Rechtbank Amsterdam, 28-01-2015, ECLI:NL:RBAMS:2015:276, C-13-560981 - HA ZA 14-278
Rechtbank Amsterdam, 28-01-2015, ECLI:NL:RBAMS:2015:276, C-13-560981 - HA ZA 14-278
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Amsterdam
- Datum uitspraak
- 28 januari 2015
- Datum publicatie
- 2 februari 2015
- ECLI
- ECLI:NL:RBAMS:2015:276
- Zaaknummer
- C-13-560981 - HA ZA 14-278
Inhoudsindicatie
Bij besluit van 18 februari 2013 heeft DNB aan GSFS Pensionfund bericht haar inschrijving in het pensionfondsen register door te halen omdat GSFS Pensionfund volgens DNB geen pensioenfonds in de zin van de Pensioenwet was. Dit besluit is vervolgens door DNB op 25 juli 2013 ingetrokken. GSFS c.s. stelt dat DNB bij het nemen van dit besluit buiten haar wettelijke bevoegdheden is getreden en dat het besluit onrechtmatig is genomen. Volgens GSFS c.s. heeft DNB niet als toezichthouder van de Pensioenwet opgetreden ter bescherming van de pensioendeelnemers, maar als fiscaal toezichthouder. DNB had, aldus GSFS c.s., namelijk met dit besluit slechts het doel om de vermogensbeheerder van GSFS Pensionfund, GSFS Asset Management, niet langer in staat te stellen gebruik te maken van de fiscale vrijstelling die GSFS Pensionfund als pensionfonds genoot. DNB kan zich dus ook niet beroepen op artikel 1:25d Wet op het financieel toezicht (Wft), zo concludeert GSFS c.s. DNB heeft aan haar besluit ten grondslag gelegd dat GSFS Pensionfund haar status als pensioenfonds oneigenlijk gebruikte.
De rechtbank is van oordeel dat in het midden kan blijven of het besluit achteraf eventueel als onrechtmatig kan worden gekwalificeerd aangezien aansprakelijkheid van DNB wordt uitgesloten door artikel 1:25d lid 1 Wft. Uit het besluit blijkt voldoende duidelijk dat het houden van het toezicht op (de financiële status van) GSFS Pensionfund als pensioenfonds centraal heeft gestaan bij het nemen van het besluit. De rechtbank is tevens van oordeel dat geen sprake is van opzettelijk onbehoorlijke taakuitoefening dan wel grove schuld, nu gelet op de door DNB aangevoerde en door GSFS Pensionfund niet betwiste omstandigheden, waaronder de door DNB geconstateerde overtredingen van bepalingen uit de Pensioenwet, handelend optreden door DNB als financieel toezichthouder geïndiceerd was. Het feit dat DNB in eerste instantie voor uitschrijving uit het register heeft gekozen en niet voor een andere handhavingsmaatregel uit de Pensioenwet vormt, gelet op de door DNB gegeven toelichting, geen misbruik van een haar toekomende bevoegdheid.
Uitspraak
vonnis
Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/560981 / HA ZA 14-278
Vonnis van 28 januari 2015
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GSFS ASSET MANAGEMENT B.V.,
gevestigd te Schiphol,
2. de stichting
STICHTING GSFS PENSIONFUND
gevestigd te Schiphol,
3. [naam eiser 3]
wonende te [woonplaats],
4. [naam eiser 4],
wonende te [woonplaats],
5. [naam eiser 5],
wonende te [woonplaats],
6. [naam eiser 6],
wonende te [woonplaats],
7. [naam eiser 7],
wonende te [woonplaats],
8. [naam eiser 8],
wonende te [woonplaats],
9. [naam eiser 9],
wonende te [woonplaats],
10. [naam eiser 10],
wonende te [woonplaats],
11. [naam eiser 11],
wonende te [woonplaats],
12. [naam eiser 12],
wonende te [woonplaats],
13. [naam eiser 13],
wonende te [woonplaats],
14. [naam eiser 14],
wonende te [woonplaats],
15. [naam eiser 15],
wonende te [woonplaats],
16. [naam eiser 16],
wonende te [woonplaats],
eisers,
advocaat mr. J. Hagers te Amsterdam,
tegen
de naamloze vennootschap
DE NEDERLANDSCHE BANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. C.M. Bitter te ‘s-Gravenhage.
Eisers zullen in het navolgende gezamenlijk GSFS c.s. worden genoemd dan wel afzonderlijk bij naam worden aangeduid. Daarbij zal eiseres sub 1 GSFS AM worden genoemd en eiseres sub 2 GSFS Pf. Gedaagde zal DNB genoemd worden.
1 De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
-
het tussenvonnis van 13 augustus 2014 waarin een comparitie van partijen is gelast,
- -
-
het proces-verbaal van comparitie van 25 november 2014 en de daarin genoemde stukken;
- -
-
de brief van GSFS c.s. van 15 december 2014 naar aanleiding van het proces-verbaal van 25 november 2015.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2 De feiten
De bedrijfsactiviteiten van GSFS AM richten zich (onder meer) op het verrichten van diverse beleggingsactiviteiten.
Bij akte van 18 november 2008 is GSFS Pf opgericht om de pensioentoezeggingen van GSFS AM als werkgever aan haar werknemers (de Pensioendeelnemers, zijnde eisers sub 3 tot en met 16) uit te voeren. Tussen GSFS Pf en GSFS AM is daarbij overeengekomen dat GSFS AM als vermogensbeheerder van GSFS Pf zal fungeren.
DNB is op grond van de wet als toezichthouder belast met het prudentieel en materieel toezicht met betrekking tot de Pensioenwet (hierna: ook Pw). Daartoe beheert zij onder meer een register waarin alle pensioenfondsen met een zetel in Nederland worden ingeschreven (hierna: het Register).
Eind 2009 is GSFS Pf door DNB als pensioenfonds in het Register ingeschreven.
Op 16 oktober 2012 heeft DNB aan GSFS Pf door middel van een zogenaamd voornemen te kennen gegeven dat zij van plan was om GSFS Pf uit het Register uit te schrijven, omdat GSFS Pf naar het oordeel van DNB niet (langer) kwalificeerde als een pensioenfonds in de zin van de Pw.
Tussen GSFS Pf en DNB is vervolgens veelvoudig contact geweest, waarbij GSFS Pf in de gelegenheid is gesteld om – zowel mondeling als schriftelijk – haar zienswijze naar aanleiding van het voornemen van 16 oktober 2012 aan DNB kenbaar te maken. GSFS Pf heeft daarbij herhaaldelijk aan DNB kenbaar gemaakt dat zij het met het voornemen van DNB niet eens was.
DNB heeft bij besluit van 18 februari 2013 aan GSFS Pf bericht haar inschrijving in het Register door te halen, omdat GSFS Pf – kort gezegd – volgens DNB geen pensioenfonds in de zin van artikel 1 (en verder) Pw is. In dat besluit is, voor zover hier van belang, het volgende opgenomen:
“(...)1.5 (...) De Stichting [GSFS Pf, rechtbank] heeft als (belangrijkste) feitelijke doelstelling om opbrengsten te generen ten gunste van de deelnemers uit complexe arbitrage strategieën met aandelen die geen relatie hebben met het zekerstellen van vermogen en vermogensaanwas voor de financiering van de oudedagsvoorziening van de deelnemers. De Stichting heeft feitelijk niet tot doel om activiteiten te verrichten in verband met pensioenuitkeringen en werkzaamheden die daarmee verband houden. Een kleine activiteit van de Stichting bestaat uit het beleggen van de ontvangen premies op depositorekeningen. (...)De belangrijkste netto-opbrengst bestaat uit (een deel van) de restitutie van bronbelasting op de door de Stichting ontvangen bruto dividenden, die de Stichting ontvangt van de Belastingdienst van het land van oorsprong van het dividend. (...) De bronbelasting kan alleen worden terugontvangen indien de Stichting een pensioenfonds is. (...) Zoals hierna zal blijken kan de complexe arbitrage strategie tot verliezen lijden die groter zijn dan de waarde van de depositorekeningen, waardoor sprake is van een schijnzekerheid. (...) 4.7. Conclusie van DNB na de Zienswijze4.7.1. Uit alle ontvangen informatie concludeert DNB dat de Stichting zich voornamelijk – zo niet exclusief – bezighoudt met ‘dividend arbitrage’. (...) 4.7.2. DNB concludeert op basis van de uitkomst van haar onderzoek dat de Stichting niet kwalificeert als pensioenfonds (...) omdat een pensioenfonds (...) slechts activiteiten verricht in verband met pensioen en werkzaamheden die daarmee verband houden. Gegeven het beleggingsbeleid dat de Stichting, althans GSFS AM, voert (...) blijven de activiteiten van de Stichting niet beperkt tot “slechts” de uitvoering van premieovereenkomsten met beleggingsvrijheid als bedoeld in artikel 52 Pw. Het beleggingsbeleid wordt geheel overgelaten aan en bepaald door vermogensbeheerder GSFS AM. Uitgaande van de balansverhouding (momentopname) van de Stichting (...) bedraagt het aandeel van de pensioenverplichtingen (slechts) 1,1% [over 2010, rechtbank] respectievelijk 5,3% [over 2011, rechtbank] van het balanstotaal. In het verlengde daarvan constateert DNB dat er geen sprake is van een adequate vermogensscheiding tussen de Stichting en GSFS AM als werkgever, zoals voorgeschreven in hoofdstuk 3 Pw (...).
Op basis van alle voorgaande argumenten concludeert DNB dat GSFS Pensionfund niet kwalificeert als pensioenfonds in de zin van de Pensioenwet. Op basis daarvan schrapt DNB haar uit het Register.”
GSFS AM heeft bij e-mail van 19 februari 2013 aan GSFS Pf geschreven:
“(...) Given the recent discussions and the “verdict” of the DNB we will seize all activities on behalf of the Pension Fund with immediate effect except to unwind posititions. (...)”
GSFS c.s. heeft DNB bij brief van 21 februari 2013 – kort gezegd – aansprakelijk gesteld voor de geleden en nog te lijden schade als gevolg van het (volgens GSFS c.s.) onrechtmatig genomen besluit van 18 februari 2013.
Bij e-mail van 22 februari 2013 is door DNB aan de (toenmalige) advocaat van GSFS Pf geschreven, voor zover hier van belang:
“(...) De feitelijke uitschrijving van Stichting GSFS Pensionfund uit het register van DNB is nog niet geeffectueerd. Wij zullen hiermee wachten totdat de nog te plannen bespreking met u en uw cliënte heeft plaatsgevonden. (...)”
GSFS Pf heeft tegen het besluit van 18 februari 2013 bezwaar gemaakt. Daarnaast heeft GSFS Pf de voorzieningenrechter van de afdeling bestuursrecht van de rechtbank Rotterdam verzocht om – hangende de bezwaar- en (eventueel) beroepsprocedure – een voorlopige voorziening te treffen, inhoudende de schorsing van het bestreden besluit.
Bij uitspraak van 30 mei 2013 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam het verzoek van GSFS Pf toegewezen en de werking van het besluit geschorst. Daartoe heeft de voorzieningenrechter onder meer overwogen:
“(...)3.3. Verzoekster [GSFS Pf, rechtbank] heeft betoogd dat DNB niet bevoegd is tot het doorhalen van haar inschrijving in het register als bedoeld in artikel 210 van de Pw. De voorzieningenrechter volgt verzoekster niet in dit betoog. (...) Een redelijke uitleg van het begrip beheer brengt naar het oordeel van de voorzieningenrechter mee dat DNB bevoegd is tot inschrijving in het register indien DNB meent dat een instelling die zich bij haar aanmeldt een pensioenfonds is, maar ook dat DNB bevoegd is tot doorhaling van een inschrijving als zij meent dat de instelling niet langer is aan te merken als een pensioenfonds.
Voorts heeft verzoekster betoogd dat DNB zich ten onrechte op het standpunt stelt dat verzoekster geen pensioenfonds is in de zin van de Pw. Dit betoog slaagt. Op grond van de in artikel 1 van de Pw opgenomen definitie wordt onder een pensioenfonds verstaan: een rechtspersoon die niet een premiepensioeninstelling is, waarin ten behoeve van tenminste twee deelnemers (...) gelden worden of werden bijeengebracht en worden beheerd ter uitvoering van ten minste een basispensioenregeling. De voorzieningenrechter stelt vast dat DNB niet betwist dat verzoekster (thans) onder deze definitie valt. (...)
De voorzieningenrechter kan DNB volgen in haar betoog dat de opzet van verzoekster ongebruikelijk is. (...)
Dit laat onverlet dat verzoekster (...) onder de wettelijke definitie van het begrip pensioenfonds valt (...) DNB heeft vooralsnog niet aannemelijk gemaakt dat zij met de in de Pw opgenomen handhavingsinstrumenten (...) niet zou kunnen bereiken dat verzoekster de door DNB gestelde overtredingen van de Pw ongedaan maakt. Dat verzoekster volgens DNB een groot aantal bepalingen uit de Pw overtreedt, maakt nog niet dat verzoekster geen pensioenfonds is of dat doorhaling van haar inschrijving het geëigende middel is om de vermeende overtredingen van de Pw ongedaan te maken. (...)”
Bij besluit van 25 juli 2013 heeft DNB het besluit van 18 februari 2013 ingetrokken.
GSFS Pf heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 25 juli 2013. Daarbij heeft zij onder meer aanspraak gemaakt op vergoeding van de door haar bij de bestrijding van het besluit van 18 februari 2013 gemaakte proceskosten. Bij beslissing op het bezwaar van 8 november 2013 heeft DNB als volgt overwogen:
“(...) De enige reden waarom GSFS Pf nog procesbelang heeft bij het onderhavige bezwaar is gelegen in het feit dat GSFS Pf (...) om vergoeding van de in bezwaar gemaakte proceskosten heeft verzocht. (...)Ingevolge artikel 7:15, tweede lid, Awb worden de kosten van rechtsbijstand die de belanghebbende heeft moeten maken uitsluitend vergoed op verzoek van de belanghebbende voor zover het bestreden besluit wordt herroepen wegens een aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid.
DNB heeft (...) hangende bezwaar het primaire besluit [het besluit van 18 februari 2013, rechtbank] ingetrokken. (...) De intrekking van het primaire besluit op geschetste gronden moet worden gelijkgesteld met een herroeping als bedoeld in artikel 7:15, tweede lid, Awb. Dit betekent dat GSFS Pf recht heeft op vergoeding van de in bezwaar gemaakte proceskosten. (...)”
Het besluit van 18 februari 2013 is niet geeffectueerd, in die zin dat GSFS Pf feitelijk niet is uitgeschreven uit het Register.
3 Het geschil
GSFS c.s. vordert – samengevat – bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
te verklaren voor recht dat DNB jegens GSFS c.s., althans jegens GSFS AM en (of) jegens GSFS Pf en (of) jegens een of meer van de eisers sub 3 tot en met 16 onrechtmatig heeft gehandeld en deswege tot schadevergoeding is gehouden,
veroordeling van DNB tot betaling van:
aan schadevergoeding aan GSFS AM,
aan schadevergoeding, primair aan GSFS Pf en subsidiair aan eisers sub 3 tot en met 16,
door de rechtbank in goede justitie vast te stellen bedragen,
de wettelijke rente over alle gevorderde bedragen vanaf 18 februari 2013 althans 25 juni 2013 althans vanaf de datum als de rechtbank in goede justitie zal vermenen te behoren,
aan daadwerkelijk gemaakte advocaatkosten, primair aan GSFS Pf en subsidiair aan eisers sub 3 tot en met 16, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 juni 2013 althans vanaf de datum die de rechtbank in goede justitie zal vermenen te behoren,
de buitengerechtelijke incassokosten,
de proceskosten alsmede de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de veertiende dag na dit vonnis.
GSFS c.s. stelt hiertoe – kort gezegd – dat DNB met het nemen van het besluit van 18 februari 2013 onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld, zodat DNB gehouden is de door GSFS c.s. als gevolg hiervan geleden schade te vergoeden. De door GSFS c.s. geleden schade bestaat (hoofdzakelijk) uit de winst die zij had kunnen maken door het verrichten van diverse transacties in de periode van 18 februari tot en met 25 juni 2013. Nu heeft zij deze transacties niet kunnen uitvoeren, als gevolg van het besluit van DNB van 18 februari 2013 en de daaropvolgende opzegging van de samenwerking met GSFS Pf door GSFS AM (zie 2.7 en 2.8).
DNB voert verweer.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.