Home

Rechtbank Amsterdam, 09-03-2020, ECLI:NL:RBAMS:2020:1477, 7831188 CV FORM 19-12969

Rechtbank Amsterdam, 09-03-2020, ECLI:NL:RBAMS:2020:1477, 7831188 CV FORM 19-12969

Gegevens

Instantie
Rechtbank Amsterdam
Datum uitspraak
9 maart 2020
Datum publicatie
9 maart 2020
ECLI
ECLI:NL:RBAMS:2020:1477
Zaaknummer
7831188 CV FORM 19-12969

Inhoudsindicatie

Website Airbnb handelt in strijd met de wet door bij zowel huurders als verhuurders bemiddelingskosten in rekening te brengen.

Uitspraak

vonnis

Afdeling privaatrecht

zaaknummer: 7831188 CV FORM 19-12969

vonnis van: 9 maart 2020

i n z a k e

wonende te [woonplaats] ,

verzoeker,

nader te noemen: [verzoeker] ,

gemachtigden: Twee Heren B.V., thans ook mr. T.L. Wildenbeest,

t e g e n

gevestigd te Dublin, Ierland,

verweerster,

nader te noemen: Airbnb,

gemachtigden: mr. U.B. Verboom en mr. A.A.J. Pliego Selie.

Bij beschikking van de kantonrechter van 19 november 2019 in het kader van de Europese procedure voor geringe vorderingen (Verordening (EG) nr. 861/2007 tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen, hierna: de Verordening voor geringe vorderingen), is een mondelinge behandeling bepaald. Tevens is bepaald dat de zaak ter gelegenheid van de mondelinge behandeling meervoudig zal worden behandeld.

Voorafgaand aan de mondelinge behandeling hebben beide partijen via een akte nog aanvullende stukken in het geding gebracht.

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 10 februari 2020. [verzoeker] is verschenen, vergezeld van [naam 1] en mr. T.L. Wildenbeest. Voor Airbnb zijn verschenen [naam 2] en de gemachtigden. Partijen hebben hun standpunten nader toegelicht, mede aan de hand van overgelegde spreekaantekeningen en hebben vragen beantwoord.

Ten slotte is een datum voor vonnis bepaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten

1. Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staat het volgende vast

1.1.

Airbnb exploiteert een digitaal platform waarop accommodaties wereldwijd te huur worden aangeboden.

1.2.

[verzoeker] heeft zich op 14 december 2013 aangemeld bij Airbnb.

1.3.

In de algemene voorwaarden van Airbnb is in artikel 21 opgenomen, voor zover hier van belang:

These Terms are governed by and construed in accordance with Irish law. If you are acting as a consumer and if mandatory statutory consumer protection regulations in your country of residence contain provisions that are more beneficial for you, such provisions shall apply irrespective of the choice of Irish law. (...)

1.4.

Op 25 juni 2016 heeft [verzoeker] via Airbnb geboekt voor een verblijf in Spanje van vijf nachten waarvoor hij € 1.218,00 heeft betaald. Daarvoor is door Airbnb € 117,59 aan Airbnb-servicekosten in rekening gebracht.

1.5.

Op 16 januari 2017 heeft [verzoeker] via Airbnb voor vier nachten een appartement gehuurd op de Canarische Eilanden voor € 184,16. Daarvoor is door Airbnb € 24,43 aan Airbnb-servicekosten in rekening gebracht.

1.6.

Op 6 augustus 2017 heeft [verzoeker] via Airbnb geboekt voor een verblijf in Frankrijk voor twee nachten waarvoor hij € 400,80 heeft betaald. Daarvoor is door Airbnb € 50,80 aan Airbnb-servicekosten in rekening gebracht.

1.7.

Op 27 februari 2018 heeft [verzoeker] via Airbnb geboekt voor een verblijf op Terschelling voor drie nachten waarvoor hij € 331,53 heeft betaald. Daarvoor is door Airbnb € 42,53 aan Airbnb-servicekosten in rekening gebracht.

1.8.

Op 23 maart 2018 heeft [verzoeker] via Airbnb een appartement gehuurd in New York voor de periode 17 mei 2018 tot en met 22 mei 2018 voor € 1.963,69. Daarvoor is door Airbnb € 188,89 aan Airbnb-servicekosten in rekening gebracht.

1.9.

Op 19 augustus 2018 heeft [verzoeker] via Airbnb geboekt voor een verblijf in Parijs voor één nacht waarvoor hij € 61,56 heeft betaald. Daarvoor is door Airbnb € 7,80 aan Airbnb-servicekosten in rekening gebracht.

1.10.

Op 26 augustus 2018 heeft [verzoeker] via Airbnb een woning gehuurd in Diemen voor één nacht voor € 268,09. Daarvoor is door Airbnb € 38,09 aan Airbnb-servicekosten in rekening gebracht.

1.11.

In een e-mail van 9 mei 2019 heeft Twee Heren B.V. namens [verzoeker] terugbetaling gevorderd van € 470,13. In de brief is de verschuldigdheid van buitengerechtelijke kosten van 15% van de hoofdsom aangezegd.

1.12.

Airbnb is niet tot betaling overgegaan.

Vordering en verweer

2. [verzoeker] vordert voornoemd bedrag van € 470,13 aan hoofdsom aan hem toe te kennen ten laste van Airbnb, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 25 mei 2019 tot de datum van voldoening, alsmede € 85,30 aan buitengerechtelijke incassokosten, en de proceskosten.

3. [verzoeker] stelt daartoe, kort samengevat, dat Airbnb een platform exploiteert gericht op het tot stand brengen van huurovereenkomsten tussen verhuurders van onroerend goed of een gedeelte daarvan, en huurders. Airbnb int voor de verhuurder bij de huurder de huursom. Verhuurder moet daarvan 3% bemiddelingskosten aan Airbnb betalen, alsmede de btw daarover, in totaal 3,63% van de huursom. De huurder moet de overeengekomen huursom aan Airbnb betalen en kan deze niet aan de verhuurder voldoen. Daarnaast dient de huurder aan Airbnb een Service fee te betalen. Voor huurders uit Nederland bedragen deze bemiddelingskosten gemiddeld 15% van de huursom. Bij de werkwijze van Airbnb is sprake van het dienen van twee heren. De door Airbnb in rekening gebrachte bemiddelingskosten zijn niet gebaseerd op een specifiek beding in de overeenkomst en hadden op grond van artikel 7:417 lid 4 van het Burgerlijk Wetboek (BW) niet in rekening mogen worden gebracht. [verzoeker] heeft de bemiddelingskosten daarom onverschuldigd betaald aan Airbnb, zonder dat daarvoor vernietiging ex artikel 3:40 lid 2 BW is vereist. Ondanks sommatie is Airbnb in gebreke gebleven het onverschuldigd betaalde bedrag aan bemiddelingskosten te restitueren. In reactie op het verweer van Airbnb heeft [verzoeker] nog geconcludeerd dat zijn vordering naar Nederlands recht moet worden beoordeeld, dat Airbnb voor zowel de verhuurder als de huurder bemiddelt, dat artikel 7:417 lid 4 BW ook op tijdelijke verhuur ziet, dat [verzoeker] een vordering uit hoofde van onverschuldigde betaling heeft en voor zover nodig tijdig heeft vernietigd en dat de Richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2000 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, met name de elektronische handel, in de interne markt (hierna: de E-Commerce Richtlijn) noch de Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt (hierna: de Dienstenrichtlijn) aan toewijzing van de vordering in de weg staan.

4. Airbnb voert verweer tegen de vordering. Zij voert daartoe, kort samengevat, aan dat de rechtsverhouding tussen [verzoeker] en Airbnb wordt beheerst door Iers recht op basis van een geldige rechtskeuze in de voorwaarden van Airbnb die door [verzoeker] zijn geaccepteerd. Iers recht kent geen bepaling die gelijk is aan artikel 7:417 lid 4 BW. Daarnaast is artikel 7:417 lid 4 BW naar Nederlands recht niet dwingend van toepassing, omdat: 1) er bij Airbnb geen sprake is van (tweezijdige) bemiddeling in de zin van artikel 7:425 BW dan wel van lastgeving in de zin van artikel 7:414 BW, zodat artikel 7:417 lid 4 BW geen toepassing vindt; 2) het artikel is geschreven om misstanden in de (huur)woningmarkt tegen te gaan en daarom niet van toepassing is op de platformdienst en verhuur in het kader van kort verblijf. Ook indien artikel 7:417 lid 4 BW wel van toepassing zou zijn, geldt dat [verzoeker] tijdig de bepaling op grond waar-van de Service fee verschuldigd is had moeten vernietigen, wat hij niet heeft gedaan. Verder zou toepassing van artikel 7:417 lid 4 BW in deze zaak strijd opleveren met de E-Commerce Richtlijn en/of de Dienstenrichtlijn. Airbnb komt tot de conclusie dat de door haar vanuit Ierland in Nederland aangeboden digitale platformdienst een informatiemaatschappijdienst is in de zin van de E-Commerce Richtlijn, die niet onderworpen kan worden aan nationale wetgeving dan wel beperkingen als bedoeld in artikel 7:417 lid 4 BW. Voorts heeft Nederland niet de in de E-Commerce Richtlijn bedoelde procedures gevolgd om enige maatregel te treffen met betrekking tot de door Airbnb verleende diensten. Dit brengt eveneens mee dat artikel 7:417 lid 4 BW niet kan worden toegepast, aldus Airbnb.

5. Subsidiair voert Airbnb tegen de vordering aan dat in geval het Hof van Justitie EU in afwijking van Advocaat-Generaal Szpunar in de zaak C-390/18 (arrest van 19 december 2019, ECLI:EU:C:2019:1112) zou oordelen dat de digitale platformdienst van Airbnb geen informatiedienst zou zijn in de zin van de E-Commerce Richtlijn, dan geldt dat de Dienstenrichtlijn in de weg staat aan toepassing van artikel 7:417 lid 4 BW op de digitale platformdienst van Airbnb. De digitale platformdienst van Airbnb valt immers – ongeacht of deze dienst als bemiddeling wordt gekwalificeerd of niet – onder het begrip “dienst” van deze richtlijn, en de toepassing op deze dienst van de vereisten van artikel 7:417 lid 4 BW valt niet onder de restrictief te interpreteren lijst van uitzonderingen van artikel 2 lid 2 van deze richtlijn, aldus Airbnb.

6. Bij dupliek heeft Airbnb in aanvulling hierop nog aangevoerd dat de procedure gebaseerd op de Verordening voor geringe vorderingen zich niet leent voor behandeling van de vordering van [verzoeker] . Verder kan op grond van de Verordening (EG) nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (Rome I) dwingend Nederlands consumentenrecht naast de rechtskeuze worden toegepast, maar is artikel 7:417 lid 4 BW niet inhoudelijk van toepassing, omdat Airbnb niet voor hosts en gasten bemiddelt.

7. Voor zover tijdens de mondelinge behandeling nog nieuwe standpunten zijn ingenomen, zullen die hierna bij de beoordeling aan de orde komen.

Beoordeling

BESLISSING