Home

Parket bij de Hoge Raad, 04-04-2025, ECLI:NL:PHR:2025:409, 24/02241

Parket bij de Hoge Raad, 04-04-2025, ECLI:NL:PHR:2025:409, 24/02241

Gegevens

Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Datum uitspraak
4 april 2025
Datum publicatie
10 april 2025
ECLI
ECLI:NL:PHR:2025:409
Zaaknummer
24/02241

Inhoudsindicatie

Pensioenrecht. Werkingssfeer van bedrijfstakregelingen metaal en techniek. Uitleg van verplichtstellingsbesluit. Diverse rechts- en motiveringsklachten van pensioenfonds.

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL

BIJ DE

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

Nummer 24/02241

Zitting 4 april 2025

CONCLUSIE

B.F. Assink

In de zaak

1 Stichting Pensioenfonds Metaal en Techniek (hierna: PMT)

tevens procederend voor en met volmacht van:

2. Stichting Sociaal Fonds Metaal en Techniek

3. N.V. Schadeverzekering Metaal en Technische Bedrijfstakken

4. Stichting Wij Techniek

5. Stichting Opleidings-en Ontwikkelingsfonds voor het Metaalbewerkingsbedrijf(de rechtspersonen onder 2-5 hierna gezamenlijk: de MT-fondsen)

tegen

ACS Audiovisual Solutions B.V. (hierna: ACS)

Inleiding

Deze zaak gaat over de vraag of ACS als werkgever valt onder het verplichtgesteld bedrijfstakpensioenfonds voor Metaal en Techniek. In hoger beroep is deze vraag - net als in eerste aanleg - ontkennend beantwoord. Daartegen komt PMT in cassatie op, m.i. zonder succes.

1 Feiten

1.1

In cassatie kan worden uitgegaan van de volgende feiten, met enige redactionele aanpassingen ontleend aan rov. 3.1-3.10 van het bestreden arrest van 12 maart 2024 van het gerechtshof Den Haag (hierna: het arrest).1

1.2

ACS houdt zich bezig met alles wat met beeld- en geluidapparatuur en licht bij grote en kleine congressen te maken heeft. Haar werknemers hangen schermen op en zorgen voor de projectie van beelden. Zij lichten de ruimte goed uit en zorgen voor de aansluiting van alle benodigde, door ACS geleverde, apparatuur voor licht, geluid en beeld.

1.3

Tijdens de congressen zijn de technici van ACS aanwezig om alle apparatuur en licht te bedienen. Daarnaast bouwen zij voor grote congressen tijdelijke zalen. Daarbij zorgt ACS ervoor dat er dan zogenaamde trussen (vakwerkspanten) worden geleverd en worden geïnstalleerd, waaraan gordijnen worden gehangen om verschillende zalen te creëren. Aan die trussen wordt ook de apparatuur voor licht, geluid en beeld opgehangen.

1.4

ACS verricht deze bezigheden sinds haar verzelfstandiging in 2004. Zij was daarvoor een bedrijfsonderdeel van de RAI in Amsterdam.

1.5

PMT is een door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (hierna: de minister) verplichtgesteld bedrijfstakpensioenfonds voor werkgevers in de bedrijfstak Metaal en Techniek. De minister heeft ook de cao’s voor de bedrijfstak-cao-fondsen in Metaal en Techniek een aantal malen algemeen verbindend verklaard.

1.6

In het kader van de Wet financiering sociale verzekeringen heeft de inspecteur van de belastingdienst bij brief van 11 augustus 2015 aan ACS te kennen gegeven dat de indeling van ACS in de sector ‘Detailhandel en ambachten’ gewijzigd zal worden met ingang van 1 januari 2010 in de sector ‘Tentoonstellingsinstallatiebedrijf’. ACS heeft tegen deze gewijzigde indeling bezwaar gemaakt. Dit bezwaar is gehonoreerd. Bij beschikking van 5 januari 2016 heeft de inspecteur bepaald dat ACS niet langer tot de sector ‘Tentoonstellingsinstallatiebedrijf’ behoort, maar tot de sector ‘Zakelijke Dienstverlening III’.

1.7

Bij brief van 11 september 2015 heeft PMT aan ACS meegedeeld dat zij voorlopig in PMT’s administratie was ingeschreven, om te onderzoeken of ACS in aanmerking zou komen voor een verplichte deelname aan één of meer bedrijfstakregelingen voor Metaal en Techniek. Vervolgens heeft [betrokkene 1], buitendienstmedewerker van Mn Services (de pensioenuitvoerder), een bezoek gebracht aan ACS.

1.8

Vervolgens heeft PMT bij brief van 6 november 2015 aan ACS mede het volgende bericht:

“Uw onderneming is in onze administratie ingeschreven onder werkgeversnummer 210186. De accountmanager heeft onderzocht of de pensioen- en/of cao-regelingen voor de bedrijfstak Metaal en Techniek, Motorvoertuigen en Tweewielerbranche en/of de Tankstations en Wasbedrijven op uw onderneming van toepassing zijn. In deze brief leest u de uitkomst van dit onderzoek.

U bent vanaf 3 april 2004 verplicht om deel te nemen aan

O & O voor het Technische Installatiebedrijf (OTIB_E)

Pensioenfonds Metaal en Techniek (PFMT)

Sociaal Fonds Metaal en Techniek (SFM)”.

1.9

Vervolgens heeft N.V. Schadeverzekering Metaal en Technische Bedrijfstakken bij brief van 10 november 2015 aan ACS meegedeeld dat zij voortaan gebonden was aan de cao Aanvullend Invaliditeitspensioen Metaal en Technische Bedrijfstakken.

1.10

Er is een geschil ontstaan over de vraag of ACS verplicht is deel te nemen aan de pensioenregeling van PMT en/of de cao-regelingen van de MT-fondsen.

2 Procesverloop

2.1

Bij dagvaarding van 2 februari 2016 heeft ACS bij de kantonrechter van de rechtbank Den Haag (hierna: de kantonrechter) een procedure aanhangig gemaakt tegen PMT. ACS heeft in de kern een verklaring voor recht gevorderd dat zij niet valt onder de werkingssfeer van het besluit van de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 23 april 2015 ter zake van de verplichte deelname in PMT2 (hierna: het verplichtstellingsbesluit).

2.2

Op 6 april 2016 hebben PMT en de MT-fondsen een incidentele conclusie tot interventie, tevens conclusie van antwoord in conventie en tevens van eis in reconventie genomen. De MT-fondsen hebben gevorderd te mogen voegen althans tussenkomen in de procedure tussen ACS en PMT. PMT heeft in reconventie een aan 2.1 hiervoor spiegelbeeldige verklaring voor recht gevorderd, alsook een veroordeling van ACS tot het verschaffen van informatie en betaling van verschuldigde premies, cao-bijdragen, renten, boeten en kosten.

2.3

Op 17 mei 2016 heeft ACS een conclusie van antwoord in het incident tot voeging en tussenkomst genomen.

2.4

Bij vonnis in incident van 12 juli 2016 heeft de kantonrechter de incidentele vorderingen afgewezen. PMT heeft vervolgens met volmacht van de MT-fondsen tevens voor dezen geprocedeerd.

2.5

Op 10 oktober 2016 heeft een comparitie plaatsgevonden. Partijen hebben hun standpunten toegelicht aan de hand van spreekaantekeningen. Er is een proces-verbaal opgemaakt.

2.6

Op die dag heeft ACS ook een conclusie van antwoord in reconventie genomen.

2.7

Op 29 november 2016 heeft ACS een conclusie van repliek in conventie genomen.

2.8

Op 30 januari 2017 heeft een tweede comparitie plaatsgevonden. Partijen hebben hun standpunten toegelicht aan de hand van spreekaantekeningen. Er is een proces-verbaal opgemaakt.

2.9

Op 21 maart 2017 heeft PMT een conclusie van dupliek in conventie en conclusie van repliek in reconventie genomen.

2.10

Op 17 mei 2017 heeft ACS een conclusie van dupliek in reconventie genomen.

2.11

Bij vonnis van 8 augustus 2017 (hierna: het vonnis) heeft de kantonrechter, samengevat, voor recht verklaard dat ACS niet valt onder de werkingssfeer van het verplichtstellingsbesluit en de overige vorderingen afgewezen.3

In hoger beroep

2.12

Bij appeldagvaarding van 7 november 2017 is PMT in hoger beroep gekomen bij het gerechtshof Den Haag (hierna: het hof).

2.13

Naar aanleiding van een verzoek daartoe van PMT hebben op 1 april 2019, 9 april 2019 en 9 mei 2019 voorlopige getuigenverhoren plaatsgevonden, waarvan processen-verbaal zijn opgemaakt.

2.14

Op 11 augustus 2020 heeft PMT een memorie van grieven genomen (hierna: de MvG).

2.15

Op 4 oktober 2021 heeft ACS een memorie van antwoord tevens inhoudende incidenteel appel tevens inhoudende vermeerdering van eis voor zover vereist genomen (hierna: de MvA).

2.16

Op 13 december 2022 heeft PMT een incidentele memorie van antwoord tevens akte houdende uitlating producties genomen (hierna: de Inc. MvA).

2.17

Daarna zijn er nog aktes gewisseld.

2.18

Op 10 oktober 2023 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Er zijn pleitnotities voorgedragen en overgelegd.

2.19

In het (omvangrijke) arrest is het hof tot de slotsom gekomen dat het principaal hoger beroep faalt (rov. 50), wat ook geldt voor het incidenteel hoger beroep (rov. 53), en heeft het hof het vonnis bekrachtigd. Daarbij heeft het hof PMT veroordeeld in de kosten van het geding in het principaal hoger beroep, ACS veroordeeld in de kosten van het geding in het incidenteel hoger beroep, het meer of anders gevorderde afgewezen, en het arrest ten aanzien van de kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Daartoe heeft het hof wat betreft het falen van het principaal hoger beroep, samengevat en voor zover in cassatie van belang, in rov. 14-48 het volgende overwogen en geoordeeld.

i. Het gaat erom of de activiteiten van ACS voldoen (en voldeden) aan de werkingssfeer van het verplichtstellingsbesluit. De beantwoording hiervan vergt de uitleg van de bepalingen van het verplichtstellingsbesluit en vervolgens de toetsing van de feitelijke activiteiten van ACS aan deze (uitgelegde) bepalingen. De verschillen tussen enerzijds de werkingssfeerbepalingen van het verplichtstellingsbesluit en anderzijds die van de cao-regelingen voor de MT-fondsen, welke bepalingen vrijwel gelijk luiden, zijn zo klein dat zij relevantie missen. De oordelen over de uitleg van de werkingssfeerbepalingen van het verplichtstellingsbesluit, waarmee het hof zal volstaan, gelden dan ook in gelijke mate voor de werkingssfeerbepalingen van de cao-regelingen voor de MT-fondsen. Zie rov. 14-15 onder het opschrift “Werkingssfeerbepalingen”.

ii. Voor de uitleg van de bepalingen van het verplichtstellingsbesluit geldt volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad de zogeheten cao-norm. Deze houdt in de kern in dat een bepaling naar de voor ‘derden’ - dat wil zeggen: voor de niet bij de totstandkoming van de regeling betrokken partijen - objectief kenbare betekenis moet worden uitgelegd. Er is in deze zaak geen (officiële) toelichting op dit besluit (of op de cao-regelingen) die aan de uitleg kan bijdragen; het gaat in deze zaak uitsluitend om de tekst van het verplichtstellingsbesluit. Van belang is dat het verplichtstellingsbesluit en de algemeen verbindend verklaarde cao-bepalingen recht vormen, zodat de rechter ze ambtshalve moet uitleggen. Voor het antwoord op de vraag of een werkgever onder de werkingssfeer van een verplichtstellingsbesluit valt, kan bij de uitleg ervan het door PMT genoemde ‘materieel-wettelijk systeem’ van belang zijn. Dit speelt met name als een onderneming werkzaamheden verricht die onder de werkingssfeer van meer dan één regeling lijken te vallen. Deze situatie doet zich in deze zaak echter niet voor, althans PMT heeft dit niet gesteld noch nader toegelicht. Aan de orde is de vraag of ACS werkzaamheden verricht die onder de werkingssfeer van het verplichtstellingsbesluit vallen. Deze vraag moet worden beantwoord aan de hand van de cao-norm. Het hof ziet geen ruimte om op basis van de argumenten van PMT de werkingssfeer van het verplichtstellingsbesluit ‘op te rekken’ in die zin dat de werkingssfeer verder strekt dan uit de toepassing van de cao-norm volgt. Zie rov. 16-19 onder het opschrift “Uitlegcriterium”.

iii. Op PMT rusten de stelplicht en bewijslast van de feiten waaruit volgt dat de activiteiten van ACS onder de werkingssfeerbepalingen van het verplichtstellingsbesluit vallen. Zie rov. 20 onder het opschrift “Stelplicht en bewijslast”.

iv. Art. 22 van het verplichtstellingsbesluit brengt mee dat het zijn van “werkgever in de Metaal en Techniek” afhankelijk is van “het aantal overeengekomen arbeidsuren van de in dienst zijnde werknemers”, die “betrokken zijn bij de werkzaamheden zoals uitgeoefend in de in artikelen 1 t/m 17 genoemde bedrijfstakken (binnen de Metaal en Techniek)”. De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 21 december 20184 geoordeeld dat deze betrokkenheid een “ruime betekenis” heeft en dat daaronder wordt verstaan dat deze werknemers “zich bezighouden met die werkzaamheden dan wel werkzaamheden verrichten die daaraan dienstbaar zijn”. Zie rov. 21-22 onder het opschrift “De werkingssfeerbepalingen van het verplichtstellingsbesluit”.

v. Vervolgens is het hof in rov. 23-42 zeven werkingssfeerbepalingen langsgelopen, door het hof geletterd van a t/m g, en heeft het geoordeeld dat de werkzaamheden van de werknemers van ACS niet - of slechts in zeer beperkte mate - vallen onder deze bepalingen.5 Ik bespreek de overwegingen en oordelen ter zake puntsgewijs.

a. Metaalbewerkingsbedrijf (art. 1 onder a en b)

ACS houdt zich mede bezig met het samenstellen en ophangen van metalen (truss)constructies en het aan deze (truss)constructies bevestigen van verlichting en apparaten, maar zij heeft gemotiveerd en onderbouwd aangevoerd dat dit uitsluitend door externen - zogenaamde riggers - wordt gedaan. Zij heeft gemotiveerd betwist dat haar werknemers bij deze werkzaamheden op enigerlei wijze betrokken of daaraan dienstbaar zouden zijn. PMT heeft geen concrete feiten gesteld waaruit volgt dat dit wel het geval is. PMT heeft ook onvoldoende gemotiveerd weersproken dat het aantal overeengekomen arbeidsuren van de AutoCAD-tekenaars geen betrekking heeft op de metaalbewerkingsactiviteiten inzake trussen door derden. Zie rov. 26-27.4.

b. Aardingsbedrijf (art. 9.1 onder c)

PMT heeft gesteld, maar onvoldoende onderbouwd, en ACS heeft gemotiveerd weersproken, dat ACS zich bezighoudt met installatiewerkzaamheden op het gebied van aarding en kathodische bescherming. Voor zover PMT doelt op (de aarding van) de trussen geldt, net als is overwogen bij het metaalbewerkingsbedrijf, dat niet aannemelijk is geworden dat deze werkzaamheden worden verricht door werknemers die in dienst zijn bij ACS, althans dat zij daarbij betrokken of daaraan dienstbaar zijn. Zie rov. 28-29.

c. Radio en televisie installatie- en reparatiebedrijf (art. 9.1 onder d)

PMT heeft niet gesteld dat en waarom er sprake is van werkzaamheden van ACS die onder installatie- en/of reparatiewerkzaamheden met betrekking tot radio en televisie moeten worden begrepen. Zie rov. 30-31.

d. Installatiebedrijf voor - collectieve - antennes, kabeltelevisie, telematica en overige (tele)communicatie (art. 9.1 onder e)

PMT heeft ook niet gesteld dat en waarom er sprake is van werkzaamheden van ACS die onder (het voeren van) een installatiebedrijf voor - collectieve - antennes, kabeltelevisie, telematica en overige (tele)communicatie moeten worden begrepen. Zie rov. 32-33.

e. Tentoonstellingsinstallatiebedrijf (art. 9.1 onder i)

Dit is de meest relevante werkingssfeerbepaling. Het partijdebat spitst zich toe op de vraag of het door ACS verhuren en/of aansluiten en/of bedienen van apparatuur voor beeld, geluid en licht kwalificeert als het ontwerpen, aanleggen en/of bedrijfsvaardig opleveren van een elektrotechnische installatie. Het “tentoonstellingsinstallatiebedrijf” maakt volgens de cao-regelingen onderdeel uit van het “Technisch Installatiebedrijf”. Uit het woord “installatiebedrijf” kan redelijkerwijs worden afgeleid dat hieronder bedrijven vallen die installatiewerkzaamheden verrichten. In het geval van het tentoonstellingsinstallatiebedrijf gaat het blijkens de omschrijving daarvan in het verplichtstellingsbesluit om elektrotechnische installatiewerkzaamheden ten behoeve van exposities, beurzen, evenementen of feestverlichting. Naar algemeen spraakgebruik worden onder elektrotechnische installatiewerkzaamheden werkzaamheden verstaan met betrekking tot de elektriciteitsvoorziening, zoals het aanleggen en repareren van elektriciteitsleidingen, schakelkasten en dergelijke. Onder het begrip elektrotechnische installatiewerkzaamheden valt naar algemeen spraakgebruik niet het aansluiten van gebruiksklare audiovisuele apparatuur op een reeds bestaand elektriciteitsnet door het enkele steken van een stekker in een stopcontact, zoals ACS doet. Ook het middels een snoertje onderling met elkaar verbinden van dergelijke kant en klare apparatuur, zonder dat daarbij wijzigingen worden aangebracht aan een reeds bestaande elektriciteitsvoorziening, valt daar niet onder. Het enkele feit dat de audiovisuele apparaten van ACS elektriciteit gebruiken, en in de cao voor de elektrotechnische detailhandel zijn aangemerkt als elektrotechnische apparaten, maakt het aansluiten van dergelijke (al dan niet onderling met elkaar verbonden) apparaten op het elektriciteitsnetwerk door het steken van een stekker in het stopcontact nog niet tot elektrotechnische installatiewerkzaamheden. Als dat wel zo zou zijn dan valt ook het aansluiten van een tv met een daaraan gekoppelde soundbar, of een audiotuner met daaraan gekoppelde actieve speakers onder dat begrip, en dat gaat zo ver dat dit geen aannemelijk rechtsgevolg is. Elektrotechnische installatiewerkzaamheden plegen te worden uitgevoerd door een elektrotechnisch installateur/monteur, die hiervoor een specifieke opleiding heeft gevolgd en NEN-gecertificeerd moet zijn. ACS heeft onweersproken gesteld dat haar medewerkers hierover niet beschikken en geen werkzaamheden uitvoeren die zien op de elektriciteitsvoorziening. Als het nodig is dat er bijvoorbeeld een extra stopcontact wordt aangelegd, dan wordt dit niet gedaan door een medewerker van ACS, maar door een externe, gecertificeerde, elektrotechnisch monteur. Naar het oordeel van het hof valt ACS naar de aard van haar activiteiten, en daarmee die van de werkzaamheden van haar werknemers, niet onder het tentoonstellingsinstallatiebedrijf. Zie rov. 34-38.

f. Elektrotechnisch paneelbouwbedrijf en elektrotechnisch reparatiebedrijf (art. 9.2 onder b en c)

PMT heeft niet gesteld dat en waarom er sprake is van werkzaamheden van ACS die onder (het voeren van) een elektrotechnisch paneelbouwbedrijf en(/of) elektrotechnisch reparatiebedrijf moeten worden begrepen. Zie rov. 39-40.

g. Rolluiken-, markiezen- en zonweringsbedrijf (art. 17)

Volgens PMT valt ACS onder deze categorie, omdat er gordijnen door “werknemers” van ACS aan de trussen worden opgehangen, die dienen ter afscherming en/of afsluiting en/of compartimentering ten behoeve van evenementen. Het hof verwerpt dit standpunt, omdat PMT niet heeft gemotiveerd en onderbouwd dat de desbetreffende gordijnen worden opgehangen door werknemers van ACS. Integendeel, PMT zet het woord “werknemer” tussen aanhalingstekens. Nu ACS een en ander gemotiveerd heeft betwist, had het op de weg gelegen van PMT om haar stellingen op dit punt nader te onderbouwen. Zie rov. 41-42.

vi. Onder het opschrift “Meewerken nader werkingssfeeronderzoek” is het hof daarna nog ingegaan op het betoog van PMT dat ACS gehouden is gegevens te verstrekken ten behoeve van en/of medewerking te verlenen aan een nader werkingssfeeronderzoek. Het hof verwerpt dit. Het legt daaraan ten grondslag dat het verplichtstellingsbesluit en de algemeen verbindend verklaarde cao’s in de Metaal en Techniek een dergelijke verplichting pas meebrengen als er voldoende concrete aanwijzingen zijn dat ACS onder de werkingssfeer van één of meer van deze regelingen zou vallen, wat (vooralsnog) niet het geval is. De maatschappelijk zorgvuldigheid verlangt van ACS niet meer dan waar zij tot nu toe invulling aan heeft gegeven, aldus het hof. Zie rov. 43-44.

vii. Het hof heeft nog een bewijsaanbod en verzoeken om informatieverstrekking van PMT behandeld en afgewezen. Zie rov. 45-48 onder het opschrift “Bewijsaanbod PMT”.

In cassatie

2.20

Bij procesinleiding van 11 juni 2024 heeft PMT (tijdig) cassatieberoep ingesteld.

2.21

ACS heeft een verweerschrift ingediend en haar standpunt schriftelijk toegelicht.

2.22

Daarna is er door partijen nog gerepliceerd en gedupliceerd.

3 Bespreking van het cassatiemiddel

4 Conclusie