Home

Rechtbank Amsterdam, 17-10-2007, BB9999, 816839 / DX 06-3200

Rechtbank Amsterdam, 17-10-2007, BB9999, 816839 / DX 06-3200

Gegevens

Instantie
Rechtbank Amsterdam
Datum uitspraak
17 oktober 2007
Datum publicatie
18 december 2007
ECLI
ECLI:NL:RBAMS:2007:BB9999
Zaaknummer
816839 / DX 06-3200

Inhoudsindicatie

Effectenlease, zorgplicht, categoriemodel, wettelijke rente

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Sector Kanton

Locatie Amsterdam

Zaak / rolnummer: 816839 / DX 06-3200 (voorheen 708301 / CV EXPL 05-19725)

Vonnis van: 17 oktober 2007

F.no.: 581

Vonnis van de kantonrechter

i n z a k e

[Eiser]

wonende te [woonplaats]

eiser in conventie

verweerder in reconventie

nader te noemen [eiser]

gemachtigde: mr. S. van Gessel

t e g e n

de naamloze vennootschap DEXIA BANK NEDERLAND N.V.

gevestigd te Amsterdam

gedaagde in conventie

eiseres in reconventie

nader te noemen Dexia

gemachtigde: Swier & Van der Weijden Gerechtsdeurwaarders

Procedure

De volgende processtukken zijn ingediend:

- de dagvaarding van 20 juli 2005, inhoudende de vordering van [eiser], met producties;

- de conclusie van antwoord - met eis in reconventie - van Dexia, met producties;

Dexia heeft bij akte schorsing van de procedure aangezegd krachten de Wet collectieve Afwikkeling Massaschade (WCAM).

Na de zogenoemde WCAM-beschikking van 25 januari 2007 van het gerechtshof te Amsterdam heeft [eiser] een afschrift overgelegd van de opt-outverklaring als bedoeld in artikel 7:908 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW), waarin hij verklaart niet aan de verbindendverklaring gebonden te willen zijn. Naar aanleiding daarvan is beslist dat de onderhavige procedure wordt hervat.

Daarna is bij tussenvonnis van 18 april 2007 een comparitie van partijen bepaald, die heeft plaatsgevonden op 15 juni 2007.

Van hetgeen besproken is ter comparitie is proces-verbaal gemaakt.

Voorafgaand aan de terechtzitting is van de zijde van [eiser] een conclusie van antwoord in reconventie, met producties, ingekomen.

Vervolgens heeft [eiser] op 18 juli 2007 nog enige stukken overgelegd alsmede een aanvulling bij schrijven van 24 juli 2007, met producties. Dexia heeft op 12 september 2007 afgezien van de mogelijkheid om bij antwoordakte te reageren.

De zaak staat thans voor vonnis.

Gronden van de Beslissing

Indeling van het vonnis

1. Feiten

2. Vorderingen eiser in conventie

3. Standpunten [eiser]

4. Standpunten Dexia

5. Vorderingen Dexia in reconventie

6. Verweer in reconventie

7. Beoordeling van de vorderingen in conventie en reconventie.

1. De feiten

Als gesteld en onvoldoende weersproken staat vast:

1.1. Dexia is de rechtsopvolgster onder algemene titel van Bank Labouchere N.V. (hierna: Labouchere). Waar hierna sprake is van Dexia wordt (worden) haar rechtsvoorgangster(s) daaronder mede begrepen.

1.2. Op of omstreeks 15 november 1999 heeft [eiser] een effectenlease-overeenkomst ondertekend (hierna: de lease-overeenkomst) waarop hij als lessee staat vermeld, met als wederpartij Labouchere. Deze overeenkomst draagt de naam ‘AllRound Sparen met maandbetaling’ en is aangegaan onder nummer 39405018. De overeengekomen totale lease-som bedraagt € 16.336,08 waarvan € 9.953,22 te betalen aan rente tijdens de gehele looptijd. De aankoopsom (hoofdsom) van het Labouchere AEX Plus Certicaat bedraagt € 6.382,86. De lease-overeenkomst bepaalt verder dat [eiser] 240 maandelijkse termijnen van € 68,07 verschuldigd is en dat [eiser] de lease-overeenkomst na 60 termijnen dagelijks met onmiddellijke ingang en zonder annuleringskosten kan beëindigen, onder betaling of verrekening van de restant hoofdsom op dat moment.

1.3. Op de lease-overeenkomst zijn de ‘Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease’ van toepassing (hierna: Bijzondere Voorwaarden).

1.4. [eiser] heeft ter zake van deze lease-overeenkomst aan Dexia 57 maandelijkse termijnen betaald, voor een totaalbedrag van € 3.879,99.

1.5. Op 9 maart 2005 heeft Dexia een eindafrekening opgesteld volgens welke [eiser] uit hoofde van de lease-overeenkomst nog verschuldigd was € 1.796,54, waarvan € 476,49 aan achterstallige termijnbetalingen en € 5.777,21 aan restant hoofdsom. De waarde dan wel opbrengst van het certificaat bedroeg € 4.567,16.

1.6. [eiser] is geboren op 19 april 1978. Hij heeft de opleiding LTS Bouw tot de derde klas gevolgd en heeft deze opleiding vervolgens zonder diploma verlaten. Ten tijde van het aangaan van de leaseovereenkomst was hij alleenstaand, woonde hij in bij zijn moeder en hoefde hij geen kost en inwoning te betalen. Zijn loon in 1999 bedroeg, blijkens een verklaring van de Belastingdienst gedateerd 20 juli 2007, € 9.192,-. [eiser] beschikte destijds niet over enig vermogen. [eiser] had geen ervaring met beleggen en had voorafgaand aan het aangaan van de lease-overeenkomst geen andere effectenlease-overeenkomsten afgesloten.

2. De vorderingen in conventie

[eiser] vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

- primair: te verklaren voor recht dat de lease-overeenkomst nietig is, althans dat [eiser] deze rechtsgeldig heeft vernietigd, althans deze lease-overeenkomst te vernietigen, met veroordeling van Dexia tot betaling aan [eiser] van een bedrag van € 4.084,02, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de respectieve betaaldata van de maandtermijnen tot aan de dag der algehele voldoening;

- subsidiair: te verklaren voor recht dat [eiser] de lease-overeenkomst rechtsgeldig heeft ontbonden, althans deze lease-overeenkomst te ontbinden, alsmede voor recht te verklaren dat Dexia geen vordering meer heeft op [eiser] uit hoofde van die overeenkomst, met veroordeling van Dexia tot terugbetaling van € 4.084,02, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 maart 2005 tot aan de dag der algehele voldoening;

- meer subsidiair: voor recht te verklaren dat Dexia jegens [eiser] onrechtmatig heeft gehandeld door hem te bewegen tot het aangaan van voornoemde overeenkomst en/of het schenden van haar informatieplicht jegens hem, alsmede voor recht te verklaren dat Dexia geen vordering meer heeft uit hoofde van die overeenkomst, alsmede Dexia te veroordelen tot betaling van alle schade die [eiser] door haar toedoen heeft geleden, bestaande uit € 4.084,02 ter zake van betaalde maandtermijnen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 maart 2005 tot aan de dag der algehele voldoening;

- Dexia te veroordelen in de kosten van de procedure, alsmede in de kosten van de buitengerechtelijke rechtshulp ten bedrage van € 90,-.

3. Standpunten [eiser]

3.1. [eiser] legt aan zijn vorderingen hoofdzakelijk ten grondslag dat hij door toedoen van Dexia heeft gedwaald, dat sprake is van bedrog, althans dat Dexia is tekortgeschoten in de nakoming van haar zorgplicht(en), en/of onrechtmatig heeft gehandeld. Daarnaast heeft [eiser] zich er op beroepen dat Dexia gehandeld heeft in strijd met een aantal andere door hem genoemde wettelijke regelingen en/of met een aantal voor Dexia geldende normen en criteria en dat de lease-overeenkomst als gevolg daarvan nietig zou zijn, dan wel dat Dexia daardoor onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld.

3.2. Volgens [eiser] is Dexia aansprakelijk voor de door hem geleden schade. De schade bestaat volgens [eiser] uit de reeds door hem betaalde bedragen, waarbij hij tevens aanspraak maakt op buitengerechtelijke kosten.

3.3. Volgens [eiser] is Dexia wettelijke rente verschuldigd over alle betaalde bedragen vanaf de respectievelijke betaaldata.

4. Standpunten Dexia

4.1. Dexia betwist dat de lease-overeenkomst door dwaling tot stand is gekomen, dat sprake is van bedrog, dat zij zou zijn tekortgeschoten in de nakoming van haar zorgplichten of dat zij onrechtmatig zou hebben gehandeld. Volgens Dexia beschikte [eiser] bij het aangaan van de lease-overeenkomst over alle relevante informatie. Ook betwist Dexia dat zij de bepalingen – voor zover van toepassing – van de door [eiser] genoemde wetten en regelingen niet in acht zou hebben genomen.

4.2. Tenslotte betwist Dexia de schade, althans betwist zij daarvoor aansprakelijk te zijn.

5. Vorderingen Dexia in reconventie

5.1. In reconventie vordert Dexia [eiser] te veroordelen tot betaling van € 1.796,54, zijnde het resterende saldo van de door Dexia opgestelde eindafrekening, te vermeerderen met de rente en kosten, stellende dat [eiser] in verzuim is met de nakoming van zijn verplichtingen uit de lease-overeenkomst.

6. Verweer in reconventie

6.1. Onder verwijzing naar het debat in conventie voert [eiser] naar aanleiding van de ingestelde tegenvordering van Dexia aan dat hij - kort gezegd - niet in verzuim is nu de lease-overeenkomst nietig is, althans op goede gronden buitengerechtelijk is vernietigd, dan wel vernietigd dient te worden.

7. Beoordeling van de vorderingen in conventie en reconventie

7.1 In het vonnis van deze rechtbank van 27 april 2007, LJN nummer BA 3914, zijn in een soortgelijk geschil een aantal rechtsvragen beantwoord en beoordelingsmaatstaven gegeven, waarvan voor dit geding met name van belang zijn:

strijd met de WCK en/of andere wetten en regelingen (rov 8.3);

dwaling (rov 8.5);

toepasselijkheid Nadere Regeling Toezicht Effectenverkeer (NR), (rov 8.8);

nakoming zorgplicht (rov 8.9);

verdeling van het nadeel (rov 9).

De kantonrechter neemt de overwegingen uit het vonnis van 27 april 2007 op deze onderdelen over, voor zover daarvan niet hierna wordt afgeweken. De stellingen in conventie en in reconventie zullen zoveel mogelijk gezamenlijk behandeld worden. In het onderhavige geval komt dan neer op het volgende.

Strijd met WCK

7.2. Dexia beschikte niet over een vergunning krachtens de WCK, op welke grond de (ver)nietig(baar)heid van de lease-overeenkomst is bepleit.

7.3. De toepasselijkheid van de WCK kan in het midden blijven. Ook indien [eiser] zich terecht op die wet zou beroepen, zouden de gevolgen daarvan eveneens beoordeeld moeten worden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid en zou zulks niet tot een ander oordeel leiden omtrent de door elk van partijen te dragen gevolgen van het aangaan van de betreffende overeenkomst, dan zou hebben te gelden zonder een zodanig beroep.

Dwaling

7.4. Uit de inhoud van de lease-overeenkomst en de Bijzondere Voorwaarden had [eiser] kunnen en moeten afleiden dat sprake was van een lening met renteverplichtingen voor de financiering van een ten behoeve van hem gekocht certificaat, onder de omschrijving effecten, en van een verplichting tot het (gaandeweg) voldoen van de hoofdsom. De lease-overeenkomst geeft bovendien aan welke rente in rekening wordt gebracht en wat de totale leasesom is. Bij vragen daaromtrent had (ook) van [eiser] enig nader onderzoek mogen worden verwacht. Voor zover [eiser] onder invloed van een onjuiste voorstelling van zaken een overeenkomst is aangegaan, kan die onjuiste voorstelling derhalve niet tot vernietiging van de overeenkomst wegens dwaling leiden. Ook dit laat de zorgplicht die Dexia overigens had onverlet.

Bedrog

7.5. Ook het beroep van [eiser] op bedrog faalt. Zoals hiervoor reeds vermeld had hij uit de inhoud van de lease-overeenkomst en de Bijzondere Voorwaarden kunnen en moeten afleiden dat sprake was van een lening met renteverplichtingen en van een verplichting tot het voldoen van de hoofdsom. Verder had hij uit genoemde stukken kunnen en moeten afleiden dat sprake was van aankoop van een certificaat, onder de omschrijving effecten, en het verleasen daarvan door Dexia aan hemzelf. Op grond hiervan kan, anders dan [eiser] stelt, niet worden geoordeeld dat Spaar Select of Dexia relevante feiten heeft verzwegen.

Toepasselijkheid Nadere Regeling Toezicht Effectenverkeer (NR)

7.6. Dexia was bij het aanbieden van het onderhavige product gehouden aan de in de NR gecodificeerde zorgplicht. Het verweer van Dexia dat de NR onverbindend is treft geen doel.

Nakoming zorgplicht en toerekening van het nadeel

7.7. [eiser] heeft Dexia verweten dat Dexia te zijnen opzichte de op haar rustende zorgplicht niet is nagekomen onder meer doordat Dexia niet of onvoldoende gewezen heeft op de risico’s van het onderhavige product. Het verweer van Dexia hiertegen dient als onvoldoende gemotiveerd en onvoldoende feitelijk onderbouwd gepasseerd te worden. Dexia had haar afnemers op niet mis te verstane wijze op die risico’s dienen te wijzen. De brochures en folders waar Dexia zich op beroept, houden een dergelijke waarschuwing niet in en door Dexia is ook niet gesteld of aangetoond dat zij op andere wijze aan deze informatieverplichting voldaan heeft. Dexia is derhalve aansprakelijk voor de als gevolg van dit tekortschieten opgetreden nadelige gevolgen.

7.8. Op gronden als vermeld in het vonnis van 27 april 2007 is het onaanvaardbaar om Dexia onverkort alle nadeel te laten dragen en dient het voor rekening van Dexia komende nadeel te worden verminderd in evenredigheid met de, op een gemotiveerde schatting berustende, mate waarin aan [eiser] toe te rekenen omstandigheden tot het nadeel hebben bijgedragen. Dit overeenkomstig hetgeen de Hoge Raad heeft beslist in zijn arrest van 31 maart 2006, RvdW 2006, 328 (LJN AU6092). Een en ander zal tot uitdrukking worden gebracht door toepassing van de hierna bedoelde maatstaven van redelijkheid en billijkheid. Grondslag voor de hiervoor bedoelde schatting vormen de persoonlijke omstandigheden van [eiser] die van invloed zijn op de waarschijnlijkheid dat de onderhavige overeenkomst tot stand zou zijn gekomen indien Dexia haar zorgplicht afdoende was nagekomen, mede gelet op de leasesom en op de overige verplichtingen uit de onderhavige rechtsverhouding met Dexia. Dit betreft met name (maar niet uitsluitend) de financiële omstandigheden van [eiser] (bepalend voor de vraag of deze financiële risico's wenste te lopen en in hoeverre dat verantwoord was), de beleggingsdoelstellingen en de kennis en ervaring waarover [eiser] beschikte (zowel ten aanzien van beleggingen als daarbuiten), een en ander ten tijde van het aangaan van de overeenkomst. Ook andere omstandigheden kunnen een rol spelen, voor zover aangenomen kan worden dat die omstandigheden van wezenlijke invloed zijn geweest op de beslissing van [eiser] om de overeenkomst aan te gaan.

7.9. Zoals nader is toegelicht in het vonnis van 27 april 2007 onderscheidt de kantonrechter voor de toerekening van het nadeel aan ieder van partijen in het hiervoor genoemde kader een aantal categorieën van afnemers. Op basis van de omstandigheden zoals die hiervoor onder 1.6. bij de feiten zijn vermeld, is voor [eiser] categorie 1 van toepassing en dient, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid, 75 % van het nadeel voor rekening van Dexia te komen en het resterende percentage voor rekening van [eiser].

7.10. Onder het in aanmerking te nemen nadeel van de lease-overeenkomst zoals hierboven bedoeld, wordt allereerst verstaan het totaalbedrag van alle volgens de overeenkomst verschuldigde maandelijkse termijnen gedurende de looptijd van de lease-overeenkomst. In het voetspoor van het vonnis van deze rechtbank van 27 april 2007 met LJN nummer LJN BA3914 gaat de kantonrechter met het oog op een gelijke behandeling van gelijk(soortig)e zaken bij de berekening van het nadeel uit van een fictieve looptijd van 60 maanden, nu bijzondere omstandigheden daargelaten - een langere termijn naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet aanvaard kan worden. Hieruit volgt dat termijnbetalings-verplichtingen, die eventueel na deze 60 maanden resteren, niet tot het nadeel zullen worden gerekend. In het onderhavige geval komt dit neer op een bedrag van € 4.084,20. Voor de berekening van het in aanmerking te nemen nadeel wordt dit bedrag vermeerderd met het restant van de hoofdsom van de geldlening, zijnde € 5.777,21 en verminderd met de opbrengst van het geleasede certificaat, zijnde € 4.567,16. Bij gebreke van nadere gegevens per - exact - 60 maanden gaat de kantonrechter uit van laatstgenoemde bedragen, welke ontleend zijn aan de hiervoor onder 1.5. bij de feiten vermelde gegevens uit de eindafrekening.

7.11. Het totale nadeel uit de overeenkomst bedraagt derhalve € 5.294,25. Hiervan dient, gelet op het in 7.9 genoemde percentage, een bedrag van € 1.323,56 voor rekening van [eiser] te blijven.

7.12. Door [eiser] is in het kader van de lease-overeenkomst een bedrag van € 3.879,99 betaald. Hierop dient in mindering te worden gebracht het hiervoor berekende bedrag dat voor rekening van [eiser] dient te blijven van € 1.323,56, zodat Dexia per saldo aan [eiser] dient te voldoen € 2.556,43.

Wettelijke rente

7.13. Met betrekking tot de wettelijke rente heeft Dexia nog aangevoerd dat zij eerst in verzuim heeft kunnen geraken na in gebreke te zijn gesteld. De kantonrechter kan Dexia hierin niet volgen. Immers, Dexia heeft de op haar rustende zorgplicht, na schending daarvan vóór de totstandkoming van de lease-overeenkomst, nadien niet meer deugdelijk kunnen nakomen. In die zin – en ook overigens – is voor het intreden van verzuim niet vereist dat Dexia in gebreke is gesteld. Aangezien voorts het als gevolg van de schending van de zorgplicht geleden nadeel is ontstaan met de aan Dexia gedane betalingen, dient voor de bepaling van de ingangsdatum van de wettelijke rente telkens te worden uitgegaan van de data waarop [eiser] zijn betalingen aan Dexia heeft verricht (zie in deze zin hof te Amsterdam 24 mei 2007, LJN BA5684). Tevens dient in ogenschouw te worden genomen dat het in dit verband in aanmerking te nemen nadeel niet alleen bestaat uit door [eiser] betaalde termijnen, maar ook uit nog verschuldigde doch niet betaalde termijnen en restant hoofdsom. Dit brengt mee dat de betalingen van [eiser] voor de berekening van de wettelijke rente niet geheel, maar voor een deel in aanmerking worden genomen. Het in aanmerking te nemen deel is een breuk, waarbij de teller wordt gevormd door het bedrag dat [eiser] dient terug te ontvangen en de noemer door het bedrag dat [eiser] ter zake van de lease-overeenkomst aan Dexia heeft betaald. De aldus voor de berekening van de wettelijke rente in aanmerking te nemen hoofdsom is te stellen op 65,9 %, van de termijnen, telkens vanaf hun betaaldata.

Ontbinding

7.14. De door [eiser] gevorderde ontbinding van de lease-overeenkomst wordt afgewezen. Nog daargelaten of het schenden van de zorgplicht door Dexia in de precontractuele fase als een (voor)contractuele tekortkoming kan worden geduid, zullen de gevolgen van zodanige ontbinding eveneens naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid bepaald dienen te worden en zal de beslissing daaromtrent niet tot een ander resultaat leiden dan waartoe binnen het hiervoor weergegeven kader is beslist. [eiser] heeft derhalve bij deze vordering geen belang.

Schadevergoeding

7.15. De overigens door [eiser] gevorderde schadevergoeding en kosten, althans verwijzing naar de schadestaatprocedure, wordt afgewezen. De in verband daarmee gestelde feiten en omstandigheden, de negatieve financiële gevolgen voor [eiser] daaronder begrepen, zijn verdisconteerd in het oordeel omtrent de verplichtingen die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid thans tussen partijen hebben te gelden.

Verklaring voor recht

7.16. De vorderingen van [eiser] gericht op verklaringen voor recht worden afgewezen, omdat hij daarbij, gelet op het voorgaande, geen belang meer heeft.

Buitengerechtelijke kosten

7.17. Nu voldoende is gebleken dat [eiser] buitengerechtelijke kosten heeft moeten maken, wordt het door hem gevorderde bedrag toegewezen.

Vordering in reconventie

7.18. Uit het voorgaande volgt dat de door Dexia ingestelde reconventionele vordering dient te worden afgewezen. De in verband daarmee gestelde gronden, feiten en omstandigheden zijn verdisconteerd in het oordeel in conventie omtrent de verplichtingen die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid thans tussen parttijen hebben te gelden.

Proceskosten

7.20. Gelet op de uitslag van de procedure in conventie en in reconventie dient Dexia te worden veroordeeld in de kosten van het geding in conventie en in reconventie.

7.21. Nadat aan dit vonnis is voldaan zullen partijen geen verplichtingen meer jegens elkaar hebben uit de onderhavige rechtsverhouding. De eigendom van het in het kader van de lease-overeenkomst gekochte certificaat is bij Dexia verbleven.

Beslissing

De kantonrechter:

in conventie

I. veroordeelt Dexia om aan [eiser] te betalen € 2.556,43, te vermeerderen met de wettelijke rente berekend over 65,9 % van de termijnbetalingen, telkens vanaf de respectieve betaaldata tot aan de dag der algehele voldoening, alsmede € 90,- voor buitengerechtelijke kosten;

II. veroordeelt Dexia in de kosten van de procedure, aan de zijde van [eiser] gevallen, tot op heden begroot op:

aan [eiser] te voldoen:

voor verschuldigd griffierecht € 48,00

aan de griffier van de rechtbank te voldoen:

voor verschuldigd griffierecht: € 144,00

voor het exploot van dagvaarding € 85,60

voor salaris van gemachtigde € 350,00

--------------

In totaal € 627,60

een en ander, voor zover verschuldigd, inclusief BTW;

III. verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;

IV. wijst het meer en anders gevorderde af;

in reconventie

VI. wijst de vordering af;

VII. veroordeelt Dexia in de kosten van de procedure aan de zijde van [eisers] gevallen, tot op heden begroot op € 175,- aan salaris gemachtigde, te betalen aan de griffier

van de rechtbank.

Aldus gewezen door mr. M.S.F. Voskens, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 oktober 2007 in tegenwoordigheid van de griffier.

De griffier

De kantonrechter