Rechtbank Amsterdam, 01-11-2019, ECLI:NL:RBAMS:2019:8119, 7329738 CV EXPL 18-24835
Rechtbank Amsterdam, 01-11-2019, ECLI:NL:RBAMS:2019:8119, 7329738 CV EXPL 18-24835
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Amsterdam
- Datum uitspraak
- 1 november 2019
- Datum publicatie
- 1 november 2019
- ECLI
- ECLI:NL:RBAMS:2019:8119
- Zaaknummer
- 7329738 CV EXPL 18-24835
Inhoudsindicatie
De Persgroep moet een freelance journalist ruim 300 euro extra betalen voor het recht om 9 tussen november en december 2017 aangeleverde artikelen te gebruiken. De eerder betaalde vergoeding is niet billijk.
Uitspraak
vonnis
Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 7329738 CV EXPL 18-24835
vonnis van: 1 november 2019
I n z a k e
wonende te [woonplaats]
eiseres in conventie, gedaagde in reconventie
nader te noemen: [eiseres]
gemachtigde: mr. O.M.B.J. Volgenant
t e g e n
gevestigd te Amsterdam
gedaagde in conventie, eiseres in reconventie
nader te noemen: De Persgroep
gemachtigde: mrs. D.J.G. Visser en P.J. Kreijger
Voor het verloop van de procedure wordt verwezen naar het tussenvonnis van 17 mei 2019.
Na dit vonnis hebben beide partijen een akte met producties ingediend op 12 juli 2019. Op 6 september 2019 hebben partijen over en weer gereageerd op de op 12 juli 2019 ingediende aktes.
Hierna is vonnis bepaald op heden.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
kern van het geschil
1. De centrale vraag in deze zaak is of De Persgroep aan [eiseres] een billijke vergoeding heeft betaald voor het recht om negen tussen 3 november en 19 december 2017 aangeleverde artikelen te gebruiken.
nadere informatie
2. Bij tussenvonnis van 17 mei 2019 heeft de kantonrechter partijen opgedragen nadere informatie te verstrekken over welke vergoedingen (andere) freelance journalisten bij De Persgroep en elders (in het bijzonder bij andere uitgevers) voor hun werk krijgen, nu en in het verleden. Die informatie dient nu, samen met de al beschikbare informatie, gewogen te worden waarna een eindoordeel volgt. Voor zover partijen informatie in het geding hebben gebracht die buiten het bereik van voornoemde opdracht valt, wordt deze buiten beschouwing gelaten.
3. De navolgende aanvullende informatie neemt de kantonrechter in aanmerking.
4. Voorheen – in september 2015 – ontving [eiseres] bij het Dagblad Tubantia (nu onderdeel van De Persgroep) voor haar bijdragen gemiddeld 12 cent per woord.
5. Het basistarief van De Persgroep voor plaatsing in regionale uitgaven bedraagt nu 13 cent per woord. Dit tarief kan – onder meer vanwege de expertise van de journalist en de aard van de opdracht – oplopen tot 21 cent per woord, één en ander ter beoordeling van de hoofdredacteur. Het tarief van De Persgroep voor landelijke plaatsing in alle regionale kranten ligt tussen 28 cent en 45 cent per woord. Het tarief van De Persgroep voor plaatsing in landelijke kranten ligt tussen 33 en 48 cent per woord.
6. Het CAO-loon in de schaal van een ervaren journalist ligt – omgerekend – tussen € 18,70 en € 29,00 per uur.
7. [eiseres] heeft nog verwezen naar enkele andersoortige uitgaven. AgriPers hanteert een tarief van € 5,75 per 100 tekens. Uitgaande van gemiddeld 6 tekens per woord komt dat neer op 34,5 cent per woord. Plus Magazine hanteert 40 cent per woord.
8. De Persgroep heeft verwezen naar een brief van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Staatssecretaris van Financiën. In die brief wordt onder meer een minimumtarief van € 16,00 per uur genoemd voor zelfstandigen zonder personeel.
verdere beoordeling van het geschil
9. De kantonrechter komt dan toe aan beantwoording van de centrale vraag. Daarbij komt met name gewicht toe aan de genoemde regionale tarieven van de Persgroep en – in het verleden – Dagblad Tubantia. De landelijke tarieven leggen minder gewicht in de schaal, nu voldoende duidelijk is gemaakt dat de exploitatiewaarde van een bijdrage aan landelijke dagbladen veel hoger is dan van een bijdrage aan een regionale krant. De artikelen van [eiseres] zijn alle geplaatst in een regionale krant. Van de uitgaven AgriPers en Plus Magazine is niet inzichtelijk gemaakt hoe deze zich in de markt verhouden tot de uitgaven van De Persgroep, zodat het gewicht dat aan deze informatie kan worden toegekend beperkt is. Ook het beoogde minimumtarief waar de Minister naar heeft verwezen heeft beperkte waarde, nu het een ondergrens betreft terwijl niet ter discussie staat dat [eiseres] een ervaren journalist is. De Monitoren Freelancers en Media waar nog naar is verwezen leveren onvoldoende objectieve tariefsgegevens op om daar conclusies aan te verbinden. Het CAO-loon voor een journalist levert een relevant gezichtspunt op, maar ook na aftrek van de door [eiseres] bepleite toeslag is het door haar genoemde uurloon niet uit de toepasselijke CAO te herleiden. Voor zover [eiseres] met het genoemde uurloon heeft bepleit dat de tijd die zij als freelancer verliest doordat zij verschillende opdrachtgevers heeft, moet worden gecompenseerd, wordt dat standpunt niet gevolgd. Wel is de marktpositie van De Persgroep van belang: er zijn (nog) slechts enkele grote spelers op de markt, zodat de onderhandelingspositie van een individuele journalist niet sterk is. Dat klemt temeer nu De Persgroep verschillende tarieven per woord hanteert, zonder voldoende objectieve maatstaven om het toepasselijke tarief te bepalen. Daarnaast erkent De Persgroep dat haar exploitatie van regionale dagbladen – hoewel beperkt – rendement oplevert. Tenslotte is van belang dat [eiseres] het exploitatierecht onbeperkt heeft overgedragen aan De Persgroep. Daar staat echter weer tegenover dat dit slechts gedurende 7 dagen exclusief is en dat niet gebleken is dat herplaatsing vaak plaatsvindt.
10. Alles overziend acht de kantonrechter een vergoeding van in totaal € 497,38 niet billijk voor de overdracht van de exploitatiebevoegdheid van 9 artikelen van in totaal 3.826 (gemiddeld dus 425) woorden. Daarbij gaat de kantonrechter er op basis van het door [eiseres] aangeleverde tijdschrijfoverzicht van uit dat het schrijven van een artikel van ongeveer 425 woorden haar gemiddeld 4 uur heeft gekost. Daar staat echter tegenover dat De Persgroep heeft onderbouwd dat een andere ervaren journalist aan een vergelijkbaar artikel 2,5 uur besteedde. Dat sluit ook aan bij de productie waar De Persgroep mee rekent, te weten 165 woorden per uur voor een regionale journalist. Alhoewel iedere journalist anders zal werken, gaat de kantonrechter er van uit dat een ervaren journalist als [eiseres] de genoemde artikelen in elk geval in 3 uur moest kunnen schrijven.
11. Billijk acht de kantonrechter dan een vergoeding van in totaal € 800,00, wat neerkomt op ongeveer € 0,21 per woord. Dat betekent dat aanvullend € 302,62 voldaan moet worden.
12. In het tussenvonnis van 17 mei 2019 is al geoordeeld dat een belang ontbreekt bij de vordering in reconventie, zodat die zal worden afgewezen.
13. Gezien de uitkomst zal De Persgroep in de proceskosten veroordeeld worden. Voor de akten na tussenvonnis worden daarbij geen kosten toegekend, nu de daarbij overgelegde informatie al bij dagvaarding in het geding had kunnen worden gebracht. Gezien de samenhang met de conventie worden de kosten in reconventie op nihil gesteld.
BESLISSING
De kantonrechter:
In conventie:
veroordeelt De Persgroep tot betaling aan [eiseres] van € 302,62 exclusief BTW;
veroordeelt De Persgroep in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van [eiseres] begroot op: exploot € 98,01salaris € 360,00griffierecht € 226,00 -----------------totaal € 684,01voor zover van toepassing, inclusief btw;
veroordeelt De Persgroep in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 60,00 aan salaris gemachtigde, te verhogen met een bedrag van € 68,00 en de explootkosten van betekening van het vonnis, een en ander voor zover van toepassing inclusief btw, onder de voorwaarde dat De Persgroep niet binnen veertien dagen na aanschrijving volledig aan dit vonnis heeft voldaan en betekening van het vonnis pas na veertien dagen na aanschrijving heeft plaatsgevonden;
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af;
In reconventie:
wijst het gevorderde af;
veroordeelt De Persgroep in de proceskosten, begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.W. Inden, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 1 november 2019 in tegenwoordigheid van de griffier.