Rechtbank Amsterdam, 06-05-2009, BI4270, 371815
Rechtbank Amsterdam, 06-05-2009, BI4270, 371815
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Amsterdam
- Datum uitspraak
- 6 mei 2009
- Datum publicatie
- 18 mei 2009
- ECLI
- ECLI:NL:RBAMS:2009:BI4270
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHAMS:2011:BT1963, Meerdere afhandelingswijzen
- Zaaknummer
- 371815
Inhoudsindicatie
aanbesteding tussen private partijen, gelijkheidsbeginsel, invloed van door de aanbesteder opgestelde aanbestedingsregels, overeenkomst tot stand gekomen?
Doordat partijen een aanbestedingsprocedure zijn gaan volgen, maar KLM geen overheidsorgaan of publiekrechtelijke instelling is, zijn de Europese aanbestedingsrichtlijnen en de Nederlandse wet- en regelgeving op dat gebied niet op deze aanbesteding van toepassing, maar is tussen partijen wel een bijzondere precontractuele rechtsverhouding ontstaan die wordt beheerst door de eisen van redelijkheid en billijkheid.
Er wordt geen strijd met het gelijkheidsbeginsel of het transparantiebeginsel aangenomen.
De rechtbank komt tot het oordeel dat een definitieve overeenkomst tot stand is gekomen, ook al moest over ondergeschikte punten nog worden onderhandeld.
Uitspraak
vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 371815 / HA ZA 07-1591
Vonnis van 6 mei 2009
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[A] COMMERCIAL CLEANING B.V.,
gevestigd te Born,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. J.L.H. Holthuijsen,
tegen
de naamloze vennootschap
KONINKLIJKE LUCHTVAART MAATSCHAPPIJ N.V.,
gevestigd te Amstelveen,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. W.H. van Baren.
Partijen zullen hierna CCC en KLM genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 4 juni 2007,
- de conclusie van antwoord in conventie en van eis in (voorwaardelijke) reconventie,
- de conclusie van repliek in conventie en van antwoord in (voorwaardelijke) reconventie,
- de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in (voorwaardelijke) reconventie,
- de conclusie van dupliek in (voorwaardelijke) reconventie,
- de pleidooien en de ter gelegenheid daarvan overgelegde stukken.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Sinds 1991 heeft CCC op Schiphol-Oost schoonmaakwerkzaamheden uitgevoerd aan het interieur van vliegtuigen van KLM. Vanaf 1999 heeft zij voor KLM de schoonmaakwerkzaamheden verzorgd behorende bij twee periodieke controles (de FA-check en de FC-check) van ‘wide body’-vliegtuigen. De overeenkomsten daartoe zijn laatstelijk op 31 maart 2005 (stilzwijgend) met een jaar verlengd. Onder de overeenkomst betreffende de FA-check vielen ook schoonmaakwerkzaamheden in het kader van korte onderhoudsbeurten die ad hoc nodig geoordeeld worden door de technische dienst van KLM, de TD/H-check.
2.2. Op 13 juni 2005 heeft KLM een ‘Request for Quotation’ (hierna: RFQ) uitgeschreven voor het aangaan van nieuwe overeenkomsten ten aanzien van (onder meer) de schoonmaakwerkzaamheden betreffende de FA-check en TD/H-check (hierna: het FA-contract) en de FC-check (hierna: het FC-contract). De RFQ werd opengesteld voor vier leveranciers van schoonmaakdiensten: Asito, CSU, Kluh en CCC.
2.3. In de RFQ staat – voor zover hier van belang – het volgende:
If your company is interested to participate in this opportunity to attain more business it is important to answer all questions of this RFQ and to establish competitive bid-prices. KLM expects its suppliers to back their competitive bids up by enhanced supply lines, timely delivery, coordination, high quality and excellent service.
(…)
TIME SCHEDULE
(Firm):
RFQ open date: 13 juni 2005, 16.00 GMT
RFQ close date: 04 juli 2005 – 06.00 GMT
Evaluation, negotiation, ranking: 04 – 31 juli 2005
Award business: week 33, 2005
Start supplier activities: 01 oktober 2005
(…)
Prerequisites
RFQ Qualification Questionnaire
Requirements specified in this RFQ will form the basis for determining which suppliers to invite for any additional involvement. KLM will review all proposals for attractiveness as a strategic supplier. Each supplier will be evaluated on several critical dimensions. (…) The final award will be based on price and other performance and quality requirements stipulated in the RFQ. It is the intent that the award will deliver to KLM a total Best Value Agreement.
(…)
3) The bid(s) you submit will be SEALED and are NOT visible for other suppliers during the open-time of this RFQ. Your bids will be disclosed to KLM only.
(…)
You are hereby advised that KLM is not committed to any course of action as a result of its issuance of this Request For Quotation and/or its receipt of a proposal from you or other firms in response to it. In particular, you should note that KLM might:
- reject any proposal that does not conform to instructions and specifications that are issued herein;
- not accept proposals after the stated submission deadline;
- reject all proposals, if it so decides;
- negotiate with one or more firms;
- award bid to one or more firms;
- award only a portion of the bid;
- make no award.
(…)
No representation, warranty, estimates or evaluations, express or implied herein by KLM (…) are final or binding.
The supplier also acknowledges that during the RFQ process KLM may, at any time:
- Enter into and conclude negotiations with any other supplier for the supply of all or part of KLM’s requirements.
- Terminate the RFQ process with respect to any or all of KLM’s requirements.
- Terminate the RFQ process with and/or further participation by, the supplier.
- Reject at its sole discretion all or part of any RFQ response submitted by the supplier.
- Depart from or modify the proposed framework and/or any other procedures in relation to the RFQ.
(…)
Entering into an Agreement is only possible with both parties’ consent.
2.4. KLM heeft de sluitingsdatum voor het doen van een offerte verschoven van 4 juli 2005 naar 11 juli 2005. Asito, CSU en CCC hebben elk een offerte gedaan. Asito heeft een offerte voor het FA-contract uitgebracht tot een bedrag van EUR 1.361.019,90 op jaarbasis. De offerte van CCC voor het FA-contract bedroeg EUR 680.950,- op jaarbasis.
2.5. KLM heeft vervolgens tweemaal een proefschoonmaak doen uitvoeren door de inschrijvers, waarna deze hun offertes mochten aanpassen.
2.6. Verder heeft KLM de inschrijvers verzocht nog eens kritisch te kijken naar de gehanteerde manuurtarieven. De inschrijvers werden in de gelegenheid gesteld hun bod aan te passen. Vervolgens heeft Asito haar offerte verlaagd. CCC heeft haar oorspronkelijke bod gehandhaafd. Het bod van CCC was op dat moment lager dan dat van Asito.
2.7. Nadien heeft KLM Asito gevraagd eventueel door haar te behalen synergievoordelen (in verband met door Asito uitgevoerd schoonmaakwerk op Schiphol-Centrum) in kaart te brengen. Asito heeft daarop haar offerte wederom verlaagd.
2.8. Op 8 november 2005 heeft een bespreking tussen KLM en CCC plaatsgevonden. Daarvan heeft KLM een schriftelijke gespreksbevestiging aan de directeur van CCC gestuurd, die, voor zover hier van belang, als volgt luidt:
Betreft:
Bevestiging gunning betreffende Marktonderzoek “GS/Hangar11/12/14-located Aircraft Interior Cleaning”.
Geachte heer [A],
In aansluiting op het gesprek dat u vandaag met KLM gehad heeft, wil KLM hierbij de hoofdpunten uit dit gesprek schriftelijk aan u bevestigen:
• Schoonmaak vliegtuigen tijdens de FA-check zal door de firma Asito van firma [A] overgenomen worden.
• Schoonmaak vliegtuigen tijdens de FC-check zal bij de firma [A] blijven. E.e.a. zal vastgelegd dienen te worden in een nieuwe KLM – overeenkomst op te stellen door Procurement GS.
• Firma [A] zal voor wat betreft de overdracht van de FA-schoonmaak, naar de firma Asito, een overdrachtsprocedure opstellen en deze op redelijke termijn aan KLM overleggen.
• De heer [B] zal een vervolggesprek met de heer [A] initiëren.
2.9. Op 2 januari 2006 heeft een vervolgbespreking plaatsgevonden. Een verslag van die bespreking, opgesteld door KLM, luidt, voor zover hier van belang:
Overdracht schoonmaak activiteiten in de FA-Check:
Overeengekomen is dat Asito een verzoek tot overleg, betreffende de implementatie van de bedoelde overdracht, bij CCC neer zal leggen. CCC zegt toe dat zij uiterlijk in week 7 van 2006 aan dit overleg zal deelnemen. (…)
Schoonmaak – activiteiten in de FC-Check:
Overleg betreffende een concept-overeenkomst m.b.t. een mogelijke verlenging van de samenwerking tussen CCC en KLM op het gebied van de schoonmaak-activiteiten in de FC-check, zal slechts plaatsvinden nadat concrete afspraken gemaakt zijn tussen Asito en CCC aangaande de overdracht van de FA-schoonmaakactiviteiten door CCC aan Asito.
2.10. Een brief van KLM van 31 januari 2006 aan CCC, bevat onder meer de volgende passages:
1. Op 8 november 2005 heb ik schriftelijk aan u bevestigd dat KLM als resultaat van het door haar afgeronde marktonderzoek de vliegtuigschoonmaak bij de FC-check aan uw bedrijf gunt onder nader overeen te komen voorwaarden. Graag ontvang ik van u, uiterlijk vrijdag 3 februari 2006 a.s., uw schriftelijke acceptatie van dit aanbod (tot onderhandeling).
2. Tevens wil ik u verzoeken om, eveneens uiterlijk vrijdag 03 februari 2006 a.s., uw akkoord af te geven voor het besprekingsverslag d.d. 03 januari 2006 inzake hetgeen is overeengekomen tijdens ons overleg van 02 januari jl. en dat eerder aan u is verzonden.
(…)
• Bij het niet tijdig ontvangen van uw schriftelijke bevestiging van acceptatie van het aanbod (tot onderhandeling) betreffende de gunning door KLM van de vliegtuigschoonmaak bij de FC-check aan [A] onder nader overeen te komen voorwaarden, zal het aanbod (tot onderhandeling) komen te vervallen per vrijdag 03 februari 2006 a.s..
• Bij het niet tijdig ontvangen van uw schriftelijke bevestiging van akkoord met de reeds mondeling overeengekomen inhoud van het besprekingsverslag d.d. 03 januari jl., zal het aanbod (tot onderhandeling) door KLM betreffende de vliegtuigschoonmaak bij de FC-check aan [A], eveneens komen te vervallen per vrijdag 03 februari 2006 a.s..
2.11. CCC heeft daarop, voor zover hier van belang, op 3 februari 2006 als volgt gereageerd:
Met betrekking tot de schoonmaak tijdens de FA-check hebben wij u reeds tijdens de bespreking van 8 november jl. medegedeeld dat er naar onze mening sprake is geweest van onregelmatigheden tijdens de aanbestedingsprocedure, en dat het contract ten onrechte gegund is aan Asito. Wij willen ons daar niet bij neerleggen en hebben dit onderwerp inmiddels bij KLM aangekaart op directieniveau. (…)
Voor wat betreft de schoonmaak tijdens de FC-check hebben wij op 8 november jl. met u overeenstemming bereikt over het feit dat ons bedrijf de betreffende werkzaamheden zal blijven uitvoeren. Uit uw schrijven van 8 november jl. blijkt overigens ook – in zoverre juist – dat sprake is van een onvoorwaardelijke overeenstemming tussen KLM en ons bedrijf m.b.t. de FC-check. KLM zou daarvoor een concept-overeenkomst opstellen waarin een en ander nader zou worden uitgewerkt, maar de principe-afspraak staat en is juridisch ook bindend. (…) Graag ontvangen wij zo spoedig mogelijk een concept voor de overeenkomst.
2.12. Bij brief van 20 februari 2006 aan CCC antwoordde KLM voor zover hier van belang als volgt:
Zoals u reeds van dhr. [C] (…) heeft vernomen, ziet KLM geen reden om haar beslissing, m.b.t. de gunning van de vliegtuigschoonmaak tijdens de FA-check in hangaar 11, te herzien. Nogmaals laten wij u hierbij weten dat wij samen met Asito de noodzakelijke stappen zullen ondernemen om een correcte overgang, per 1 april 2006, van de vliegtuigschoonmaak bij de FA-check in hangar 11 te garanderen. Wij vertrouwen hierbij op uw volledige medewerking.
Met betrekking tot het aanbod inzake de gunning van de FC-check in hangaar 14, maken wij uit uw brief d.d. 3 februari op dat u het aanbod tot het onderhandelen over een overeenkomst aanvaardt. Wij zullen u zo snel mogelijk een concept-overeenkomst toezenden.
2.13. Bij e-mail van 22 februari 2006 heeft CCC aan KLM laten weten dat zij van mening bleef dat het FA-contract aan haar gegund had moeten worden, en daaraan toegevoegd:
In beginsel zou het voorgaande kunnen leiden tot een juridische strijd tussen C.C.C. en KLM. Wij zijn ervan overtuigd dat de rechter ons in het gelijk zou stellen, maar onze voorkeur gaat niet uit naar een gerechtelijke procedure, omdat naar onze mening een minnelijke oplossing mogelijk zou moeten zijn. Niet alleen vanwege onze jarenlange goede zakelijke relatie, maar vooral ook omdat wij ons niet kunnen voorstellen dat een respectabele onderneming als KLM zich bewust zou bezighouden met aanbestedingsfraude. Wij gaan er dan ook van uit dat er aan uw zijde sprake is geweest van een misverstand.
2.14. KLM heeft CCC op 7 maart 2006 een concept-overeenkomst met betrekking tot de FC-werkzaamheden, met bijlagen toegezonden. Daarin staat onder meer:
15.1 [A] heeft KLM alle inlichtingen verstrekt en zal KLM alle inlichtingen verstrekken die voor KLM van belang zijn of kunnen zijn en waarvan [A] weet of behoort te weten dat KLM deze inlichtingen bij haar besluit tot al dan niet contracteren en/of continuering van de Overeenkomst laat of zal laten meewegen.
(…)
16.1 KLM heeft te allen tijde het recht deze Overeenkomst geheel of gedeeltelijk, zonder gehouden te zijn tot enige aansprakelijkheid jegens [A], op te zeggen door een mededeling aan [A] met inachtneming van een opzegtermijn van twee (2) maanden.
16.2 Onverminderd (…) heeft een Partij het recht om door een mededeling aan de Wederpartij de Overeenkomst met onmiddellijke ingang en zonder rechterlijke tussenkomst geheel of gedeeltelijk op te zeggen indien:
1. de Wederpartij enige substantiële verplichting uit hoofde van deze Overeenkomst niet, niet tijdig of niet behoorlijk nakomt en deze tekortkoming niet herstelt binnen een termijn van twee (2) weken na schriftelijke ingebrekestelling;
(…)
Annex I Kwaliteitsmetingen
De kwaliteit van de performance van [A] zal als volgt gemeten worden:
• na elke FC-check laat Base Maintenance het vliegtuig controleren, op de volledigheid en de kwaliteit van de verrichte werkzaamheden, door een onafhankelijk bureau (Airport Facility Management). Bij een afkeur van de werkzaamheden dient [A] de geconstateerde afwijkingen binnen … uur te herstellen.
De resultaten van de controles zullen in het maandelijkse management-overleg tussen [A] en KLM geevalueerd worden.
AANVULLENDE TEKST VOLGT
2.15. Bij faxbrief van 10 maart 2006 heeft de advocaat van CCC aan KLM uiteengezet dat het FA-contract aan CCC gegund had moeten worden en heeft hij rechtsmaatregelen in het vooruitzicht gesteld. Verder bevat deze fax de volgende passages:
Daarbij dient U te bedenken dat de werkzaamheden in de A-lijn voor cliënte verreweg het meest lucratief zijn, en dat het wegvallen daarvan ertoe zou kunnen leiden dat een rendabele exploitatie van het bedrijf van cliënte onmogelijk wordt, waardoor cliënte ook het contract voor de FC-check niet meer zou kunnen uitvoeren.
Mocht U onverhoopt blijven volharden in Uw rechtens onjuiste standpunt, dan zal cliënte zich helaas genoodzaakt zien rechtsmaatregelen te treffen jegens KLM (…)
Het lijkt mij in het belang van alle partijen dat U het niet zo ver laat komen, temeer omdat ik mij kan voorstellen dat een onderneming als KLM niet graag in de rechtszaal en de “media-spotlights” belandt met een geval van aanbestedingsfraude.
2.16. Daarop heeft KLM bij fax van 14 maart 2006 onder meer geantwoord dat zij een andere leverancier zou gaan benaderen voor het FC-contract als CCC niet die zelfde dag zou melden dat zij voor die werkzaamheden een overeenkomst met KLM wenste aan te gaan. De advocaat van CCC heeft daarop die zelfde dag, voor zover hier van belang, het volgende geantwoord:
In goede orde ontving ik uw telefax van hedenmiddag. In antwoord daarop bericht ik U dat cliënte inderdaad een overeenkomst met KLM wenst aan te gaan voor de schoonmaakwerkzaamheden tijdens de FC-check in Hangar 14 met ingang van 1 april a.s. Cliënte heeft van KLM reeds een concept ontvangen voor deze overeenkomst. Dit concept is bij haar nog onderwerp van studie, zodat U uit mijn bevestiging niet mag afleiden dat cliënte zonder meer zou instemmen met de tekst van bedoeld concept.
2.17. Namens KLM heeft haar raadsman mr. I.T.C.M. Veerman bij brief, ontvangen op 17 maart 2006 gesteld dat CCC afstand diende te doen van al haar aanspraken op het FA-contract, bij gebreke waarvan sprake zou zijn van een vertrouwensbreuk en KLM ook het FC-contract aan een derde zou gunnen. De advocaat van CCC heeft daarop onder meer geantwoord dat van een vertrouwensbreuk geen sprake was.
2.18. KLM heeft CCC op 24 maart 2006 een concept-vaststellingsovereenkomst toegestuurd, waarin - kort gezegd - is bepaald dat CCC afstand doet van alle vorderingen op KLM in verband met de tender en dat het FC-contract wordt gegund aan CCC, met dien verstande dat nog over de definitieve voorwaarden onderhandeld dient te worden.
2.19. Bij (fax-)brief van 31 maart 2006 heeft KLM CCC verder als volgt bericht:
Met deze fax doe ik u, in een laatste poging tot een schikking te komen, nog éénmaal de hoofdlijnen van het schikkingsvoorstel dat KLM u gistermiddag heeft doen toekomen.
Zoals ik woensdagmiddag reeds telefonisch met u heb besproken, is het voor KLM niet aanvaardbaar om het contract voor de schoonmaakwerzaamheden aan de FC-check aan u te gunnen, terwijl u van zins bent een juridische procedure tegen de KLM te beginnen. KLM heeft immers aan de gunning van voornoemd contract de voorwaarde verbonden dat u uw medewerking zou verlenen aan de overdracht van de FA-check. Om de vertrouwensrelatie te herstellen, dient u toe te zeggen af te zullen zien van het starten van een juridische procedure. De hoofdlijnen van ons voorstel luiden derhalve:
• KLM gunt aan u het contract voor de schoonmaakwerkzaamheden aan de FC-check.
• KLM zal onderzoeken of er nog additionele werkzaamheden zijn die door u kunnen worden verricht binnen de diverse divisies en bedrijfsonderdelen van KLM.
• U verklaart af te zullen zien (finale kwijting) van het starten van een juridische procedure tegen KLM inzake de Tender.
(…)
Graag verneem ik vandaag vóór 11:00 uur van u of u met dit schikkingsvoorstel zult instemmen, zodat de vaststellingsovereenkomst vandaag nog kan worden getekend. Indien ik niets meer van u verneem ga ik ervan uit dat u niet instemt met het schikkingsvoorstel en zal KLM per direct andere partijen benaderen om per 1 april a.s. de schoonmaakwerkzaamheden aan de FC-check te verrichten.
2.20. CCC heeft het onder 2.19 weergegeven schikkingsvoorstel niet aanvaard.
2.21. KLM heeft de raadsman van CCC bij fax van 4 april 2006, voor zover hier van belang, het volgende bericht:
Zoals aangegeven in mijn fax d.d. 31 maart 2006, en in antwoord op uw fax van 31 maart 2006, kan ik u hierbij de identiteit meedelen van het bedrijf dat de schoonmaakwerkzaamheden bij de FC-check zal overnemen cq. heeft overgenomen. KLM heeft overeenstemming bereikt met CSU Airport Services.
3. Het geschil
in conventie
3.1. CCC vordert, samengevat:
Met betrekking tot het FA-contract:
1. een verklaring van recht dat KLM bij de aanbesteding voor het FA-contract jegens CCC is tekortgeschoten in haar verbintenissen, althans dat zij jegens CCC toerekenbaar onrechtmatig heeft gehandeld, doordat zij heeft gehandeld in strijd met het gunningscriterium in de RFQ en/of in strijd met de in de precontractuele fase geldende maatstaven van redelijkheid en billijkheid, meer in het bijzonder door te handelen in strijd met het gelijkheidsbeginsel en/of het transparantiebeginsel,
2. veroordeling van KLM tot vergoeding van alle schade van CCC als gevolg van de handelwijze van KLM, op te maken bij staat, en vermeerderd met rente,
Met betrekking tot het FC-contract:
- primair: een verklaring van recht dat KLM tekort is geschoten in de nakoming van haar verbintenissen jegens CCC door te weigeren mee te werken aan de totstandkoming van een ondertekende overeenkomst betreffende het FC-contract en/of door vervolgens te weigeren het contract uit te voeren en CCC in staat te stellen de overeengekomen werkzaamheden te verrichten en/of door het FC-contract aan een derde te gunnen,
- subsidiair: een verklaring van recht dat KLM de onderhandelingen met CCC over het FC-contract niet mocht afbreken op de wijze zoals zij gedaan heeft en dat KLM daarmee toerekenbaar onrechtmatig heeft gehandeld jegens CCC,
- zowel primair als subsidiair: veroordeling van KLM tot vergoeding van alle schade van CCC, op te maken bij staat, en vermeerderd met rente,
Algemeen:
veroordeling van KLM tot betaling aan CCC van EUR 20.000,- als voorschot op de door KLM te betalen schadevergoeding, vermeerderd met rente en met veroordeling van KLM in de proceskosten.
3.2. KLM voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.3. Indien en voor zover komt vast te staan dat tussen partijen een overeenkomst met betrekking tot de FC-werkzaamheden tot stand is gekomen, vordert KLM kort weergegeven:
primair: te verklaren voor recht dat die overeenkomst rechtsgeldig buitengerechtelijk is ontbonden, althans is vernietigd, althans is opgezegd, door KLM,
subsidiair: de overeenkomst te ontbinden op grond van onvoorziene omstandigheden, althans deze te vernietigen wegens dwaling.
3.4. CCC voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
in conventie en in reconventie
FA-contract
4.1. Tussen partijen is allereerst in geschil of KLM bij de gunning van het FA-contract heeft gehandeld in strijd met het door haar opgestelde gunningscriterium of met de eisen van redelijkheid en billijkheid. CCC stelt zich op het standpunt dat daarvan sprake is, omdat KLM na de definitieve sluitingsdatum voor het doen van offertes Asito (en niet CCC) in de gelegenheid heeft gesteld haar bod nogmaals aan te passen. Daarmee zijn in het bijzonder het gelijkheidsbeginsel en het transparantiebeginsel geschonden, aldus CCC.
4.2. KLM betoogt dat het gelijkheidsbeginsel en het transparantiebeginsel in dit geval niet toepasselijk zijn, maar dat zij ook niet in strijd met die beginselen heeft gehandeld. Verder was KLM op grond van de RFQ aan geen enkele gedragslijn gebonden, zo meent zij.
4.3. De rechtbank overweegt dienaangaande als volgt. De door KLM gehanteerde procedure, waarin zij verschillende aanbieders in de gelegenheid stelt om (in concurrentie met elkaar) in te schrijven op een door haar gevraagde dienst, is te karakteriseren als aanbesteding. De Europese aanbestedingsrichtlijnen en de Nederlandse wet- en regelgeving op dat gebied zijn echter niet op die aanbesteding van toepassing, omdat KLM - kort gezegd - geen overheidsorgaan of publiekrechtelijke instelling is. Toetsing aan die regels is dan ook niet aan de orde.
4.4. Doordat partijen deze aanbestedingsprocedure zijn gaan volgen, is tussen hen wel een bijzondere, precontractuele, rechtsverhouding ontstaan die wordt beheerst door de eisen van redelijkheid en billijkheid. Die eisen kunnen meebrengen dat de aanbestedende partij de verschillende aanbieders gelijk moet behandelen en de aanbieders ook de informatie moet geven die nodig is om naleving van het gelijkheidsbeginsel te controleren en een deugdelijke aanbieding te doen (vgl. HR 4 april 2003, NJ 2004, 35). Daarnaast kan van KLM worden verlangd dat zij zich houdt aan de procedureregels die zij zelf heeft gesteld in de RFQ.
4.5. De rechtbank stelt voorop dat partijen het er niet over eens zijn op welke datum de aangepaste offertes als bedoeld onder 2.6 moesten zijn ingediend. Volgens CCC was de uiterste datum 15 september 2005, maar volgens KLM had zij de inschrijvers verzocht de aangepaste offertes uiterlijk op 29 augustus 2005 in te sturen. Welke datum de juiste is kan echter in het midden blijven, omdat KLM niet bestrijdt dat het daarbij ging om een definitieve sluitingsdatum en evenmin dat na die sluitingsdatum alleen aan Asito de gelegenheid is geboden haar bod nog eens aan te passen, zoals CCC stelt. Daarmee heeft KLM de aanbieders niet gelijk behandeld. Dat leidt echter niet tot toewijzing van de vorderingen van CCC die op het FA-contract betrekking hebben. Daartoe overweegt de rechtbank het volgende.
4.6. In de RFQ worden hoofdzakelijk eisen gesteld aan de inschrijvers. Op KLM zelf rust alleen de verplichting de offertes geheim te houden. Voor het overige bepaalt de RFQ dat KLM aan geen enkele gedragslijn gebonden is met betrekking tot de aanbesteding. Daarbij houdt KLM zich uitdrukkelijk het recht voor om ‘at any time’ met een partij in onderhandeling te treden en om af te wijken van ‘the proposed framework and/or other procedures in relation to the RFQ’. Daaruit volgt dat KLM zich volledige vrijheid van handelen voorbehield, ook wanneer dat tot ongelijke behandeling van de inschrijvers zou leiden, bijvoorbeeld door met slechts één partij te gaan onderhandelen.
4.7. Het stond KLM vrij de precontractuele verhouding met de inschrijvers op de hiervoor beschreven wijze in te vullen, zeker nu die inschrijvers te beschouwen zijn als professionele partijen.
4.8. Verder zijn geen omstandigheden gesteld of gebleken op grond waarvan CCC tijdens het RFQ-proces heeft mogen verwachten dat KLM zich wel aan het gelijkheidsbeginsel zou gaan houden of dat zij niet (meer) zou afwijken van het raamwerk van de RFQ. De omstandigheid dat sprake was van een ‘definitieve sluitingsdatum’ is daartoe onvoldoende, omdat in de RFQ een sluitingsdatum van 4 juni 2005 stond, die door KLM eerst verschoven is naar 11 juli 2005, en waarna KLM nog verschillende malen nadere offertes heeft toegestaan. Ook de tweemaal gehouden proefschoonmaak is niet in de RFQ voorzien. Daaruit is op te maken dat KLM de vrijheid die zij zich in de RFQ had voorbehouden, in de praktijk ook nam.
4.9. Het betoog van CCC dat KLM alleen tijdens het RFQ-proces van de procedure mocht afwijken maar dat zij Asito pas na afloop van dat proces de gelegenheid heeft geboden tot aanpassing van haar bod, gaat niet op. KLM heeft in de RFQ uitdrukkelijk ook opgenomen dat zij niet gebonden is aan “any course of action as a result of its issuance of this request for Quotation and/or its receipt of a proposal (…) in response to it”. Daaruit volgt dat KLM zich de volledige vrijheid voorbehield om na het inwinnen van de aanbiedingen verder met alleen één partij te onderhandelen of slechts één partij om een nadere aanbieding te vragen.
4.10. De conclusie luidt dat KLM ingevolge de RFQ niet gebonden was aan het gelijkheidsbeginsel of aan het (daarmee samenhangende) transparantiebeginsel. Verder heeft KLM niet in strijd met de regels van de RFQ gehandeld. De vorderingen van CCC met betrekking tot het FA-contract zullen daarom worden afgewezen.
FC-contract
4.11. Partijen verschillen van mening over het antwoord op de vraag of er tussen hen een (onvoorwaardelijke) overeenkomst tot stand is gekomen met betrekking tot de FC-schoonmaakwerkzaamheden. CCC meent dat uit de correspondentie tussen partijen blijkt dat een overeenkomst tot stand is gekomen. Volgens KLM heeft zij tijdens de bespreking van partijen op 8 november 2005 echter de voorwaarde gesteld dat CCC zou meewerken aan overdracht van de FA-werkzaamheden aan Asito, hetgeen CCC weigerde. Met CCC is de rechtbank echter van oordeel dat, voor zover al op 8 november 2005 een dergelijke voorwaarde door KLM is gesteld, deze kennelijk later niet is gehandhaafd. Nadat CCC bij schrijven van 3 februari 2006 had gesteld dat naar haar mening overeenstemming over de FC-werkzaamheden was bereikt (zie 2.11), heeft KLM geantwoord dat zij uit die brief opmaakte dat CCC haar aanbod tot onderhandelen aanvaardde (zie 2.12). Van een voorwaarde wordt daarbij niet gerept.
4.12. De rechtbank merkt in dit verband op dat in het aanbestedingsrecht de overeenkomst tot stand komt door de gunning. Anders dan CCC betoogt, geldt die regel echter niet in gevallen als het onderhavige, waarin de aanbestedingsregels niet van toepassing zijn. Beoordeeld moet worden of naar de gewone civielrechtelijke regels van een overeenkomst gesproken kan worden.
4.13. De Hoge Raad heeft over de vraag wanneer sprake is van een overeenkomst als tussen de contracterende partijen over sommige onderdelen wel overeenstemming bestaat en over andere niet, geoordeeld dat dit afhangt van de bedoeling van partijen zoals deze moet worden aangenomen op grond van de betekenis van hetgeen wel en niet geregeld is, van het al dan niet bestaan van het voornemen tot verder onderhandelen en van de verdere omstandigheden van het geval (HR 2 februari 2001, NJ 2001, 179).
4.14. CCC stelt zich op het standpunt dat partijen het over de kern van de overeenkomst eens waren, en dat alleen nog over enkele details in het door KLM aan haar gestuurde concept gesproken moest worden. Naar de mening van KLM moest nog over veel belangrijke clausules nader onderhandeld worden, zoals de boetebepaling en de kwaliteitsmeting, zodat van een overeenkomst nog geen sprake was.
4.15. Niet in geschil is dat partijen het eens waren over de essentialia van de overeenkomst, te weten de door CCC te verrichten werkzaamheden en de door KLM te betalen prijs. De resterende punten die door KLM zijn genoemd, te weten de boetebepaling en de kwaliteitsmeting, zijn naar het oordeel van de rechtbank aan te merken als ondergeschikte punten, die zo nodig aan de hand van de wet en de eisen van redelijkheid en billijkheid konden worden vastgesteld. Tussen partijen staat vast dat ook de oude overeenkomst tussen hen een systeem van kwaliteitsmeting en een boeteclausule bevatte. KLM stelt wel dat in het nieuwe contract een andere manier van meten en handhaven zou worden opgenomen dan in het oude contract, maar onvoldoende is onderbouwd dat het daarbij om een wezenlijk verschil gaat. In de concept-overeenkomst die in het kader van de onderhandelingen door KLM aan CCC is toegezonden (zie 2.14) is ten aanzien van de kwaliteitsmetingen slechts een summiere en onvolledige tekst opgenomen, terwijl de boetebepaling geheel ontbreekt. Verder ontbreekt iedere aanwijzing dat er mogelijk tijdens de verdere onderhandelingen over de genoemde bedingen een zodanig verschil van mening zou opkomen dat dat aan definitieve overeenstemming in de weg zou staan.
4.16. De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat ten aanzien van het FC-contract tussen partijen in elk geval op 20 februari 2006 een overeenkomst tussen partijen gold. Niet weersproken is dat KLM heeft geweigerd mee te werken aan de totstandkoming van een ondertekende overeenkomst terzake met CCC. Ook heeft zij geweigerd mee te werken aan de uitvoering van de overeenkomst en CCC in staat te stellen de overeengekomen schoonmaakwerkzaamheden uit te voeren. KLM heeft het contract aan CSU gegund.
4.17. KLM stelt zich echter op het standpunt dat, voor zover een overeenkomst tussen partijen tot stand is gekomen, zij deze buitengerechtelijk heeft ontbonden, althans dat deze is vernietigd wegens dwaling dan wel op rechtsgeldige wijze is beëindigd, bij haar brief van 4 april 2006 (zie hiervoor onder 2.21). Zij heeft daartoe verwezen naar de artikelen 15 en 16 van de concept-overeenkomst tussen partijen (zie hiervoor onder 2.14). De rechtbank deelt het standpunt van KLM niet. In de brief van 4 april 2006 wordt niet gerept over ontbinding, vernietiging of beëindiging van het FC-contract, maar wordt alleen de naam medegedeeld van het bedrijf dat de FC-werkzaamheden zal gaan uitvoeren. Dat bouwt voort op het finale schikkingsvoorstel van KLM bij fax van 31 maart 2006 (zie hiervoor onder 2.19) inzake de eventuele gunning van het FC-contract aan CCC. De mededeling in de brief van 4 april 2006 bevestigt daarmee dat KLM de onderhandelingen over de gunning van het contract als beëindigd beschouwde. Een (subsidiaire) mededeling dat een eventueel tot stand gekomen overeenkomst tussen partijen wordt ontbonden, vernietigd of beëindigd, is in die brief niet te lezen. Het verweer in conventie op dat punt wordt daarom verworpen, evenals de primaire vordering in reconventie.
4.18. KLM vordert in reconventie subsidiair ontbinding van het FC-contract wegens onvoorziene omstandigheden. Zij stelt daartoe dat tussen partijen een vertrouwensbreuk is ontstaan door de volgende omstandigheden:
a) CCC heeft KLM beschuldigd van aanbestedingsfraude en gedreigd met publicitaire maatregelen;
b) de continuïteit van CCC kwam in gevaar;
c) CCC weigerde mee te werken aan de overdracht van de FA-werkzaamheden;
d) de kwaliteit van de door CCC geleverde diensten nam ernstig af.
4.19. Ten aanzien van de onder a genoemde omstandigheden verwijst KLM naar de e-mail van 22 februari 2006 van CCC (zie 2.13) en de fax van 10 maart 2006 van haar advocaat (zie hiervoor onder 2.15). CCC betwist dat zij KLM van aanbestedingsfraude heeft beschuldigd of gedreigd heeft met publiciteit. De juistheid daarvan kan echter in het midden blijven omdat onvoldoende onderbouwd is dat die omstandigheden (mede) aanleiding zijn geweest voor enige vertrouwensbreuk. Daarbij is in aanmerking genomen dat in de van de zijde van KLM opgestelde concept-vaststellingsovereenkomst van 24 maart 2006 (zie hiervoor onder 2.18) en in de het voorstel van KLM van 31 maart 2006 (zie hiervoor onder 2.19) geen verplichting is opgenomen verder af te zien van dergelijke beschuldigingen en dreigementen. Kennelijk waren die omstandigheden voor KLM niet van groot belang.
4.20. Ten aanzien van de onder b. genoemde stelling wijst KLM erop dat de raadsman van CCC zelf in zijn faxbrief van 10 maart 2006 (zie hiervoor onder 2.15) melding maakte van de mogelijkheid dat de continuïteit van de dienstverlening aan KLM met betrekking tot het FC-contract in gevaar zou komen als aan CCC niet ook het FA-contract werd gegund. Voor zover op dat punt enige zorg is ontstaan bij KLM geldt echter eveneens dat zij het klaarblijkelijk niet nodig gevonden heeft daarover iets op te nemen in de hiervoor genoemde schikkingsvoorstellen. Ook overigens is gesteld noch gebleken dat KLM op enig moment ná 10 maart 2006 in de onderhandelingen een punt heeft gemaakt van de mogelijkheid dat continuïteitsproblemen zouden kunnen ontstaan. Ook deze stelling kan daarom niet ten grondslag gelegd worden aan de gestelde vertrouwensbreuk.
4.21. Ten aanzien van de onder c. genoemde weigering van CCC om mee te werken aan de overdracht van de FA-werkzaamheden aan Asito heeft KLM aangevoerd dat de bedrijfsvoering van KLM daardoor is gefrustreerd en dat de juiste en tijdige uitvoering van de FA-check in gevaar kwam. CCC heeft daarop gesteld dat zij in een bespreking met KLM op 27 februari 2006 wel te kennen heeft gegeven niet mee te werken aan de overdracht, maar dat zij vervolgens alsnog tijdig haar medewerking heeft verleend. Haar personeel is vervolgens in dienst getreden bij Asito en de bedrijfsvoering van KLM is niet in gevaar gebracht, aldus CCC. KLM heeft daar tegenover wel gesteld dat Asito zelf, buiten CCC om, in contact met haar personeel is getreden om voor de overdracht te zorgen, maar zij heeft niet onderbouwd in welk opzicht enig gevaar voor de bedrijfsvoering van KLM is ontstaan. Het moet er daarom voor gehouden worden dat er nooit enig serieus probleem met de overdracht is opgetreden, zodat er in elk geval tegen het eind van de onderhandelingen als gevolg van die weigering redelijkerwijs geen breuk in de vertrouwensrelatie kan zijn geweest.
4.22. Dat de dienstverlening van CCC na 8 november 2005 aanzienlijk verslechterde wat eveneens (mede) reden was voor een vertrouwensbreuk tussen partijen zoals KLM betoogt, is onvoldoende onderbouwd. Daarmee is immers niet te rijmen dat KLM op 31 maart 2006 nog bereid was het FC-contract aan CCC te gunnen en te onderzoeken of nog andere werkzaamheden aan haar konden worden uitbesteed.
4.23. Gelet op het voorgaande concludeert de rechtbank dat van een vertrouwensbreuk zoals door KLM gesteld geen sprake was, zodat de daarop gebaseerde vordering tot ontbinding wegens onvoorziene omstandigheden moet worden afgewezen.
4.24. KLM vordert verder vernietiging van de overeenkomst wegens dwaling, omdat CCC haar ten onrechte heeft verzekerd dat zij gedurende de looptijd van het contract schoonmaakdiensten zou kunnen blijven leveren. Zoals hiervoor onder 4.20 is overwogen houdt de rechtbank het er echter voor dat dit punt voor KLM niet wezenlijk was. Daarom is niet voldaan aan het vereiste voor de dwalingsvordering dat de overeenkomst niet zou zijn gesloten als KLM over de continuïteit een juiste voorstelling van zaken zou hebben gehad. Deze vordering faalt dan ook.
4.25. Het voorgaande betekent dat de door CCC primair gevraagde verklaring van recht zal worden toegewezen, evenals de vordering tot vergoeding van schade, op te maken bij staat, nu aannemelijk is dat CCC als gevolg van de tekortkoming door KLM schade heeft geleden.
4.26. CCC vordert verder een bedrag van EUR 20.000,- als voorschot op de schadevergoeding. Zij heeft die vordering echter niet concreet onderbouwd, maar alleen gesteld dat haar schade minimaal dat bedrag zal belopen. Die stelling, die door KLM is betwist, is onvoldoende om de vordering te kunnen dragen en deze zal dan ook worden afgewezen.
4.27. KLM zal als de (grotendeels) in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten in conventie en in reconventie worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van CCC worden in conventie begroot op:
- dagvaarding EUR 70,85
- vast recht 440,00
- salaris advocaat 1.808,00 (4,0 punten × tarief EUR 452,00)
Totaal EUR 2.318,85
4.28. In reconventie worden de kosten aan de zijde van CCC begroot op EUR 678,00 aan salaris advocaat (3,0 punten × factor 0,5 × tarief EUR 452,00).
5. De beslissing
De rechtbank
in conventie
5.1. verklaart voor recht dat KLM tekort is geschoten in de nakoming van de door haar aangegane verbintenissen jegens CCC door te weigeren mee te werken aan de totstandkoming van een ondertekende overeenkomst betreffende het FC-contract en door vervolgens te weigeren dit contract uit te voeren en CCC in staat te stellen de overeengekomen schoonmaakwerkzaamheden te verrichten en door het FC-contract aan een derde te gunnen,
5.2. veroordeelt KLM aan CCC alle door haar als gevolg van deze handelwijze van KLM geleden en nog te lijden schade te vergoeden, nader op te maken bij staat en te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 1 april 2006 tot aan de dag der voldoening,
5.3. veroordeelt KLM in de proceskosten, aan de zijde van CCC tot op heden begroot op EUR 2.318,85,
5.4. verklaart dit vonnis in conventie wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
5.5. wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.6. wijst de vorderingen af,
5.7. veroordeelt KLM in de proceskosten, aan de zijde van CCC tot op heden begroot op EUR 678,00,
5.8. verklaart dit vonnis in reconventie wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.A. Brunner, mr. F.P.L.M. Vennix en mr. A.A.E. Dorsman en in het openbaar uitgesproken op 6 mei 2009.?