Parket bij de Hoge Raad, 07-03-2025, ECLI:NL:PHR:2025:301, 24/02972
Parket bij de Hoge Raad, 07-03-2025, ECLI:NL:PHR:2025:301, 24/02972
Gegevens
- Instantie
- Parket bij de Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 7 maart 2025
- Datum publicatie
- 13 maart 2025
- ECLI
- ECLI:NL:PHR:2025:301
- Zaaknummer
- 24/02972
Inhoudsindicatie
Arbeidsrecht. Ontslagrecht. Ontbinding arbeidsovereenkomst op i-grond (art. 7:669 lid 3, aanhef en onder i, BW). Kan rechter aanvullende vergoeding op voet van art. 7:671b lid 8 BW ambtshalve aan werknemer toekennen? Devolutieve werking hoger beroep.
Conclusie
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer 24/02972
Zitting 7 maart 2025
CONCLUSIE
B.J. Drijber
In de zaak van
[verzoeker] ,
verzoeker tot cassatie,
verweerder in het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep,
advocaat: S.F. Sagel,
tegen
Profoto B.V.,
verweerster in cassatie,
verzoekster in het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep,
advocaat: J.B.B. Heinen.
Partijen worden hierna verkort aangeduid als [verzoeker] respectievelijk Profoto.
1 Inleiding en samenvatting
Dit is de eerste arbeidszaak die aan de Hoge Raad wordt voorgelegd waarin een rol is weggelegd voor de zogeheten ‘cumulatiegrond’ (de ‘i-grond’ uit art. 7:669 lid 3 BW). Deze i-grond is met de Wet arbeidsmarkt in balans per 1 januari 2020 toegevoegd aan de opsomming van redelijke gronden voor beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Tegelijkertijd kreeg de kantonrechter, indien hij een arbeidsovereenkomst op de i-grond ontbindt, de mogelijkheid om aan de werknemer een aanvullende vergoeding toe te kennen ter hoogte van maximaal de helft van de transitievergoeding (art. 7:671b lid 8 BW).
De aanleiding voor deze procedure is het ontslag op staande voet van werknemer [verzoeker] door zijn werkgever Profoto, nadat [verzoeker] – zonder toestemming en met een door de werkgever geleende kostbare camera – anderhalve maand naar Iran is afgereisd voor een combinatie van werk en vakantie. De kantonrechter heeft het ontslag op staande voet vernietigd. Deze beslissing staat in cassatie niet ter discussie.
De kantonrechter heeft op verzoek van Profoto de arbeidsovereenkomst ontbonden wegens verwijtbaar handelen of nalaten van [verzoeker] (de ‘e-grond’ uit art. 7:669 lid 3 BW). Het hof heeft geoordeeld dat de kantonrechter niet kon komen tot een ontbinding van de arbeidsovereenkomst op de e-grond. Het hof laat de ontbinding echter wel in stand, maar baseert die op de i-grond. Het hof kent [verzoeker] niet een aanvullende vergoeding toe.
Mijns inziens kan de bestreden beschikking niet in stand blijven. Het lijkt erop dat het hof de devolutieve werking van het hoger beroep niet scherp voor ogen heeft gehad. Dat leidt tot slagende klachten van zowel het principaal cassatiemiddel van [verzoeker] als het voorwaardelijk incidenteel cassatiemiddel van Profoto. Ten overvloede besteed ik aandacht aan de vraag of de aanvullende vergoeding bij ontbinding op de i-grond ambtshalve kan worden toegekend.
2 Feiten
In cassatie kan van de volgende feiten worden uitgegaan.1
Profoto houdt zich bezig met het ontwikkelen en exploiteren van hard- en software voor productfotografie.
[verzoeker] , geboren in 1977, heeft de Iraanse nationaliteit en een Frans paspoort. Op 5 februari 2018 is [verzoeker] in dienst getreden bij Profoto in de functie van image processing developer. Daartoe is hij naar Nederland verhuisd. Laatstelijk genoot [verzoeker] een salaris van € 5.508,00 bruto per maand. Op de arbeidsovereenkomst zijn de bepalingen van het personeelshandboek van Profoto van toepassing.
[betrokkene 1] , software development manager bij Profoto (hierna: [betrokkene 1]), heeft de vakantieaanvragen van [verzoeker] van 23 tot en met 31 december 2022 en van 16 tot en met 27 januari 2023 geaccordeerd. Op 4 december 2022 heeft [verzoeker] zijn vakantieaanvraag gewijzigd door de week van 23 tot en met 31 december te ruilen voor de week van 12 tot en met 18 december 2022. [betrokkene 1] heeft deze wijziging op 6 december 2022 geaccordeerd.
Op 11 december 2022 heeft [verzoeker] zich ziek gemeld en Profoto verzocht om zijn vakantiedagen om te zetten in ziektedagen.
Op 12 december 2022 is [verzoeker] naar Iran gegaan.
Op 14 december 2022 heeft [verzoeker] aan [betrokkene 1] laten weten dat hij zich weer wat beter voelde. Als reactie daarop heeft [betrokkene 1] [verzoeker] verzocht om de camera, die Profoto van Canon in bruikleen had (hierna: de camera), terug te brengen, zodra [verzoeker] weer beter was. [verzoeker] heeft [betrokkene 1] daarop laten weten dat hij de camera heeft meegenomen naar Iran om daarmee op afstand te kunnen werken, waarop [betrokkene 1] [verzoeker] heeft geschreven dat hij niet wist dat [verzoeker] op afstand zou werken. [betrokkene 1] heeft [verzoeker] gewezen op de regel dat hij zonder toestemming geen apparatuur mag meenemen op vakantie. Daarop heeft [verzoeker] laten weten dat hij al in Iran was en dat hij op 27 januari 2023 terug zou vliegen, maar dat dit om medische redenen misschien later zou worden. [verzoeker] heeft [betrokkene 1] verzocht om een alternatief te vinden voor de camera, of hem de tijd te geven om de camera via DHL terug te sturen naar kantoor. Partijen hebben overleg gevoerd over verschillende wijzen van terugbrengen van de camera.
Op 15 december 2022 heeft [verzoeker] zich beter gemeld.
Op 16 december 2022 heeft [verzoeker] laten weten dat hij de camera niet veilig per koerier kan versturen vanuit Iran.
Op 22 december 2022 heeft [verzoeker] een schriftelijke waarschuwing gekregen, kort gezegd vanwege het (1) van 11 december 2022 tot 16 januari 2023 zonder toestemming vanuit Iran werken, (2) zonder toestemming meenemen van de camera naar Iran en (3) benaderen van [betrokkene 2] in plaats van HR met betrekking tot een salarisverhoging, waarmee [verzoeker] de autoriteit van zijn manager heeft ondermijnd. [verzoeker] is gesommeerd om op 9 januari 2023 terug te zijn op het werk en de camera te retourneren.
Op 24 december 2022 heeft [verzoeker] voorgesteld om de camera mee te geven aan Iraniërs die naar Nederland zouden vliegen.
Op 30 december 2022 heeft Profoto aan [verzoeker] laten weten dat [verzoeker] de camera persoonlijk moet terugbrengen op 9 januari 2023, omdat er geen passende oplossing is om de camera terug te sturen vanuit Iran. Profoto heeft aangeboden om de kosten van de vlucht van [verzoeker] van Iran naar Nederland te betalen. Profoto heeft [verzoeker] verzocht om uiterlijk op 2 januari 2023 te laten weten of hij op 9 januari 2023 terug zal zijn.
Op 2 januari 2023 heeft [verzoeker] gereageerd op de officiële waarschuwing van 22 december 2022 dat hij (i) niet anders heeft gehandeld dan in voorgaande jaren, (ii) niet zonder toestemming van zijn manager op afstand is gaan werken en (iii) in voorgaande jaren ook apparatuur heeft meegenomen naar het buitenland om daarmee te werken.
Op 3 januari 2023 heeft Profoto [verzoeker] nogmaals verzocht om te laten weten of hij op 9 januari 2023 terug zal zijn op kantoor. Ook heeft Profoto aan [verzoeker] meegedeeld dat het werken op afstand niet is goedgekeurd en dat het niet opvolgen van de instructies gevolgen kan hebben voor zijn dienstverband.
Op 3 januari 2023 heeft [verzoeker] aan Profoto laten weten dat hij op 9 januari 2023 niet op kantoor terug zal zijn, omdat hij in verband met tandheelkundige behandelingen in Iran moet blijven. Hij heeft ook aangegeven dat hij last heeft van de waarschuwing en het dreigen met ontslag.
Op 4 januari 2023 heeft [verzoeker] zich ziek gemeld. Hij heeft aan Profoto laten weten dat hij in Iran een dokter heeft bezocht, die hem medicatie heeft voorgeschreven. Volgens [verzoeker] kampte hij met burn-outklachten.
Op 9 januari 2023 heeft [betrokkene 1] [verzoeker] gevraagd om bewijzen van zijn arbeidsongeschiktheid en van de tandheelkundige behandelingen.
Op 10 januari 2023 heeft [verzoeker] in een e-mailbericht aan Profoto laten weten dat hij naar een bedrijfsarts in Iran is geweest, die een milde depressie bij hem heeft geconstateerd en heeft geadviseerd om tot aan zijn vakantie wel werkzaamheden te verrichten. In datzelfde e-mailbericht schrijft [verzoeker] dat zijn tandheelkundige behandelingen hem niet belemmerden om eerder terug te keren naar Nederland.
Op 12 januari 2023 heeft [betrokkene 1] (wederom) aan [verzoeker] meegedeeld dat hij niet op afstand mag werken en dat hij deze dagen als vakantie moet opnemen. [verzoeker] reageert daarop met de opmerking dat het al vijf jaar gebruikelijk is om een paar dagen op afstand te mogen werken en stelt voor de discussie daarover voort te zetten na zijn vakantie. [betrokkene 1] heeft [verzoeker] verzocht een document over te leggen waaruit blijkt dat hij niet naar huis kan vliegen. Hij sluit zijn mail aan [verzoeker] af met de opmerking:
“I consider this being the latest communication on the subject and we will discuss this face-to-face the 30th of January when you are back from your vacation.”
[verzoeker] reageert daarop dezelfde dag met:
“Hi, I agree. Let this be the last communication. We will continue after my vacation.”
Op maandag 16 januari 2023 start de vakantie van [verzoeker] en is hij volgens eigen opgave niet bereikbaar.
[verzoeker] is per mail uitgenodigd voor een gesprek op 30 januari 2023 om 10:00 uur op het kantoor van Profoto. [verzoeker] heeft deze uitnodiging op 12 januari 2023 eerst geaccepteerd, maar deze diezelfde dag, korte tijd later, alsnog afgewezen omdat hij pas op 31 januari 2023 op Schiphol zou landen. Voor het misverstand rond zijn datum van terugkeer biedt hij zijn verontschuldigingen aan. Hij stelt vervolgens op 12 januari 2023 aan Profoto voor om het gesprek van 30 januari 2023 te verplaatsen naar woensdag 1 februari 2023. Hierop heeft Profoto niet gereageerd.
Op 18 januari 2023 heeft [HR-manager] aangekondigd dat Profoto zich het recht voorbehoudt op loonopschorting, omdat geen bewijsstuk is ontvangen waaruit blijkt dat [verzoeker] op 4 januari 2023 niet kon werken en niet kon terugkeren naar Nederland. Daarbij is [verzoeker] nogmaals gewezen op het gesprek van 30 januari 2023.
Op 24 januari 2023 is aan [verzoeker] meegedeeld dat zijn loon wordt opgeschort van 4 tot 10 januari 2023, totdat hij een bewijsstuk heeft ingeleverd met betrekking tot zijn arbeidsongeschiktheid, de voorgeschreven behandeling en een verklaring dat hij niet naar huis kon vliegen. Verder is meegedeeld dat [verzoeker] op 30 januari 2023 op gesprek wordt verwacht met de mededeling ‘so far you have not confirmed this’, met als aankondiging dat als [verzoeker] niet verschijnt op het gesprek van 30 januari 2023 dit beschouwd zal worden als werkweigering en een reden voor ontslag op staande voet. In de ochtend van 30 januari 2023 heeft [verzoeker] per mail van 08.33 a.m. aan Profoto laten weten dat hij een recept van de huisarts en een verklaring van de door hem geraadpleegde bedrijfsarts heeft, waarin deze verklaart dat hij last heeft van angsten en depressie en aangeboden deze toe te zenden. Hij stelt voor om, zoals afgesproken, de discussie voort te zetten nu hij terug is van vakantie. Hij laat ook weten de inhouding op zijn salaris voorbarig te vinden, omdat hij nog niet schuldig is bevonden. Tot slot merkt hij op dat Profoto kennelijk zijn afwijzing d.d. 12 januari 2023 van het vergadervoorstel op 30 januari 2023 heeft gemist en verwijst naar de eerdere mailwisseling.
[verzoeker] is niet verschenen op het gesprek van 30 januari 2023, 10.00 uur.
Op 30 januari 2023 is [verzoeker] per e-mail en per brief op staande voet ontslagen. In de ontslagbrief van die datum staan als redenen daarvoor genoemd:
1. het onrechtmatig afwezig zijn op het werk door zonder toestemming in Iran te verblijven van 12 december 2022 tot 13 januari 2023;
2. het zonder toestemming vanaf 12 december 2022 op afstand werken vanuit Iran;
3. het meenemen van een dure camera van een relatie van Profoto naar Iran en het niet retourneren daarvan, ondanks diverse verzoeken van Profoto;
4. het afwijzen van het verzoek van Profoto om op 9 januari 2023 terug te keren naar Nederland, terwijl Profoto heeft aangeboden om het vliegticket te betalen;
5. het zonder geldige reden afwezig zijn op de meeting van 30 januari 2023;
6. het weigeren van het werk vanaf 30 januari 2023;
7. het gewaarschuwd zijn dat wanneer hij niet verschijnt op de meeting van 30 januari 2023, dit een dringende reden voor ontslag op staande voet oplevert;
8. het op die waarschuwing alleen reageren met een e-mail met het verwijt dat Profoto de discussie over werken op afstand en terugkeren op het werk in Nederland slecht heeft behandeld;
9. het overleggen van onvoldoende documenten met betrekking tot de gestelde ziekte tijdens zijn verblijf in Iran;
10. het door [verzoeker] niet bewijzen dat hij niet uit Iran kon terugkomen voor 30 januari 2023; en
11. het niet tijdig reageren op verzoeken en het negeren van instructies en communicatie.
In de ontslagbrief wordt [verzoeker] gesommeerd de bij hem in gebruik zijnde bedrijfsmiddelen van Profoto binnen drie dagen te retourneren en verzocht daarvoor een afspraak in te plannen. Na correspondentie tussen de advocaten van partijen (bevattend o.m. een verzoek en de weigering om het ontslag op staande voet in te trekken) heeft [verzoeker] de bedrijfsmiddelen op vrijdagmorgen 3 februari 2023 ingeleverd.
Op de salarisspecificatie van eind februari 2023 is een bedrag van € 5.948,64 bruto aan gefixeerde schadevergoeding verrekend met het loon en de eindafrekening van [verzoeker] . Profoto heeft [verzoeker] de wettelijke transitievergoeding uitbetaald.
3 Procesverloop
Eerste aanleg
Bij verzoekschrift van 16 maart 2023 heeft [verzoeker] de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem, (hierna: de kantonrechter) verzocht om het ontslag op staande voet te vernietigen en om Profoto te veroordelen tot het wedertewerkstellen van hem en tot doorbetaling van zijn loon vanaf 30 januari 2023, vermeerderd met de wettelijke verhoging en wettelijke rente.
Profoto heeft verweer gevoerd en verzocht de verzoeken van [verzoeker] af te wijzen. Voor het geval het ontslag op staande voet zou worden vernietigd, heeft Profoto de kantonrechter verzocht om de arbeidsovereenkomst per direct, of op de eerst mogelijke datum, te ontbinden, primair op grond van verwijtbaar handelen zoals bedoeld in art. 7:669 lid 3 onder e BW (hierna: de e-grond), subsidiair op grond van een verstoorde arbeidsverhouding (art. 7:669 lid 3 onder g BW, hierna: de g-grond), meer subsidiair op grond van een combinatie van ontslaggronden (art. 7:669 lid 3 onder i BW, hierna: de i-grond). Verder heeft Profoto de kantonrechter verzocht om te bepalen dat [verzoeker] geen recht heeft op de transitievergoeding of enige andere vergoeding en om een verklaring voor recht dat [verzoeker] schadeplichtig is jegens Profoto, zodat de gefixeerde schadevergoeding verrekend mocht worden met de eindafrekening en Profoto per saldo niks meer verschuldigd is aan [verzoeker] voor wat betreft de eindafrekening.
Op 16 mei 2023 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. [verzoeker] heeft verweer gevoerd tegen de verzoeken van Profoto en heeft gebruik gemaakt van pleitaantekeningen. De griffier heeft zittingsaantekeningen gemaakt.
Bij beschikking van 13 juni 20232 heeft de kantonrechter het ontslag op staande voet vernietigd en Profoto veroordeeld tot betaling aan [verzoeker] van (achterstallig) loon ad € 5.508,00 bruto per maand, vanaf 30 januari 2023 tot het einde van de arbeidsovereenkomst, vermeerderd met de wettelijke rente en de wettelijke verhoging tot een maximum van 10%, met veroordeling van Profoto in de proceskosten. De gedragingen van [verzoeker] zijn naar het oordeel van de kantonrechter weliswaar onbehoorlijk en onfatsoenlijk, maar leveren geen dringende reden op voor een ontslag op staande voet.
Bij dezelfde beschikking heeft de kantonrechter, op voorwaardelijk (tegen-)verzoek van Profoto, de arbeidsovereenkomst tussen partijen ontbonden per 1 augustus 2023, met veroordeling van [verzoeker] in de proceskosten. De kantonrechter heeft ontbonden op grond van verwijtbaar handelen door [verzoeker] (de e-grond). Van hem had, als redelijk handelend werknemer, mogen worden verwacht dat hij voordat hij naar Iran vertrok (tenminste) aan Profoto zou hebben gemeld dat hij (i) in de periode tussen zijn goedgekeurde vakanties op afstand vanuit Iran zou werken, (ii) de camera zou meenemen naar Iran, (iii) tijdrovende tandheelkundige behandelingen zou ondergaan in de periode dat hij vanuit Iran op afstand zou werken en (iv) mogelijk later dan 30 januari 2023 weer terug zou zijn op het kantoor van Profoto. [verzoeker] heeft daarover niet op een fatsoenlijke manier gecommuniceerd met Profoto. Alle door de kantonrechter vastgestelde handelingen tezamen maken dat sprake is van verwijtbaar handelen.3
Het handelen van [verzoeker] is echter niet zodanig ernstig verwijtbaar dat dit ertoe zou moeten leiden dat [verzoeker] geen recht meer zou hebben op een transitievergoeding. Het verzoek van Profoto te bepalen dat [verzoeker] geen recht heeft op de transitievergoeding, heeft de kantonrechter afgewezen.
Hoger beroep
[verzoeker] is op 13 september 2024 van de beschikking van de kantonrechter in hoger beroep gekomen bij het gerechtshof Amsterdam (hierna: het hof), onder aanvoering van drie grieven.
[verzoeker] verzoekt, zakelijk weergegeven:
primair
- dat het hof de beschikking van de kantonrechter zal vernietigen wat betreft de ontbinding van de arbeidsovereenkomst,
- dat het hof zal bepalen dat de arbeidsovereenkomst met terugwerkende kracht per 1 augustus 2023 dan wel met ingang van een door het hof te bepalen datum, wordt hersteld, met betaling van loon en vakantiebijslag, en
- indien het hof oordeelt dat de arbeidsovereenkomst met ingang van een latere datum dan 1 augustus 2023 wordt hersteld, verzoekt [verzoeker] om Profoto te veroordelen tot betaling van al hetgeen waarop [verzoeker] uit hoofde van het dienstverband tot die latere datum aanspraak zou hebben gehad,
subsidiair
- dat het hof, in plaats van herstel van de arbeidsovereenkomst, Profoto veroordeelt tot betaling van een billijke vergoeding als bedoeld in art. 7:683 lid 3 BW ter hoogte van € 214.151,- bruto,
zowel primair als subsidiair met veroordeling van Profoto in de proceskosten in beide instanties.
Profoto heeft op 31 januari 2024 een verweerschrift, tevens incidenteel beroepschrift, ingediend. Het verweer strekt tot afwijking van de verzoeken van [verzoeker] , met veroordeling in de proceskosten in beide instanties, met wettelijke rente.
Profoto verzoekt in incidenteel hoger beroep, onder aanvoering van zeven grieven, zakelijk weergegeven:
- vernietiging van de beschikking van de kantonrechter,
- verklaring voor recht dat het ontslag op staande voet per 30 januari 2023 rechtsgeldig is verleend en dat [verzoeker] op grond van art. 7:677 BW schadeplichtig is jegens Profoto,
- veroordeling van [verzoeker] tot betaling van die gefixeerde schadevergoeding en tot terugbetaling van al hetgeen Profoto op basis van de beschikking in eerste aanleg aan [verzoeker] heeft betaald,
- met veroordeling van [verzoeker] in de proceskosten in beide instanties.
Indien het hof oordeelt dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is gegeven, verzoekt Profoto, zakelijk weergegeven:
primair:
- ontbinding van de arbeidsovereenkomst met ingang van 13 juni 2023, dan wel bekrachtiging van de ontbindingsdatum van de kantonrechter (1 augustus 2023),
- verklaring voor recht dat het handelen van [verzoeker] kwalificeert als ernstig verwijtbaar handelen en dat [verzoeker] geen aanspraak heeft op de transitievergoeding,
Indien het hof deze verzoeken toewijst verzoekt Profoto daarnaast een verklaring voor recht dat Profoto de reeds betaalde transitievergoeding onverschuldigd heeft betaald aan [verzoeker] en dat [verzoeker] geen recht heeft op loon vanaf 13 juni 2023, dan wel het loon te matigen, en [verzoeker] te veroordelen tot terugbetaling van zowel de transitievergoeding als het brutoloon.
subsidiair, indien het hof oordeelt dat de kantonrechter de arbeidsovereenkomst ten onrechte heeft ontbonden, het primaire verzoek van [verzoeker] af te wijzen dan wel de arbeidsovereenkomst niet met terugwerkende kracht te herstellen. Daarnaast heeft Profoto het hof verzocht te bepalen dat [verzoeker] vanaf 1 augustus 2023 geen recht heeft op loon dan wel dat [verzoeker] recht heeft op 70% van zijn loon, en het subsidiaire verzoek van [verzoeker] af te wijzen en de billijke vergoeding op nihil vast te stellen.
zowel primair als subsidiair met veroordeling van [verzoeker] in de proceskosten in beide instanties.
[verzoeker] heeft een verweerschrift in incidenteel beroep ingediend, strekkende tot afwijzing van de verzoeken van Profoto.
Op 13 maart 2024 heeft een meervoudige mondelinge behandeling plaatsgevonden. Beide partijen hebben gebruik gemaakt van pleitaantekeningen. Van de mondelinge behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
Bij beschikking van 30 april 20244 (hierna: de bestreden beschikking) heeft het hof, kort gezegd,5 geoordeeld dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is gegeven en dat de ontbinding van de arbeidsovereenkomst door de kantonrechter in stand blijft, onder aanvulling van gronden (de i-grond, in plaats van de door de kantonrechter bij de ontbinding gehanteerde e-grond).
Het hof komt tot het oordeel dat geen sprake is van een dringende reden voor ontslag op staande voet. De kantonrechter heeft de opzegging door Profoto terecht vernietigd. Zie rov. 5.7-5.11 (in cassatie onbestreden).
Daarna komt het hof tot het oordeel dat de kantonrechter de arbeidsovereenkomst niet op de e-grond (verwijtbaar handelen) kon ontbinden. Zie rov. 5.13 (waartegen het voorwaardelijk incidentele cassatieberoep van Profoto zich richt).
Het hof beoordeelt vervolgens of de subsidiair en meer subsidiair door Profoto aangedragen redelijke gronden de ontbindingsbeschikking van de kantonrechter kunnen dragen. Het gaat hier om de g-grond (verstoorde arbeidsverhouding) resp. de i-grond (combinatie van ontslaggronden).
Niet toewijsbaar was het ontbindingsverzoek op de g-grond, zou de kantonrechter daaraan zijn toegekomen, zo oordeelt het hof. Zie rov. 5.14 (in cassatie onbestreden).
Het hof oordeelt dat de kantonrechter de arbeidsovereenkomst wel had kunnen ontbinden op de i-grond, waar het meer subsidiaire tegenverzoek van Profoto in eerste aanleg op zag. De ontbinding van de arbeidsovereenkomst blijft dus in stand en dat betekent dat het hof niet toekomt aan toekenning van een vervangende billijke vergoeding als bedoeld in art. 7:683 lid 3 BW. Zou de kantonrechter de ontbinding hebben uitgesproken op de i-grond, dan had de kantonrechter moeten beslissen of aan [verzoeker] , naast zijn recht op de transitievergoeding, nog een aanvullende vergoeding had moeten worden toegekend als bedoeld in art. 7:671b lid 8 BW. Het hof wijst die vergoeding niet toe. Zie rov. 5.15 en 5.16 (waartegen het principaal cassatieberoep van [verzoeker] zich richt).
Van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten door [verzoeker] is geen sprake. Hij heeft recht op de transitievergoeding. Zie rov. 5.17 (in cassatie onbestreden).
Cassatie
[verzoeker] heeft tegen de bestreden beschikking op 30 juli 2024 – tijdig – beroep in cassatie ingesteld. [verzoeker] heeft hierbij een voorbehoud gemaakt tot aanvulling van de procesinleiding, omdat het proces-verbaal van de mondelinge behandeling bij het hof nog niet beschikbaar was. Na ontvangst van het proces-verbaal op 14 oktober 2024 heeft [verzoeker] van aanvulling afgezien.
Profoto heeft op 2 oktober 2024 een verweerschrift ingediend en voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld. Ook Profoto heeft een voorbehoud tot aanvulling gemaakt vanwege het ontbrekende proces-verbaal. Van de daartoe geboden gelegenheid heeft ook zij geen gebruik gemaakt. [verzoeker] heeft geen verweerschrift ingediend tegen het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep van Profoto.