Home

Rechtbank Amsterdam, 26-11-2015, ECLI:NL:RBAMS:2015:8556, C/13/537612 / HA RK 13-64

Rechtbank Amsterdam, 26-11-2015, ECLI:NL:RBAMS:2015:8556, C/13/537612 / HA RK 13-64

Gegevens

Instantie
Rechtbank Amsterdam
Datum uitspraak
26 november 2015
Datum publicatie
3 december 2015
Annotator
ECLI
ECLI:NL:RBAMS:2015:8556
Zaaknummer
C/13/537612 / HA RK 13-64

Inhoudsindicatie

Beschikking in incident rechter-commissaris; gerechtvaardigd beroep op functioneel verschoningsrecht door arts respectievelijk verpleegkundige.

Uitspraak

beschikking

Afdeling privaatrecht

zaaknummer / rekestnummer: C/13/537612 / HA RK 13-64

Beschikking van de rechter-commissaris van 26 november 2015

in het incident in genoemde zaak van

de stichting

STICHTING GGZ INGEEST,

gevestigd te Amsterdam,

verzoeker,

advocaat mr. drs. H.M. Kruitwagen te Arnhem,

tegen

[belanghebbende] ,

wonende te [woonplaats] ,

belanghebbende,

advocaat mr. J.S. Top te Amsterdam.

Partijen worden hierna inGeest en [belanghebbende] genoemd.

1 De feiten

Voor de volledigheid en leesbaarheid worden hier de volgende feiten uit de beschikking van deze rechtbank van 27 juni 2013 herhaald.

1.1.

[belanghebbende] is vanaf 2006 tot 2007 bij Mentrum en vanaf 2008 bij inGeest onder behandeling bij [naam 1] , psychiater (hierna: [naam 1] ). Vanaf 2010 is [belanghebbende] onder behandeling bij [naam 2] , sociaalpsychiatrisch verpleegkundige (hierna: [naam 2] ) ( [naam 1] en [naam 2] hierna gezamenlijk ook: de getuigen). De getuigen zijn in dienst van inGeest.

1.2.

Op 24 augustus 2010 heeft [belanghebbende] een zelfmoordpoging gedaan, met als gevolg een hoge dwarslaesie.

1.3.

Bij brief van 26 september 2012 heeft [belanghebbende] inGeest aansprakelijk gesteld voor de door hem geleden schade en te lijden schade. InGeest heeft de aansprakelijkheid voor de schade niet erkend (deze kwestie betreffende de aansprakelijkheid hierna ook: het aansprakelijkheidsgeschil).

2 De procedure

2.1.

[belanghebbende] heeft in het kader van het aansprakelijkheidsgeschil bij verzoekschrift van 17 oktober 2012 de rechtbank verzocht een voorlopig getuigenverhoor te bevelen, teneinde verzoeker, zijn vader [vader] (hierna: [vader] ) en de getuigen te horen. Bij beschikking van 27 juni 2013 heeft de rechtbank het verzoek van [belanghebbende] toegewezen.

2.2.

Mr. Kruitwagen heeft bij brief van 4 september 2014 namens inGeest gemeld dat de getuigen zich ter zitting op hun verschoningsrecht zullen beroepen. Mr. Top heeft bij brief van 14 oktober 2014 te kennen gegeven dat [belanghebbende] het voorlopig getuigenverhoor wenst voort te zetten.

2.3.

Ter zitting van 15 april 2015 zijn [belanghebbende] en [vader] als getuige gehoord.

2.4.

Vervolgens is mr. Top in de gelegenheid gesteld de vragen die hij aan getuigen wil stellen (hierna: de vragen) uiterlijk 3 september 2015 aan de rechtbank en verweerder toe te zenden. Dit heeft mr. Top bij brief van 2 september 2015 gedaan. Vervolgens heeft mr. Kruitwagen hierop bij brief van 28 september 2015 (met bijlage) gereageerd. In zijn brief heeft mr. Kruitwagen aangegeven dat de getuigen zich ten aanzien van alle 13 vragen op hun verschoningsrecht zullen beroepen. Mr. Top is in de gelegenheid gesteld hierop weer te reageren en heeft dit bij brief van 13 oktober 2015 gedaan, waarna nog een reactie is gevolgd van mr. Kruitwagen bij brief van 19 oktober 2015.

2.5.

Uiteindelijk is de beschikking bepaald op heden. Partijen zijn van de beschikkingsdatum door de rechtbank op de hoogte gesteld.

3 Het beroep van de getuigen op hun verschoningsrecht en het verweer

3.1.

InGeest heeft aangevoerd dat de getuigen tot geheimhouding zijn verplicht uit hoofde van hun beroep ingevolge artikel 7:457 van het Burgerlijk Wetboek (BW) en artikel 88 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (BIG). In dat kader komt zowel [naam 1] als psychiater als [naam 2] als psychiatrisch verpleegkundige op grond van artikel 165 lid 2 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) een beroep op het verschoningsrecht toe. Voor zover de psychiatrisch verpleegkundige geen direct verschoningsrecht zou toekomen, komt haar in elk geval een afgeleid verschoningsrecht toe. Alle vragen waarvan verzoeker heeft aangegeven die te willen stellen hebben betrekking op de medische toestand van verzoeker en daarmee op informatie die binnen hun beroepsuitoefening aan hen is toevertrouwd. Het is voor inGeest van groot belang en vast beleid dat de vertrouwensrelatie tussen de behandelend artsen en verpleegkundigen niet wordt doorbroken. In deze kwestie is niet van zeer uitzonderlijke omstandigheden sprake op grond waarvan de geheimhoudingsplicht zou moeten worden doorbroken, mede gezien het feit dat het patiëntendossier volledig en ongecensureerd ter beschikking is gesteld aan verzoeker, aldus steeds inGeest.

3.2.

[belanghebbende] heeft daartegen aangevoerd dat het van belang is vragen te stellen over de psychiatrische voorgeschiedenis van [belanghebbende] , de crisisperiode voorafgaand aan de zelfmoordpoging en het bezoek van de betrokken psychiater en sociaalpsychiatrisch verpleegkundige aan het revalidatiecentrum waar [belanghebbende] werd behandeld. Tijdens dit bezoek zijn over en weer uitspraken gedaan over de periode voorafgaand aan het incident. Deze episodes zijn van belang voor de beoordeling van de vraag of er een beroepsfout is gemaakt. Slechts indien de betreffende arts en verpleegkundige hun taken niet naar behoren zouden kunnen uitoefenen kan een beroep op het zwijgrecht naar derden toe terecht zijn. Immers, de privacy van de verzoeker kan dan bescherming behoeven. Daar is in casu geen sprake van, nu [belanghebbende] zelf te kennen heeft gegeven dat de getuigen wat hem betreft vrij zijn om de gestelde vragen te beantwoorden. Zij hebben er daarmee niet langer belang bij om hun zwijgrecht uit te oefenen. De vragen zien met name op de door de getuigen gevolgde procedures en werkwijze en niet op de concrete behandeling van verzoeker, aldus steeds [belanghebbende] .

4 De beoordeling

5 De beslissing