Home

Rechtbank Amsterdam, 07-05-2019, ECLI:NL:RBAMS:2019:4337, AMS 18/2805

Rechtbank Amsterdam, 07-05-2019, ECLI:NL:RBAMS:2019:4337, AMS 18/2805

Gegevens

Instantie
Rechtbank Amsterdam
Datum uitspraak
7 mei 2019
Datum publicatie
19 juni 2019
ECLI
ECLI:NL:RBAMS:2019:4337
Formele relaties
Zaaknummer
AMS 18/2805

Inhoudsindicatie

Aanvraag omgevingsvergunning voor extra kamers hotel Aalborg in Amsterdam. Strijd met het bestemmingsplan. Beslissing om mee te werken berust op discretionaire bevoegdheid bestuursorgaan. Bestuursorgaan moet in principe handelen in overeenstemming met eigen beleid. Herziening Regionale Hotelstrategie 2016-2022 is het toepasselijke beleid in deze zaak. Het hotel kan zich niet succesvol beroepen op overgangsregeling van dit beleid. Het plan is daarom in strijd met het beleid. Het college heeft de gevraagde vergunning al om deze reden moeten weigeren.

Uitspraak

Bestuursrecht

zaaknummer: AMS 18/2805

(gemachtigde: mr. M.O. Klaassen),

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, verweerder

(gemachtigde: mr. L.C. van Elewoud).

Als derde-partijen hebben aan het geding deelgenomen, [belanghebbende 1] , [belanghebbende 2] , [belanghebbende 3] , [belanghebbende 4] , [belanghebbende 5] . [belanghebbende 6] , [belanghebbende 7] , [belanghebbende 8] , [belanghebbende 9] , [belanghebbende 10] , [belanghebbende 11] , [belanghebbende 12] , [belanghebbende 13] en de [belanghebbende 14], allen woonachtig te Amsterdam,

(gemachtigde: mr. J.C. Ellerman).

Partijen worden hierna het hotel, het college en (gezamenlijk) de omwonenden genoemd.

Procesverloop

Op 24 maart 2016 heeft het college aan het hotel een omgevingsvergunning verleend voor het vergroten en veranderen van de kelder en de begane grond en het vernieuwen van de fundering van de panden op de [adressen] in Amsterdam.

De omwonenden hebben hiertegen bezwaar gemaakt. Op 6 maart 2018 heeft het college het bezwaar gegrond verklaard en de gevraagde vergunning alsnog geweigerd (het bestreden besluit).

Het hotel heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Het college heeft een verweerschrift ingediend.

De zaak is behandeld op de zitting van 26 maart 2019. Het hotel heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en door [manager] . Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. [belanghebbende 2] , [belanghebbende 6] en [belanghebbende 1] waren aanwezig, bijgestaan door mr. I.H. van den Berg (kantoorgenoot van hun gemachtigde). De overige omwonenden waren niet aanwezig, maar hebben zich laten vertegenwoordigen door mr. Van den Berg.

Inleiding

1. Het hotel is gevestigd op het [adressen] en had aanvankelijk [kamers] . In 2014 is aan het hotel een omgevingsvergunning verleend voor de bouw van zeven kamers op [huisnummers] . Het hotel heeft nu dus in totaal [kamers] , maar wil dit aantal verder uitbreiden. Om dit te bereiken heeft het hotel een omgevingsvergunning aangevraagd om op de [huisnummers] een kelder te maken en hierin in totaal negen meerpersoonskamers te realiseren. Om deze kamers daglicht te geven, voorziet de aanvraag daarnaast in koekoeken aan de voorzijde en wolfskuilen aan de achterzijde.

2. De weigering in het bestreden besluit om de gevraagde vergunning te verlenen is gestoeld op twee argumenten. Volgens het college is het plan in strijd met een goede ruimtelijke ordening. Door de substantiële toename van het aantal meerpersoonskamers en hotelgasten, komt het woon- en leefklimaat van de omwonenden namelijk in het gedrang. Daarnaast gold ten tijde van de beslissing op bezwaar het nieuwe, strikte hotelbeleid en is het plan hiermee in strijd.

3. Het hotel is het hiermee oneens. Op de beroepsgronden zal hierna worden ingegaan.

Het toetsingskader van de rechtbank

4. Op de locatie van het hotel is het bestemmingsplan “De Pijp 2005” van toepassing.

Niet ter discussie staat dat het project op meerdere punten in strijd is met dit bestemmingsplan. Het gebruik van de kelder als hotel is in strijd met het bestemmingsplan omdat de percelen de bestemming ‘Gemengde doeleinden’ hebben en deze op de verbeelding niet zijn aangeduid als hotel. Verder rust op de gronden waar de koekoeken aan de voorzijde worden gerealiseerd de bestemming ‘Verkeersareaal’, maar staat deze bestemming koekoeken niet toe. Voor de wolfskuilen aan de achterzijde geldt dat de daar geldende bestemming ‘Tuinen’ deze wolfskuilen niet toestaat.

5. Dat een plan in strijd is met het bestemmingsplan, betekent echter niet automatisch dat het college hiervoor geen omgevingsvergunning kan verlenen. Op grond van artikel 2.12, eerste lid, onder a, sub 20 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is het college namelijk bevoegd om dit plan toch te vergunnen. Hierbij moet wel aan de volgende twee voorwaarden zijn voldaan: 1) de activiteit mag niet in strijd zijn met een goede ruimtelijke ordening en 2) het moet gaan om een bij algemene maatregel van bestuur (amvb) aangewezen geval. De rechtbank stelt vast dat de activiteiten waar het in deze zaak om gaat in artikel 4, eerste en negende lid, van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht (een amvb) zijn aangewezen.

6. De beslissing om af te wijken van het bestemmingsplan berust op een discretionaire bevoegdheid van het bestuursorgaan. Het bestuursorgaan heeft daarbij beoordelingsruimte. Ter invulling van deze ruimte kan het bestuursorgaan beleidsregels ontwikkelen. Heeft het bestuursorgaan beleid vastgesteld, dan moet hij ook in overeenstemming met zijn beleid besluiten, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden.1

De rechtbank zal in deze uitspraak daarom eerst beoordelen of het plan in strijd is met het geldende beleid, zoals het college betoogt.

Strijd met het beleid?

Conclusie

Beslissing

Rechtsmiddel