemmerd het gesprek te beëindigen en uit de meeting room weg te lopen. Niet is komen vast te staan dat [betrokkene 2] in het gesprek op agressieve toon tegen de werkneemster heeft gepraat. Ook de uitlatingen van [betrokkene 2] dat, wanneer de werkneemster zou blijven weigeren de wijziging in rapportagelijnen aan haar team te communiceren en dat [betrokkene 2] , als de werkneemster hem niet wilde vertellen waarover zij met [betrokkene 1] had gesproken, hij hem zelf wel zou bellen, zijn onvoldoende om van intimidatie, vernederingen of pesterijen te kunnen spreken. (r.o. 5.12)

- De eerdere gebeurtenissen die de werkneemster in haar aanvullende klacht van 4 februari 2019 omschrijft, gaan over werksituaties in 2018 en begin 2019 waarin [betrokkene 2] in aanwezigheid van collega’s en meerderen van de werkneemster kritisch was op werk van (teamleden van) de werkneemster, eiste dat dit werk naar zijn inzichten werd aangepast en (ongevraagd) mee ging op een business trip naar Zuid-Korea, ondanks dat de werkneemster dat niet wilde. De werkneemster heeft dit opgevat als een gebrek aan respect en vertrouwen in haar kunnen, maar dat kan niet worden bestempeld als intimidatie, vernederingen en pesterijen in objectieve zin. (r.o. 5.13)

- De stelling van de werkneemster dat in 2018 twee andere vrouwelijke collega’s ook door [betrokkene 2] met een burn-out zijn uitgevallen, is door Samsung gemotiveerd weerlegd. De door de werkneemster overgelegde e-mails waaruit blijkt dat twee werkneemsters van Samsung zich in 2018 hebben ziekgemeld, levert onvoldoende bewijs op voor haar stelling. (r.o. 5.14)

- Uit de overgelegde stukken kan worden opgemaakt dat de klachten van de werkneemster door Samsung uitermate serieus zijn genomen. Het (externe) onderzoek heeft niet plaatsgevonden/is niet afgerond omdat de werkneemster zich 7 februari 2019 heeft ziekgemeld en daarna geen contact meer wilde met Samsung. Het onderzoek is dus niet tussentijds en in strijd met de klachtenregeling door [betrokkene 1] beëindigd. (r.o. 5.15)

- Het verwijt van de werkneemster dat Samsung haar tijdens ziekte heeft tegengewerkt, is door Samsung gemotiveerd weerlegd. Het is niet onbegrijpelijk dat Samsung er niet direct van op de hoogte was dat de werkneemster als grensarbeider niet door de Nederlandse arbo-arts gecontroleerd hoefde te worden. Uit de overgelegde correspondentie tussen partijen kan ook niet worden afgeleid dat Samsung de werkneemster hierin (moedwillig) heeft tegengewerkt. Samsung heeft veel moeite gedaan om een deskundigenoordeel vanuit het UWV vlak bij de woonplaats van de werkneemster in België te organiseren, maar het was de werkneemster die daar niet is komen opdagen. (r.o. 5.16)

3.8

De kantonrechter concludeerde dat van schadelijke werkomstandigheden geen sprake is geweest (r.o. 5.17).

3.9

De kantonrechter heeft vervolgens beoordeeld of de klachten van de werkneemster (kunnen) zijn veroorzaakt door de werkomstandigheden (r.o. 5.18-5.20).10 Hij heeft geoordeeld dat onvoldoende is komen vast te staan dat dit het geval is (r.o. 5.18). Volgens de kantonrechter is het verband tussen de gezondheidsschade van de werkneemster en de arbeidsomstandigheden “te onzeker en te onbepaald” en kan dat verband op basis van de door de werkneemster ingebrachte stukken niet worden vastgesteld (r.o. 5.20).

3.10

De kantonrechter heeft vervolgens geoordeeld dat voldoende is gebleken dat Samsung aan haar zorgplicht uit art. 7:658 lid 1 BW heeft voldaan (r.o. 5.20, één na laatste zin, en 5.21-5.24). Dit leidde tot de slotsom dat Samsung niet op grond van art. 7:658 BW aansprakelijk is voor door de werkneemster geleden en nog te lijden schade (r.o. 5.25).

3.11

De kantonrechter heeft tot slot geoordeeld dat Samsung ook niet aansprakelijk is op grond van art. 7:611 BW of art. 6:162 BW (r.o. 5.26 en 5.27).

In hoger beroep

3.12

De werkneemster is, onder aanvoering van vijf grieven, van het eindvonnis in hoger beroep gekomen bij het gerechtshof Amsterdam (hierna: het hof). Zij heeft, samengevat, geconcludeerd dat het hof het vonnis vernietigt en haar in eerste aanleg ingediende vorderingen alsnog toewijst. De werkneemster heeft in aanvulling op die vorderingen het hof verzocht Samsung te veroordelen tot betaling van de door haar gemaakte juridische kosten van € 13.008,26 ter vaststelling van haar grensarbeiderschap. Zij heeft verder verzocht Samsung te veroordelen in de proceskosten van beide instanties, te vermeerderen met de wettelijke rente.

3.13

Samsung heeft geconcludeerd dat het hof het eindvonnis bekrachtigt, met veroordeling van de werkneemster in de proceskosten in hoger beroep, te vermeerderen met de nakosten en de wettelijke rente.

3.14

Bij tussenarrest van 7 december 2021 heeft het hof een mondelinge behandeling gelast. Deze heeft plaatsgevonden op 6 februari 2023. Partijen hebben de zaak ter zitting doen bepleiten, elk aan de hand van pleitaantekeningen die zijn overgelegd. Van de pleidooien is proces-verbaal opgemaakt.

3.15

Naar aanleiding van een rechterswisseling heeft op 5 oktober 2023 een nadere mondelinge behandeling plaatsgevonden. Partijen hebben de zaak ter zitting nogmaals doen bepleiten, elk aan de hand van pleitaantekeningen die zijn overgelegd. Partijen hebben ermee ingestemd dat ook de pleitaantekeningen ten behoeve van de mondelinge behandeling van 6 februari 2023 onderdeel uitmaken van de processtukken, alsmede het proces-verbaal van die behandeling.11

3.16

Bij eindarrest van 19 december 2023 heeft het hof het vonnis van 14 juli 2021 bekrachtigd en de werkneemster veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep, te vermeerderen met de nakosten en de wettelijke rente. Het hof heeft het in hoger beroep meer of anders gevorderde afgewezen.

3.17

Het hof heeft bij de beoordeling het volgende tot uitgangspunt genomen:

“4.3 In hoger beroep heeft [de werkneemster] betoogd dat Samsung op bovengenoemde gronden jegens haar aansprakelijk is vanwege (i) de zes incidenten met [betrokkene 2] , (ii) de manier waarop Samsung met haar klacht daarover is omgegaan en (iii) de manier waarop Samsung met haar arbeidsongeschiktheid is omgegaan. Het hof stelt voorop dat op grond van artikel 7:658 lid 1 BW op Samsung de (zorg)plicht rust om het redelijkerwijs nodige te doen om te voorkomen dat een werknemer schade lijdt in de uitoefening van zijn werkzaamheden. Artikel 7:658 BW beoogt de werknemer bescherming te bieden tegen het oplopen van zowel fysiek als psychisch letsel (HR 11 maart 2005, ECLI:NL:HR:2005:AR6657). Ingevolge artikel 7:658 lid 2 BW dient [de werkneemster] te stellen en zo nodig te bewijzen dat zij de schade waarvan zij vergoeding vordert, heeft geleden in de uitoefening van haar werkzaamheden bij Samsung. Het is aan [de werkneemster] om feiten en omstandigheden te stellen, en zo nodig te bewijzen, waaruit volgt dat zij heeft gewerkt onder voor de gezondheid schadelijke omstandigheden (hierna: schadelijke werkomstandigheden) en (dus) dat Samsung een of meer normen van artikel 7:658 lid 1 BW heeft geschonden. Verder brengt artikel 7:658 lid 2 BW mee dat de werkgever niet aansprakelijk is indien hij aantoont dat hij genoemde zorgplicht – te doen wat redelijkerwijs nodig is om te voorkomen dat de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade lijdt – is nagekomen.”

3.18

Het hof oordeelde vervolgens:

Incidenten met [betrokkene 2] : geen pesterijen, vernederingen en intimidatie

4.4

De klacht van [de werkneemster] zag op zes incidenten, te weten het gesprek met [betrokkene 2] op 17 januari 2019 en vijf daaraan voorafgaande interacties met [betrokkene 2] in 2018 en begin 2019. De kantonrechter heeft over deze vijf incidenten geoordeeld dat [de werkneemster] deze weliswaar heeft ervaren als een gebrek aan respect en vertrouwen in haar kunnen, maar dat zij niet kunnen worden beschouwd als intimidatie, vernederingen en pesterijen in objectieve zin (rov. 5.13 van het bestreden vonnis). Tegen dit oordeel is geen grief gericht, zodat het uitgangspunt in hoger beroep is dat deze incidenten geen schadelijke werkomstandigheden vormen. Hetzelfde geldt voor het gesprek met [betrokkene 2] op 17 januari 2019. De kantonrechter heeft in rov. 5.12 geoordeeld dat op basis van het in de klachtbrieven door [de werkneemster] omschreven gedrag van [betrokkene 2] niet kan worden vastgesteld dat dit gesprek kwalificeert als intimidatie, vernederingen en pesterijen in objectieve zin. De kantonrechter heeft daarbij onder andere meegewogen dat [de werkneemster] niet tot het gesprek is gedwongen, het gesprek van korte duur was, een collega in de buurt was en niet is komen vast te staan dat [betrokkene 2] [de werkneemster] op agressieve toon heeft bejegend. Ook tegen dit oordeel heeft [de werkneemster] geen (kenbare) grief gericht. [De werkneemster] heeft weliswaar gesteld dat dit oordeel van de kantonrechter voorbarig en onzorgvuldig is, maar laat na toe te lichten waarom dat zo zou zijn en waarom het gesprek op 24 januari 2019 met [betrokkene 2] wel als intimidatie, vernederingen en pesterijen in objectieve zin moet worden gezien. In hoger beroep geldt dus als uitgangspunt dat deze zes interacties met [betrokkene 2] niet kwalificeren als schadelijke werkomstandigheden voor [de werkneemster]. In hoger beroep zijn overigens ook geen feiten of omstandigheden gesteld die maken dat het hof van oordeel is dat deze interacties wel als schadelijke werkomstandigheden zijn aan te merken.

Omgang met klacht

4.5

De klachten van [de werkneemster] over de wijze waarop Samsung met haar klacht is omgegaan, stranden op het bovenstaande. Volgens [de werkneemster] had Samsung meteen [betrokkene 2] moeten interviewen, had Samsung niet mogen aandringen op een informeel onderzoek, de rapportagewijziging niet mogen doorvoeren hangende het onderzoek, althans [de werkneemster] daarvan moeten uitzonderen, en het onderzoek tijdens haar ziekte moeten laten doorlopen. Ook als Samsung het onderzoek precies zo had uitgevoerd als dat volgens [de werkneemster] had gemoeten en de uitkomst van dat onderzoek zou zijn geweest dat het gesprek van 24 januari 2019 en de daaraan voorafgaande interacties tussen [betrokkene 2] en [de werkneemster] precies zo waren gelopen als [de werkneemster] in haar klachtbrief heeft omschreven, kwalificeren deze interacties immers niet als schadelijke werkomstandigheden.

4.6

Voor zover [de werkneemster] heeft betoogd dat de wijze waarop Samsung met haar klacht is omgegaan en het onderzoek daarnaar heeft uitgevoerd (ook als ervan wordt uitgegaan dat de zes incidenten geen schadelijke werkomstandigheden zijn) op zichzelf een schadelijke werkomstandigheid is waaraan Samsung haar niet had mogen blootstellen, volgt het hof dat betoog niet. Het staat tussen partijen niet ter discussie dat het onderzoek voortvarend is opgepakt. Dat de uitvoering van het onderzoek vooringenomen en onzorgvuldig was, zoals [de werkneemster] heeft gesteld, is niet gebleken. Samsung heeft in de korte periode van circa 2,5 week tussen de klacht van [de werkneemster] op 21 januari 2019 en haar ziekmelding op 7 februari 2019 de klachtprocedure toegelicht, [de werkneemster] geïnterviewd en het schriftelijk verslag daarvan met haar afgestemd en een nadere schriftelijke toelichting op de tijdens het interview genoemde incidenten verzocht en ontvangen. Het Hoofd Legal heeft herhaaldelijk bij [de werkneemster] erop aangedrongen te kiezen voor een informeel onderzoek, maar hij heeft haar niet afgehouden van de keuze voor een formeel onderzoek en [de werkneemster] heeft daarvoor ook daadwerkelijk gekozen. [De werkneemster] erkent verder dat Samsung in beginsel vrij was de rapportagelijnen te wijzigen. Van Samsung kon niet worden verlangd dat zij [de werkneemster] (tijdelijk) van de rapportagewijziging zou uitzonderen. Uit de, zoals in hoger beroep als uitgangspunt geldt, in de kern zakelijke meningsverschillen die onderwerp waren van de klacht hoefde Samsung redelijkerwijs niet te concluderen dat [de werkneemster] niet aan [betrokkene 2] kon rapporteren; dat [de werkneemster] al voorafgaand aan de kwestie van de rapportagewijziging aan Samsung kenbaar had gemaakt dat zij zich door [betrokkene 2] geïntimideerd voelde, wordt door Samsung betwist en is niet komen vast te staan. Samsung kan verder niet worden aangerekend dat zij het onderzoek tijdens de ziekte van [de werkneemster] niet heeft vervolgd, onder meer door het benoemen van een preventieadviseur en het formeel horen van [betrokkene 2] . Tussen partijen is niet in het geschil dat de communicatie tussen partijen kort na de ziekmelding van [de werkneemster] via de advocaat van [de werkneemster] verliep. Uit de brief van de advocaat van [de werkneemster] van 29 maart 2019 aan Samsung [...] blijkt dat [de werkneemster] na haar ziekmelding, vanwege haar broze gesteldheid, niet in staat was over de klacht te communiceren en dat zij zich eerst op re-integratie wilde richten. De te benoemen preventieadviseur zou volgens de Flowchart Mobbing beginnen met het doen van een verzoeningspoging. Samsung mocht redelijkerwijs menen dat [de werkneemster] – ook nu Samsung meerdere keren tevergeefs aan [de werkneemster] mediation had aangeboden – daartoe nog niet in staat was. Samsung heeft [betrokkene 2] geïnformeerd dat tegen hem een klacht was ingediend en dat Samsung hem daarover formeel zou horen zodra [de werkneemster] haar klachten nader had toegelicht. Dat Samsung in afwachting van het moment dat [de werkneemster] daartoe weer in staat zou zijn, [betrokkene 2] nog niet formeel heeft gehoord, kwalificeert in de gegeven omstandigheden niet als ziekmakende werkomstandigheid.

4.7

In hoger beroep is niet in geschil dat Samsung met het personeelshandboek en de daarbij behorende Code of Conduct en de Flowchart Mobbing [...] een beleid heeft dat voldoet aan de verplichting uit de Arbeidsomstandighedenwet en het Arbeidsomstandighedenbesluit. Anders dan [de werkneemster] heeft betoogd, heeft Samsung bij de uitvoering van het onderzoek haar eigen beleid zoals daarin is verankerd ook in voldoende mate gevolgd. [De werkneemster] heeft aangevoerd dat onduidelijk is of de “counsellor” en de “trust person”, beide genoemd in artikel 3.15 van de Code of Conduct, dezelfde persoon is. Het is echter voor [de werkneemster] voldoende duidelijk geweest bij wie zij met haar klacht terecht kon en wie het onderzoek zou uitvoeren. Zij heeft zich immers op eigen initiatief tot HR gewend en HR heeft haar al op 23 januari 2019 bericht dat “the interviews shall be done by HR and Legal, because those departments are pointed out as trust persons in this company (...)”. Zonder toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien waarom de rol van vertrouwenspersoon naar zijn aard niet verenigbaar is met de rol van HR medewerker of juridisch adviseur. [De werkneemster] verwijt Samsung verder dat deze het bestuur voortijdig heeft geïnformeerd over de klacht. HR en Legal hebben [de werkneemster] echter duidelijk geïnformeerd over het voornemen het bestuur (volledig) op de hoogte te stellen van de klacht, zoals blijkt uit het overgelegde verslag van HR en Legal van het gesprek van 24 januari 2019, waarin dit expliciet is aangekondigd bij de “Next steps”. [De werkneemster] heeft daartegen geen bezwaar gemaakt. Daar komt bij dat [de werkneemster] de e-mail van 21 januari 2019 ook zelf heeft gericht aan één van de leden van het bestuur.

Omgang met arbeidsongeschiktheid

4.8

In de eerste periode na de ziekmelding hebben [de werkneemster] en het Hoofd HR een discussie gehad over controles door de Nederlandse arbo-arts, waarvoor [de werkneemster] door Samsung was opgeroepen maar niet was verschenen. Aanvankelijk verkeerde Samsung in de veronderstelling dat de reden daarvan was dat [de werkneemster] niet kon reizen en heeft zij getracht een telefonische afspraak met de arbo-arts te arrangeren. [De werkneemster] stelde zich echter op het standpunt dat controles vanwege haar status als grensarbeider door een Belgische arts moesten worden gedaan. Samsung heeft na een e-mailwisseling met [de werkneemster] hierover het standpunt van [de werkneemster] als juist erkend. Dat Samsung [de werkneemster] (bewust) heeft tegengewerkt tijdens haar ziekte door haar status als grensarbeider niet serieus te nemen of onvoldoende te onderzoeken, volgt uit deze gang van zaken niet. Samsung heeft onbetwist gesteld dat zij sinds haar oprichting in 2017 niet eerder met het grensarbeiderschap te maken had gehad en dat ook Arboned haar niet op het grensarbeiderschap heeft gewezen. Zodra Samsung het grensarbeiderschap had onderzocht en erkend, heeft zij bij [de werkneemster] niet meer aangedrongen op contact met de bedrijfsarts in Nederland. Dit proces heeft uiteindelijk slechts enkele weken in beslag genomen. Het was wellicht beter geweest als Samsung hangende de discussie over het grensarbeiderschap dreiging met disciplinaire maatregelen achterwege had gelaten, maar de handelwijze van Samsung is in de gegeven situatie niet te beschouwen als een schadelijke werkomstandigheid waartegen artikel 7:658 BW beoogt te beschermen en levert evenmin anderszins een grondslag voor schadeplichtigheid jegens [de werkneemster] op.

4.9

Hetzelfde geldt voor de manier waarop de re-integratie van [de werkneemster] is verlopen. Bij besluit van 5 augustus 2021 (herhaald bij besluit van 16 september 2021) heeft het UWV Samsung verplicht tot verlengde loondoorbetaling omdat het re-integratieverslag onvolledig was en heeft het UWV, vanwege die verlengde loondoorbetaling, de beslissing op de WIA-aanvraag van [de werkneemster] aangehouden. Het UWV heeft Samsung verder toestemming onthouden de arbeidsovereenkomst op te zeggen omdat Samsung niet aannemelijk had gemaakt dat [de werkneemster] niet binnen 26 weken hersteld zou zijn of in een passende functie herplaatst zou kunnen worden. Samsung heeft toegelicht dat re-integratie pas aan de orde was zodra daartoe mogelijkheden waren en dat de Belgische arts van [de werkneemster] haar steeds heeft bericht dat [de werkneemster] volledig arbeidsongeschikt was, hetgeen door de door Samsung ingeschakelde Belgische bevoegde instantie Certimed (in het kader van een second opinion) werd bevestigd. Samsung heeft een deskundigenoordeel door het UWV georganiseerd, maar [de werkneemster] is daar niet verschenen. Het contact met [de werkneemster] verliep (uitsluitend) via haar advocaat. Samsung heeft begin 2021 bij de advocaat van [de werkneemster] geïnformeerd of zij een WIA-uitkering zou aanvragen, maar deze heeft daarop niet geantwoord. Het was voor Samsung niet mogelijk een actueel oordeel of eindevaluatie (over de belastbaarheid van [de werkneemster]) te geven. Samsung heeft verder erop gewezen dat het UWV geen oordeel heeft geveld over de vraag of Samsung zich voldoende heeft ingespannen voor de re-integratie van [de werkneemster]. [De werkneemster] heeft deze stellingen van Samsung niet betwist en deze worden ondersteund door het in het geding gebrachte Plan van Aanpak van 24 april 2019 en de evaluatie van 8 april 2020. In het licht van die omstandigheden brengt de wijze waarop Samsung met de re-integratie van [de werkneemster] is omgegaan, zonder herplaatsingsmogelijkheden binnen Samsung te onderzoeken, niet mee dat sprake is van schadelijke werkomstandigheden of schending van de zorgplicht van Samsung of van de eisen van goed werkgeverschap. [De werkneemster] heeft ook overigens niet gesteld dat en in hoeverre het re-integratietraject heeft geleid tot schade.”

3.19

Het hof kwam tot de volgende slotsom:

“4.10 Uit het bovenstaande volgt dat niet is komen vast te staan dat [de werkneemster] werkzaamheden heeft moeten verrichten onder omstandigheden die schadelijk waren voor haar gezondheid. Bij gebreke van dergelijke schadelijke werkomstandigheden heeft Samsung haar zorgplicht dienaangaande ook niet geschonden. Ook overigens heeft Samsung haar zorgplicht jegens [de werkneemster] niet geschonden. Het hoger beroep faalt. Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd. Er is geen bewijs aangeboden van stellingen die indien bewezen tot een ander oordeel leiden. [...]”

In cassatie

3.20

Bij procesinleiding van 19 maart 2024 heeft de werkneemster – tijdig – bij de Hoge Raad cassatieberoep ingesteld van het arrest van 19 december 2023 (hierna: het arrest). Samsung heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep en heeft voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld. De werkneemster heeft geconcludeerd tot verwerping van dat beroep. Partijen hebben hun standpunten vervolgens schriftelijk doen toelichten. De werkneemster heeft gerepliceerd.

4 Bespreking van het cassatiemiddel

5 Het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep

6 Conclusie