Home

Rechtbank Amsterdam, 30-08-2017, ECLI:NL:RBAMS:2017:6778, AMS 16/7307

Rechtbank Amsterdam, 30-08-2017, ECLI:NL:RBAMS:2017:6778, AMS 16/7307

Gegevens

Instantie
Rechtbank Amsterdam
Datum uitspraak
30 augustus 2017
Datum publicatie
2 januari 2018
ECLI
ECLI:NL:RBAMS:2017:6778
Formele relaties
Zaaknummer
AMS 16/7307

Inhoudsindicatie

Omgevingsvergunning voor een dakopbouw. Detailconstructieberekeningen. Geen constructie van ingrijpende aard. Niet gebleken van strijd met het Bouwbesluit 2012. Beroep ongegrond.

Uitspraak

Bestuursrecht

zaaknummer: AMS 16/7307

en

het algemeen bestuur van de bestuurscommissie Stadsdeel Nieuw-West van de gemeente Amsterdam, verweerder

(gemachtigde: mr. G.B. van Driel).

De rechtbank zal partijen hierna aanduiden als [de man] , het algemeen bestuur en [belanghebbende] .

Procesverloop

Met het besluit van 18 mei 2016 (het primaire besluit) heeft het algemeen bestuur aan [belanghebbende] een omgevingsvergunning verleend voor een dakopbouw.

Met het besluit van 19 januari 2017 (het bestreden besluit) heeft het algemeen bestuur het bezwaar van [de man] ongegrond verklaard.

[de man] heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Het algemeen bestuur heeft een verweerschrift ingediend.

De zaak is gelijktijdig met de zaak AMS 17/1311 behandeld op de zitting van 19 juli 2017. [de man] is verschenen. Het algemeen bestuur is vertegenwoordigd door bovengenoemde gemachtigde, bijgestaan door [de medewerker] van de afdeling Vergunningen stadsdeel Nieuw-West en ing. R. Baneman (Baneman) van de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied (NZKG). Verder is [belanghebbende] verschenen, bijgestaan door [de persoon 1] en [de persoon 2] .

Overwegingen

Voorgeschiedenis en aanleiding tot deze procedure

1.1

[belanghebbende] heeft een omgevingsvergunning gevraagd voor een opbouw op zijn woning aan de [straat] in Amsterdam. De opbouw bestrijkt het gehele dak en vormt daarmee in feite een extra verdieping. De constructie rust op de met de buren gedeelde muren en daarmee ook op de daaronder gelegen fundering. Bij de aanvraag is opgegeven dat de bijlage over de constructieve veiligheid later komt. [de man] woont op nummer 2. Op zijn woning zit geen dakopbouw. Nummer 6 is wel voorzien van een dakopbouw.

1.2

Bij het primaire besluit heeft het algemeen bestuur de vergunning verleend. Daarbij heeft het algemeen bestuur bepaald dat de detailconstructieberekeningen voor de constructie ten behoeve van de uitvoering tenminste drie weken voor aanvang van de betreffende werkzaamheden ter goedkeuring moeten worden overgelegd. Op 19 mei 2016 heeft [belanghebbende] een rapport overgelegd van IRg constructief ontwerpers (het rapport). In het rapport zijn de detailconstructieberekeningen opgenomen. Het rapport is op 8 juni 2016 voorzien van een goedkeuringsstempel.

1.3

Met het bestreden besluit heeft het algemeen bestuur het besluit van 18 mei 2016 gehandhaafd. Het algemeen bestuur heeft ter motivering van zijn besluit verwezen naar het advies van de bezwaarschriftencommissie (de commissie) van 16 september 2016.

Wettelijk kader

2. Voor de van belang zijnde wettelijke bepalingen verwijst de rechtbank naar de aan deze uitspraak gehechte bijlage.

Inhoudelijke beoordeling van het beroep door de rechtbank

Is het besluit van 18 mei 2016 onbevoegd ondertekend en zijn stukken door onbevoegden verstrekt?

3.1

[de man] vindt dat het primaire besluit niet rechtsgeldig is ondertekend. Ook zijn op de zaak betrekking hebbende stukken door onbevoegden aan hem opgestuurd.

3.2

De bezwaarprocedure is bedoeld voor een volledige heroverweging van het primaire besluit. Dit volgt uit artikel 7:11 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het bestuursorgaan kan daarbij fouten die zijn gemaakt bij de voorbereiding en bij het nemen van het primaire besluit herstellen. Dit is vaste rechtspraak van de hoogste bestuursrechter in dit soort zaken, de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling)1. Voor zover het besluit van 18 mei 2016 al onbevoegd is ondertekend, is dit gebrek hersteld bij het besluit van 11 oktober 2016 dat in ieder geval wel bevoegd is genomen2. Het toezenden van de op deze zaak betrekking hebbende stukken is verder een interne aangelegenheid van het bestuursorgaan. Dat bepaalde stukken kennelijk centraal zijn opgeslagen in Amsterdam en door daar werkende medewerkers worden toegezonden aan partijen, is eveneens een interne kwestie. Dit soort zaken hebben geen betrekking op de rechtmatigheid van het bestreden besluit.

Heeft de commissie partijdig gehandeld?

4.1

[de man] meent dat de commissie vooringenomen was bij de totstandkoming van het advies aan het algemeen bestuur. Hij wijst in het bijzonder op de e-mail die de secretaris van de commissie op 13 juli 2016 aan hem heeft gestuurd.

4.2

In de door [de man] bedoelde e-mail van de secretaris van de commissie staat onder andere dat er geen gronden zijn om de door [belanghebbende] gevraagde omgevingsvergunning te weigeren. Ook staat er vermeld hoe het volgens de secretaris juridisch zit in het geval dat [de man] zelf een omgevingsvergunning voor een opbouw zou aanvragen. De commissie had op dat moment nog geen advies uitgebracht. Zoals de rechtbank op zitting al heeft toegelicht, hoort de secretaris van een bezwaaradviescommissie niet aan een partij te melden wat volgens hem de uitkomst van een procedure is. Evenmin hoort een secretaris in te gaan op de beoordeling van een eventuele toekomstige aanvraag van [de man] . Gebleken is echter dat de commissie een andere secretaris op de zaak heeft gezet en dat deze nieuwe secretaris betrokken is geweest bij de totstandkoming van het advies. De rechtbank ziet daarom geen reden voor het oordeel dat de commissie partijdig of vooringenomen is geweest.

Heeft [de man] alle stukken mogen inzien en heeft hij alle stukken gekregen?

5. [de man] heeft aangevoerd dat hij nog steeds niet alle op de zaak betrekking hebbende stukken heeft mogen inzien en dat het dossier niet compleet is. Ook het verslag van de hoorzitting ontbreekt. De rechtbank stelt vast dat de voor de beoordeling van de aanvraag relevante stukken zich uiteindelijk allemaal in het dossier bevinden. De rechtbank stelt verder vast dat [de man] en de rechtbank beschikken over de opname van de hoorzitting. [de man] is ook in de gelegenheid geweest om hierop te reageren. Voor zover [de man] destijds de (relevante) stukken niet heeft kunnen inzien of stukken te laat zijn verstrekt, is [de man] hierdoor niet in zijn belangen geschaad. Dat geldt ook voor het ontbreken van een schriftelijk verslag van de hoorzitting. Wat betreft de stukken die volgens [de man] verder nog ontbreken, verwijst de rechtbank naar haar uitspraak van vandaag in de zaak AMS 17/1311 over het verzoek dat [de man] heeft gedaan op grond van de Wet openbaarheid van bestuur.

Mocht het dagelijks bestuur akkoord gaan met het later overleggen van de constructieberekeningen?

6.1

[de man] is het er niet mee eens dat [belanghebbende] de detailconstructieberekeningen met betrekking tot de constructie (fundering) later mocht indienen. Hij vindt dat het gaat om gegevens die de hoofdlijn van de constructie betreffen. Op het moment van indienen had daarom duidelijk moeten zijn dat de fundering stevig genoeg was.

6.2

Uit artikel 2.7, eerste lid, van de Regeling omgevingsrecht (Mor) volgt dat onder bepaalde omstandigheden een aanvrager kan verzoeken om bepaalde gegevens later te overleggen. Er moet op het moment van vergunningverlening echter wel duidelijkheid bestaan over de hoofdlijn van de constructie. Het standpunt van het algemeen bestuur dat hij verplicht is om toepassing te geven aan artikel 2.7, eerste lid, van de Mor als een aanvrager daarom verzoekt, is gelet op de tekst van dit artikel dan ook niet geheel juist.

6.3

Een regeling als in artikel 2.7, eerste lid, van de Mor was voorheen ook opgenomen in het Besluit indieningsvereisten aanvraag bouwvergunningen (Biab). Uit de rechtspraak van de Afdeling over het Biab blijkt dat het aan het bevoegd gezag is om te beoordelen of er voldoende gegevens en stukken bij de aanvraag zijn ingediend om een besluit op de aanvraag te nemen3. De rechtbank ziet aanleiding om deze rechtspraak ook op artikel 2.7, eerste lid, van de Mor van toepassing te achten.

6.4

Bij de aanvraag van [belanghebbende] zitten bouwtekeningen en informatie over het te gebruiken bouwmateriaal. De bouwtekeningen betreffen zij-, voor- en bovenaanzichten met de maatvoering, de opbouw van de dakbalklaag en meerdere detailtekeningen met betrekking tot de wand- en dakopbouw met daarbij vermeld de maatvoering en de toegepaste materialen. Op de tekeningen is ook het verband met de naastgelegen woningen weergegeven. Gelet op de bij de aanvraag gevoegde stukken, is de rechtbank van oordeel dat het algemeen bestuur zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat uit de aanvraag en de daarbij verstrekte gegevens de hoofdlijn van de constructie duidelijk is en dat aannemelijk is dat wordt voldaan aan de eisen die in het Bouwbesluit 2012 (het Bouwbesluit) zijn gesteld. De rechtbank is van oordeel dat geen sprake is van een uitzondering zoals bedoeld in artikel 2.7, tweede lid, van de Mor. Het algemeen bestuur heeft daarom in redelijkheid kunnen beslissen dat de constructieve berekeningen later konden worden verstrekt.

Kan tegen de goedkeuring van het constructierapport bezwaar worden gemaakt?

7.1

[de man] vindt verder dat de goedkeuring van de constructieberekening een besluit is. Het algemeen bestuur heeft daarom ten onrechte geoordeeld dat hier geen bezwaar tegen openstaat.

7.2

Het algemeen bestuur meent dat de goedkeuring niet op rechtsgevolg is gericht. Indien blijkt dat in afwijking van het Bouwbesluit wordt gebouwd, dan kan [de man] een handhavingsverzoek indienen.

7.3

Op grond van artikel 2.10, eerste lid, onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) wordt de omgevingsvergunning geweigerd indien de aanvraag en de daarbij verstrekte gegevens en bescheiden naar het oordeel van het bevoegd gezag niet aannemelijk maken dat het bouwen van een bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft, voldoet aan de voorschriften die zijn gesteld in het Bouwbesluit. Bij het primaire besluit heeft het algemeen bestuur geoordeeld dat aannemelijk is dat aan het Bouwbesluit wordt voldaan en bepaald dat de detailconstructieberekeningen later mogen worden ingediend. De detailconstructieberekeningen zijn in de bezwaarfase van de omgevingsvergunning overgelegd en goedgekeurd. [de man] heeft in de bezwaarfase aangevoerd dat de in de detailconstructieberekeningen opgenomen funderingsberekeningen onjuist zijn. Het algemeen bestuur heeft in het kader van de volledige heroverweging van het primaire besluit de bezwaren van [de man] tegen de funderingsberekeningen meegenomen bij de beoordeling of aannemelijk is dat aan het Bouwbesluit wordt voldaan. [de man] heeft in de beroepsprocedure gronden tegen de goedkeuring van de detailconstructieberekeningen gericht. Nu de beoordeling van de berekeningen deel uitmaakt van de volledige heroverweging in bezwaar, ziet de rechtbank geen grond voor het oordeel dat de beroepsgronden tegen die berekeningen in deze procedure niet kunnen worden betrokken. Aan de beoordeling van de vraag of tegen de goedkeuring ook afzonderlijk bezwaar kan worden gemaakt, komt de rechtbank daarom niet toe.

Is met het rapport aannemelijk gemaakt dat wordt voldaan aan het Bouwbesluit?

8.1

[de man] meent dat uit het rapport niet blijkt dat de fundering voldoende stevig is. In het rapport staat dat de gewichtstoename van 10% akkoord is. Het algemeen bestuur heeft niet duidelijk kunnen maken waaraan getoetst is. De ene ambtenaar spreekt van de “10% regel”, de andere ontkent dat zo’n regel bestaat. Bovendien is niet duidelijk of rekening is gehouden met de bestaande dakopbouw bij nummer 6. Volgens [de man] is de constructieve goedkeuring van 8 juni 2016 onzorgvuldig. In het advies van 30 mei 2016 staat namelijk dat naar de ontvankelijkheid is gekeken.

8.2

Met een brief van 20 maart 2017 heeft het dagelijks bestuur een nadere toelichting verstrekt van de wijze van constructieve toetsing. Blijkens deze toelichting zijn de overgelegde tekeningen en de constructieve berekeningen van het rapport nagelopen aan de hand van de NEN-normen uit het Bouwbesluit. Ter zitting heeft Baneman toegelicht dat de paalbelasting bij veel woningen in Amsterdam vanwege de ouderdom niet bekend is. In de praktijk is gebleken dat als de gewichtstoename op de gemeenschappelijke muur van nieuw te bouwen delen, zoals een opbouw, niet meer bedraagt dan 10% van het oorspronkelijke gewicht, er geen problemen ontstaan met de fundering. Deze ervaringsregel, ook wel de 10% regel genoemd, wordt door de Omgevingsdienst daarom in de praktijk gehanteerd. Baneman heeft verder toegelicht dat uit de in de berekening vermelde kolom “breedte” blijkt dat bij de vaststelling van de gewichtstoename rekening is gehouden met de opbouw van nummer 6, maar ook met een opbouw van vergelijkbare omvang bij nummer 2. Dat is te zien omdat daar 1,00 is vermeld. Indien er geen rekening zou zijn gehouden met een dakopbouw bij de nummers 2 en 6, dan zou daar 0,5 staan. De rechtbank stelt vast dat dit in overeenstemming is met een rapport dat [de man] over een andere dakopbouw heeft overgelegd. [de man] heeft ter zitting bevestigt dat het daar om een berekening voor de fundering van een dakopbouw gaat waarbij de buren geen dakopbouw hebben. Bij “breedte” staat daar 0,5 vermeld. Gelet op de wijze van de constructieve toetsing en op de toelichting van Baneman is de rechtbank van oordeel dat de goedkeuring niet onzorgvuldig tot stand is gekomen. Het algemeen bestuur heeft zich daarom in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat wordt voldaan aan het Bouwbesluit.

Tot slot

9.1

Uit de stukken in het dossier en hetgeen [de man] tijdens de zitting naar voren heeft gebracht komt naar voren dat [de man] met deze procedure ook de kwaliteit van en de kennis bij het algemeen bestuur en de bejegening door de ambtenaren in Nieuw-West wil verbeteren door deze in deze procedure aan de kaak te stellen.

9.2

Naar het oordeel van de rechtbank kan hetgeen [de man] hierover naar voren heeft gebracht echter niet tot vernietiging van het bestreden besluit leiden, omdat daar geen juridische grondslag voor bestaat. De door [belanghebbende] gevraagde omgevingsvergunning kan alleen geweigerd worden indien één van de weigeringsgronden uit artikel 2.10 van de Wabo zich voordoet en daarvan is in deze procedure niet gebleken. Verder is de rechtbank niet gebleken dat het bestreden besluit in strijd met een van de procedurele vereisten als bedoeld in de Awb tot stand is gekomen.

Conclusie

10. De conclusie is dat het beroep ongegrond is.

11. Er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. H.B. van Gijn, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Vogel-Frishert, griffier.

De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 30 augustus 2017.

griffier

rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Bijlage wettelijk kader