Home

Rechtbank Amsterdam, 26-11-2019, ECLI:NL:RBAMS:2019:8730, 7930510

Rechtbank Amsterdam, 26-11-2019, ECLI:NL:RBAMS:2019:8730, 7930510

Gegevens

Instantie
Rechtbank Amsterdam
Datum uitspraak
26 november 2019
Datum publicatie
6 december 2019
ECLI
ECLI:NL:RBAMS:2019:8730
Zaaknummer
7930510

Inhoudsindicatie

verstek ambtshalve toetsing.Dagvaarding voldoet niet aan artikel 111 Rv en 21 Rv. Akte met ingevuld informatieformulier na tussenvonnis onvoldoende onderbouwd. Vordering wordt afgewezen.

Uitspraak

vonnis

Afdeling privaatrecht

zaaknummer: 7930510 CV EXPL 19-16186

vonnis van: 26 november 2019

fno.: 393

I n z a k e

gevestigd te Rotterdam

eisende partij

gemachtigde: gerechtsdeurwaarder Van Es

t e g e n

wonende te [woonplaats]

gedaagde partij

niet verschenen

Gedaagde partij heeft niet (tijdig) geantwoord en evenmin uitstel gevraagd, zodat tegen deze verstek is verleend.

Gedaagde partij is consument, althans wordt vermoed consument te zijn.Bij tussenvonnis van 3 september2019 is eisende partij in de gelegenheid gesteld om het bijgevoegde informatieformulier in te vullen, dit ingevulde formulier en de daarin aangeven stukken in het geding te brengen en een kopie hiervan aan gedaagde partij te sturen met de mededeling dat deze hierop kan reageren.

Eisende partij heeft op 1 oktober 2019 een akte ingediend.

Gedaagde partij heeft niet gereageerd.

Vervolgens is een datum voor vonnis bepaald.

Gronden van de beslissingEisende partij vordert betaling van € 127,69 aan hoofdsom, vermeerderd met rente en kosten.

Eisende partij stelt bij dagvaarding slechts – kort weergegeven – het volgende. KPN (mede handelende onder de naam Telfort) biedt toegang tot internet via haar DSL-netwerk. Gedaagde partij heeft een abonnement afgesloten bij KPN voor vast internet. KPN heeft gedaagde partij maandelijks een factuur gestuurd voor de overeengekomen abonnementsprijs en eventueel bijkomende diensten. Gedaagde partij heeft factu(u)r(en) (deels) onbetaald gelaten. KPN heeft de vordering op gedaagde partij aan eisende partij verkocht en eisende partij en/of haar gemachtigde heeft gedaagde partij hierover per brief ingelicht. Als productie heeft eisende partij een kopie van een factuur overgelegd en de “veertien dagen brief”.

Op grond van artikel 111 lid 2 onder d Rv dient de dagvaarding de eis en de gronden daarvan te vermelden en op grond van artikel 21 Rv dient eisende partij de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren.

Daaraan voldoet de dagvaarding niet.

Bij dagvaarding is niet gesteld noch gebleken hoe de overeenkomst tot stand is gekomen en een kopie van de overeenkomst is niet overgelegd.

Eisende partij is vervolgens in de gelegenheid gesteld haar vordering alsnog te onderbouwen met alle voor de beslissing van belang zijnde feiten door invulling van de vragen van het formulier, waar nodig de vragen toe te lichten en de daarin aangegeven stukken in het geding te brengen.

Eisende partij heeft de vragen van het formulier beantwoord met “ja” of “nee”. Daaruit blijkt dat er een schriftelijke overeenkomst is gesloten en dat volgens eisende partij aan de precontractuele en contractuele informatieverplichtingen van artikel 6:230m lid 1 BW is voldaan. Zij heeft de vragen echter niet toegelicht, noch de in het formulier verzochte bewijsstukken overgelegd.

Naar het oordeel van de kantonrechter voldoet ook deze toelichting van eisende partij niet aan de voorschriften van de artikelen 21 Rv en 111 Rv. De vordering wordt daarom als onvoldoende onderbouwd afgewezen.

Mitsdien wordt beslist als volgt.

Beslissing

De kantonrechter:

wijst de vordering af;

veroordeelt eisende partij in de proceskosten die aan de zijde van gedaagde partij tot op heden begroot worden op nihil.

Aldus gewezen door mr. E. Pennink, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 november 2019 in tegenwoordigheid van de griffier.

De griffier

De kantonrechter