Home

Rechtbank Amsterdam, 24-09-2020, ECLI:NL:RBAMS:2020:4699, 8635608 EA VERZ 20-497

Rechtbank Amsterdam, 24-09-2020, ECLI:NL:RBAMS:2020:4699, 8635608 EA VERZ 20-497

Gegevens

Instantie
Rechtbank Amsterdam
Datum uitspraak
24 september 2020
Datum publicatie
24 september 2020
ECLI
ECLI:NL:RBAMS:2020:4699
Zaaknummer
8635608 EA VERZ 20-497

Inhoudsindicatie

De arbeidsovereenkomst van een recensent van een landelijk dagblad wordt ontbonden. Uit onderzoek is gebleken dat er sprake is geweest van verwijtbaar gedrag van de recensent. Door herhaalde ontkenningen daarvan is de Volkskrant het vertrouwen in hem verloren en is de arbeidsrelatie ernstig en duurzaam verstoord.

Uitspraak

Afdeling privaatrecht

zaaknummer: 8635608 EA VERZ 20-497

beschikking van: 24 september 2020

func.: 854

I n z a k e

gevestigd te Amsterdam

verzoekster

nader te noemen: DPG Media

gemachtigde: mr. J. Schulp

t e g e n

wonende te [woonplaats]

verweerder

nader te noemen: [verweerder]

gemachtigde: mr. M.J. Draaisma

DPG Media heeft op 7 juli 2020 een verzoek ingediend met producties dat strekt tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [verweerder] .

[verweerder] heeft een verweerschrift met producties ingediend.

Partijen hebben voorafgaand aan de zitting nadere stukken in het geding gebracht.

Het verzoek is mondeling behandeld op 20 augustus 2020. Voor DPG Media zijn verschenen P. [naam 6] , hoofdredacteur van de Volkskrant, [naam 1] , adjunct-hoofdredacteur van de Volkskrant, [naam 2] , HR en [naam 3] , bedrijfsjurist, vergezeld door de gemachtigde en mr. E.L. Steenis. [verweerder] is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde en mr. M. van den Eeckhout. Partijen hebben ter zitting hun standpunten aan de hand van een pleitnota toegelicht. Na verder debat is de zaak twee weken aangehouden om te bezien of een minnelijke regeling mogelijk was. Daarna is om een beschikking gevraagd en is een datum daarvoor bepaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten

1. Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staat het volgende vast.

1.1.

[verweerder] , geboren op [geboortedag] 1963, is sinds 1 januari 2004 in dienst bij (de rechtsvoorganger van) DPG Media en is werkzaam in de functie van redacteur bij de Volkskrant. Het bruto salaris op basis van een werkweek van 38 uren bedraagt € 5.132,82 per maand exclusief toeslagen en emolumenten.

1.2.

[verweerder] schrijft voor de Volkskrant onder meer boekrecensies. [verweerder] is naast zijn werk voor de Volkskrant jurylid voor meerdere literatuurprijzen en gastdocent aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Ook heeft hij zelf boeken geschreven.

1.3.

In het Stijlboek van de Volkskrant staat onder de omschrijving van het begrip ‘recensie’ onder meer: ‘Een recensent dient nimmer in enige relatie te staan tot de maker van het besproken werkstuk’.

1.4.

In de Gedragscode DPG Media staat onder paragraaf 5 (‘onafhankelijkheid’) onder meer: ‘In het streven naar kwaliteit en integriteit past een zorgvuldige omgang met zakelijke belangen en/of partners van DPG Media en worden alle vormen van samenloop en verstrengeling van persoonlijke – en zakelijke belangen door medewerkers vermeden’.

1.5.

In december 2017 heeft de toenmalige hoofdredacteur van de Volkskant ( [naam 4] ) een e-mail ontvangen van de hoofdredacteur van de Nieuwe Revu, waarin hij schrijft dat een anonieme tipgever hem had gewezen op ‘een Volkskrant-redacteur die stelselmatig grensoverschrijdend seksueel gedrag zou vertonen. Navraag in “het wereldje” leert dat er meer mensen bekend zijn met dit verhaal’. In de bijgesloten e-mail van de anonieme tipgever staat dat [verweerder] meerdere jonge schrijfsters had uitgenodigd om met hem in het Okura Hotel seks te hebben in ruil voor een recensie in de Volkskrant.

1.6.

Naar aanleiding van de aanhoudende geruchten hebben [naam 4] en chef Boeken bij de Volkskrant, [naam 5] , (ieder afzonderlijk) begin 2018 met [verweerder] hierover gesproken en hem gevraagd wat er waar was van de geruchten over grensoverschrijdend gedrag. [verweerder] heeft de geruchten ontkend en weersproken dat hij anderszins ongepast contact zou hebben gehad met vrouwelijke schrijfsters.

1.7.

In februari 2020 kwam de (nieuwe) hoofdredacteur van de Volkskrant, [naam 6] , ter ore dat NRC Handelsblad bezig zou zijn met een onderzoek naar [verweerder] . [verweerder] zou schrijfsters hebben uitgenodigd voor lunches voordat hij hun boeken zou recenseren.

1.8.

[naam 6] heeft [verweerder] in een gesprek op 5 februari 2020 met deze beweringen geconfronteerd. In het door [naam 6] gemaakte gespreksverslag staat dat [verweerder] tijdens het gesprek heeft ontkend dat hij ooit contact heeft opgenomen met vrouwen over wie hij ook een recensie schreef en heeft verklaard dat zijn contacten met schrijvers zich beperkten tot interviews. [naam 6] heeft hem verzocht nog eens goed na te gaan of er in het verleden dingen zijn gebeurd die mogelijk intimiderend zijn overgekomen en hem gevraagd hier open over te zijn.

1.9.

Naar aanleiding van het boekenweekgeschenk van 2020, waarin schrijver [naam 7] de literaire wereld en de rol van de recensent bekritiseert, heeft een opinieredacteur van de Volkskrant een rondgang langs auteurs gemaakt en heeft hij onder anderen met schrijfster [naam 8] gesproken. In een artikel dat op 4 maart 2020 online werd gezet staat de volgende passage uit het interview met haar:

‘Een vriendin van me kreeg te horen: we schrijven geen recensie, maar ik geef je wel een prijs. Een andere vriendin ontving ’s nachts een sms van een gezaghebbend recensent: “ik ga je recenseren, zullen we morgen lunchen?” [naam 8] noemde dat nog net geen # MeToo.’

1.10.

Naar aanleiding van dit stuk heeft [naam 5] op 5 maart 2020 contact opgenomen met [naam 8] en gevraagd om concrete namen. [naam 8] heeft haar geantwoord dat het grote probleem is dat de mensen die bewijzen hebben er niet over durven te praten.

1.11.

De adjunct-hoofdredacteur (voormalig ombudsvrouw) van de Volkskrant, [naam 9] , heeft tussen 6 maart 2002 en 14 mei 2020 gesprekken gevoerd met tien vrouwelijke auteurs en met één vrouwelijke auteur die zich nadien meldde. Aan alle auteurs is anonimiteit toegezegd. Haar bevindingen zijn vastgelegd in een verslag, gedateerd 15 mei 2020 (hierna: het intern onderzoek).

1.12.

Naar aanleiding van een (fictief) verslag van een lunch van een schrijfster met [verweerder] in het satirisch blad Propria Cures, heeft [naam 6] op 4 mei 2020 per e-mail aan [verweerder] gevraagd om nog eens te bevestigen dat hij zulke contacten met schrijvers ten stelligste ontkent, daarbij verwijzend naar het gesprek van 5 februari 2020, waarvan hij het verslag heeft bijgevoegd. [verweerder] heeft daar per e-mail van dezelfde dag op geantwoord: ‘Uiteraard kan ik dat met plezier bevestigen.’

1.13.

In een gesprek op 18 mei 2020 hebben [naam 6] en [naam 9] de bevindingen van het interne onderzoek met [verweerder] besproken, zonder daarbij namen en data te noemen. In het daarvan door [naam 6] en/of [naam 9] gemaakte gespreksverslag staat onder meer:

‘ [naam 6] (…) legt uit dat [naam 9] onderzoek heeft gedaan, omdat de geruchtenstroom over contacten met schrijfsters aanhield. Ze heeft tien vrouwen gesproken en we hebben bewijzen gezien: hij heeft vrouwen benaderd terwijl hij een recensie over ze ging schrijven, hij sprak ze aan met lieve en lieverd, hij heeft soms geprobeerd met hen af te spreken, hij heeft vrouwen daarmee in verlegenheid gebracht en hij heeft ook enkele keren uit de jury geklapt. [naam 6] benadrukt dat we dit weten uit de gesprekken met die vrouwen en dat we de berichten die hij heeft gestuurd hebben gezien. Dat is niet waar, reageert [verweerder] . Hij heeft alleen maar uit hoofde van zijn professie als boekenredacteur contact met schrijfsters. En dat is alleen maar voor interviews. Hij heeft nooit uit de jury gelekt (…) [verweerder] herhaalt dat hij alleen professioneel contact met schrijfsters heeft en dat hij alle contacten vooraf met [naam 5] bespreekt. Dat ze onderling de boeken verdelen en wie met wie afspreekt. Later legt hij uit dat alle contacten per mail verlopen en dat het via de pr-mensen van uitgeverijen gaat. Hij gebruikt inderdaad weleens de woorden ‘liefs’ en ‘lieve groet’, maar dat doet iedereen in het wereldje. (…) [naam 9] vraagt of we het, als we over professionele contacten spreken, het over hetzelfde hebben. Heeft hij dan wel eens voor zijn idee professioneel contact gezocht via Facebook? Nooit. (…) het gaat om contact zoeken met vrouwelijke auteurs via Facebook of andere sociale media. Het gaat om afspraken maken. Dat heeft hij nooit gedaan, herhaalt hij. Hij heeft nooit geluncht met een schrijfster. Later in het gesprek vertelt hij dat het wel de bedoeling was om met schrijfster (…) te gaan lunchen, omdat zij iets zou gaan doen met Boeken bij de Volkskrant. Maar die afspraak ging niet door. Alles stond in het teken van de krant. Alles besprak hij met [naam 5] . Misschien, vertelt hij bij nader inzien, heeft hij wel eens aan een schrijfster laten weten wanneer een recensie in de krant zou komen. (…) Heeft hij bij schrijfsters wel eens laten doorschemeren dat ze genomineerd waren voor een prijs? [verweerder] zwijgt. Heeft hij wel eens gezegd dat er ‘goed nieuws aan komt’? [verweerder] zwijgt lang. ‘Wat als we je het bewijs laten zien dat je hebt gelekt uit de jury, wat zeg je dan? [verweerder] zwijgt wederom lang. ‘Ik vind het vervelend als mensen zich onder druk gezet hebben gevoeld’, herhaalt [verweerder] . ‘Ik heb zelf gemeend dat ik geen grensoverschrijdende dingen heb gedaan. Ik heb die bedoeling nooit gehad.’(…) Hij zegt dat hij dacht dat het alleen maar geruchten waren (refererend aan het Okura-hotel) waar niets van klopte. Hij dacht dat hij zich niets van die geruchten hoefde aan te trekken. (…) Dan vertelt hij over de lunchafspraak met (…), die niet doorging, maar dat [naam 5] hiervan af wist. ‘Het kan zijn’, zegt hij dan, ‘dat ik die formulering heb gebruikt’. Hij refereert aan ‘er komt goed nieuws aan’. Maar betekent dit nu dat hij erkent dat hij aan een vrouw heeft verklapt dat ze genomineerd was met de mededeling: er komt goed nieuws aan? Nee, [verweerder] zwijgt weer lang. Is er meer, de lunches? Hij had zich erbij neergelegd dat hij met de geruchten moest leren leven, zegt hij. We benadrukken dat het niet om de Okura-geruchten gaat, maar om berichten die hij aan vrouwen heeft gestuurd. Hij zal zich anders moeten gaan opstellen, zegt hij. Met ‘lieve’ heeft hij een te gemeenzame toon aangeslagen, die als onaangenaam is ervaren. Hij heeft altijd gedacht dat hij het wel in de gaten zou hebben als hij iets te ver zou gaan. Maar niemand heeft hem dat ooit verteld (…) Tot slot benadrukt hij dat hij heel zeker weet dat hij integriteit hoog in het vaandel heeft staan en dat hij goed weet wat kan en wat niet kan. (…) [verweerder] doet een klemmend beroep op ons: hij hoopt dat we zien dat hij oprecht is. Dat hij ervoor zal waken dat hij het weer doet. Dat is moeilijk als we het niet eens worden over de feiten, zegt [naam 6] , want wat gaat hij dan precies niet meer doen? En hoe weten we zeker dat hij handelingen die wij ongepast en ontoelaatbaar vinden voor een recensent, uit zichzelf herkent. Daarop geeft [verweerder] geen antwoord. [naam 6] zegt dat de hoofdredactie zich gaat beraden. Als [verweerder] nog nagedachten heeft, is hij van harte welkom om die met de hoofdredactie te delen. We spreken af dat we de volgende dag (….) weer bij elkaar komen.’

1.14.

Op 19 mei 2020 heeft een vervolggesprek plaatsgevonden. In het daarvan door [naam 6] en/of [naam 9] gemaakte gespreksverslag staat onder meer:

‘Wat jullie hebben gelezen, heb ik geschreven’, zegt hij, verwijzend naar het onderzoek dat [naam 9] heeft gedaan. ‘Daar schaam ik me voor en het is gênant’. (…) Zelf vindt [verweerder] de toon bij nader inzien te luchtig. ‘Ik ben altijd iemand geweest van strenge principes. De eerste 25 jaar heb ik dat strak volgehouden, de laatste drie jaar helaas niet altijd.’ (…) ‘Ik weet wat ik moet laten, wat ik wel en niet moet doen. Ik heb fouten gemaakt.’ (…) Volgens [verweerder] wordt ten onrechte de suggestie gewekt dat hij uit zichzelf contact zoekt. Normaal laten ze niet weten of een boek wordt besproken: je ziet het wel. Maar dat heeft hij in een aantal gevallen wel gedaan, dat was nodeloos, zegt hij, ‘uit aardigheid, ijdelheid. Ik weet dat ik dat niet behoor te doen.’ (…) [verweerder] heeft nooit op eigen initiatief contact opgenomen, zegt hij. ‘Mogelijk zijn er uit de correspondentie die jullie hebben gezien, stukjes geknipt waardoor de indruk wordt gewekt dat ik uit het niets contact met hen heb gezocht, maar ik ben altijd ingegaan op een vraag. Gaan jullie nog iets met het boek doen? Heb je mijn boek ontvangen? (…) [verweerder] noemt vier vrouwen, van wie hij vermoedt dat die hun correspondentie met ons hebben gedeeld (…). [naam 6] drukt hem op het hart om niet te onderzoeken waar de beschuldigingen vandaan komen, maar vooral naar zijn eigen gedrag te kijken. Welke correspondenties met vrouwelijke auteurs heeft hij allemaal aangetroffen? Niet meer dan deze vier, herhaalt [verweerder] tot driemaal toe. Was dat op zijn Facebookaccount? Hij geeft geen antwoord en laat weten dat hij zijn Facebookaccount heeft verwijderd. Hoe vaak en met wie heeft hij vertrouwelijke informatie uit literaire jury’s gedeeld, vraagt [naam 6] . Na lang nadenken, zegt [verweerder] dat hij dat een keer heeft gedaan. ‘met (…)’, (…) Hoe vaak heeft hij voor publicatie een recensie of artikel overhandigd aan een vrouwelijke auteur, vraagt [naam 6] . ‘Ik heb nooit van tevoren een recensie overhandigd’, zegt [verweerder] . ‘Of een poëzierubriek.’ [naam 9] : Heb je recent, dit jaar, nog contact gezocht met schrijfsters? Nee, zegt [verweerder] . Heb je wel eens een fysieke ontmoeting met een schrijfster gehad nadat je haar had uitgenodigd, voorafgaand aan een recensie, vraagt [naam 9] . [verweerder] : ‘Nooit.’ [naam 6] laat hierop weten dat hij het vertrouwen in [verweerder] volledig kwijt is. [verweerder] heeft voor de vierde keer de kans gekregen om open kaart te spelen over alle contacten die hij met vrouwelijke schrijvers heeft gehad. In plaats van hier serieus over na te denken en verslag van te doen, heeft hij zich alleen maar afgevraagd waar de beschuldigingen vandaan komen. De uitspraken van [verweerder] zijn bovendien in tegenspraak met de feiten die [naam 9] heeft verzameld in haar onderzoek. Door dit gebrek aan introspectie en zelfkennis heeft de hoofdredactie er geen vertrouwen in dat [verweerder] zijn leven in de toekomst zal beteren. De spijtbetuigingen en zijn bekentenis zijn te beperkt en komen te laat, zegt [naam 6] , waardoor het voor de hoofdredactie onmogelijk is geworden om hem nog op zijn woord te geloven. [naam 6] somt tot slot op wat de hoofdredactie [verweerder] verwijt. Met zijn berichten op Facebook/Twitter en ander sociale media heeft hij vrouwen in verlegenheid gebracht en misbruik gemaakt van zijn machtige positie als recensent. Hij heeft zo bovendien zijn geloofwaardigheid als recensent in de waagschaal gesteld. Vrouwelijke auteurs kregen de indruk dat zij een recensie positief konden beïnvloeden als ze zijn berichten welwillend zouden beantwoorden. [verweerder] heeft hiermee ook de geloofwaardigheid van de Volkskrant, ons grootste goed, ondergraven. Tot slot heeft hij het vertrouwen van deze en de vorige hoofdredactie beschaamd door keer op keer niet de waarheid te spreken, toen hem werd gevraagd welke contacten hij had met vrouwelijke auteurs. [naam 6] laat [verweerder] weten dat hier onze wegen scheiden, dat we uit elkaar gaan.’

1.15.

[verweerder] is na het gesprek op 19 mei 2020 op non-actief gesteld, met behoud van zijn salaris, in afwachting van nadere besluitvorming. De chef-redacteuren zijn hierover dezelfde dag door de hoofdredactie geïnformeerd.

1.16.

Bij e-mail van 24 mei 2020 heeft [verweerder] aan [naam 6] laten weten dat het verslag van het gesprek op 4 februari 2020 onvolledig was, omdat hij met vrouwen en mannen contact heeft gehad, voor professionele doeleinden. Het onderhouden van netwerken en het leggen van contacten hoort tot zijn taken, want hij is niet alleen recensent, zo schrijft hij.

1.17.

Op 25 mei 2020 en ook daarna verschenen in de media (NRC Handelsblad, De Telegraaf, Twitter) berichten over de non-actiefstelling van [verweerder] .

1.18.

Het intern onderzoeksverslag van [naam 9] is bij e-mail van 26 mei 2020 namens de hoofdredacteur aan [verweerder] verstuurd. Daarbij is hem geschreven dat er geen vertrouwen meer was in de samenwerking, vanwege zijn voortdurende ontkenning van het hem verweten gedrag. Tevens is aan hem het voorstel gedaan om de arbeidsovereenkomst in goed onderling overleg te beëindigen.

1.19.

Op 27 mei 2020 berichtte de Volkskrant in de rubriek ‘Ten eerste’ dat [verweerder] op non-actief is gesteld en dat dit volgt op een onderzoek naar zijn benadering van vrouwelijke schrijvers. ‘Omdat [verweerder] en de Volkskrant een arbeidsrechtelijk geschil hebben, kan de redactie in dit stadium geen verdere mededelingen doen. Zodra het wel kan, zal de hoofdredactie verantwoording afleggen’.

1.20.

Naar aanleiding van het bericht in de Volkskrant heeft het radioprogramma Spraakmakers op 27 mei 2020 de hoofdredacteur gevraagd naar de non-actiefstelling van [verweerder] . In de transcriptie van het interview staat onder meer:

‘ [naam 6] : (…) Als journalistieke organisatie wil je het liefst totale openheid geven en wil je er heel transparant over zijn want dat is je natuurlijke neiging ook, maar in een dergelijk geval ben je in de eerste plaats werkgever en moet je vooral zorgen voor een heel zorgvuldige procedure, en daar hoort niet bij een discussie in de media, dus mijn eerste belangstelling ligt nu bij deze werknemer, daar heeft hij ook recht op, het is ook een groot persoonlijk drama, dus ik moet hem ook beschermen dus ik kan er gewoon heel weinig over zeggen, wat nogmaals heel moeilijk is, zeker omdat de andere media er op een gegeven moment natuurlijk wel lucht van hebben gekregen. (…) Idealiter hadden we het zelf helemaal afgerond en dan de volledige openheid erover gegeven en nu wordt je een beetje op achterstand gezet omdat andere media erover berichten, je wil niet liegen, dus je gaat het deels bevestigen. (…) ik heb het zo lang mogelijk uit de publiciteit proberen te houden en ik probeer nog steeds zo veel mogelijk, zo weinig mogelijk te vertellen, maar op een gegeven moment, ja als het via allerlei andere kanalen naar buiten gaat (…) ja dan kan je op een gegeven moment niet meer geloofwaardig niks zeggen (…).’

1.21.

Op 30 mei 2020 publiceerde de Volkskrant in de rubriek ‘Week van de hoofdredacteur’ een kort commentaar over de zaak [verweerder] , waarin [naam 6] nogmaals uitlegt waarom de krant nog geen volledige openheid van zaken geeft. Hij schrijft onder meer:

‘(…) Moet de krant niet proberen deze speculaties de kop in te drukken om te voorkomen dat de betrokken redacteur al te zeer beschadigd zou raken? Dat heb ik overwogen. Om de indruk weg te nemen dat we hier met een nieuwe Harvey Weinstein te maken hebben, heb ik aan diverse media laten weten dat het zich daarmee absoluut niet laat vergelijken. Over wat er wel is gebeurd kunnen we ook nu nog niets zeggen. (…)’

1.22.

Ook op 30 mei 2020 verscheen in de Volkskrant een kort bericht van [naam 5] over de zaak [verweerder] , dit naar aanleiding van berichten in NRC Handelsblad en op Twitter, waarin zij excuses aanbiedt ‘aan de schrijfsters die in verlegenheid zijn gebracht, zich geïntimideerd hebben gevoeld en de beoordelingen van hun werk met terugwerkende kracht in twijfel trekken. Aan de lezers die willen weten wat er is gebeurd. De krant gaat het zo snel mogelijk vertellen.’

1.23.

Verder stond in de Volkskrant van 30 mei 2020 een column van [naam 10] over de non-actiefstelling van [verweerder] en de reacties die daarna op sociale media volgden.

1.24.

De bedrijfsjurist van DPG heeft de gespreksverslagen van 18 en 19 mei 2020 als bijlagen bij een e-mail van 9 juni 2020 aan de gemachtigde van [verweerder] gestuurd.

1.25.

DPG Media heeft Hoffmann Bedrijfsrecherche (hierna: Hoffmann) opdracht gegeven tot een nader onderzoek om vast te stellen of de klachten ten aanzien van [verweerder] op waarheid berusten en, zo ja, om vast te stellen wanneer relevante gebeurtenissen hebben plaatsgevonden en welke gevolgen de auteurs hiervan ervaren hebben.

1.26.

Het onderzoek heeft in juni 2020 plaatsgevonden. Hoffmann heeft 9 van de 11 vrouwelijke auteurs, met wie eerder in het kader van het interne onderzoek was gesproken, geïnterviewd. Haar bevindingen heeft zij samengevat in een Management Letter, gedateerd 17 juni 2020, met als bijlagen geanonimiseerde gespreksverslagen met 3 van deze 9 auteurs, alle voorzien van screenshots van chatgesprekken tussen de auteurs en [verweerder] . In de Management Letter staat onder meer:

‘(…)

3.2

Berichten

Uit het onderzoek is bekend geworden dat de heer [verweerder] meerdere vrouwelijke auteurs heeft benaderd via privéberichten op social media (Facebook Messenger en Twitter). Dat geldt voor alle negen auteurs die onze medewerkers spraken. De berichten stuurde de heer [verweerder] een aantal keer voordat hij een recensie schreef over het uitgebrachte werk van de betreffende vrouwelijke auteur. Ook benaderde de heer [verweerder] meerdere vrouwelijke auteurs via privéberichten en hintte over een nominatie of het winnen van een literaire prijs. De heer [verweerder] heeft de auteurs benaderd voorafgaand aan de officiële bekendmaking. In alle gevallen nam de heer [verweerder] het initiatief voor het contact. Alle auteurs die onze medewerkers spraken, deelden mede dat de heer [verweerder] in het contact via social media woorden gebruikte zoals ‘lieve’, ‘lieve groet’, ‘liefs’, ‘lieverd’, en ‘excuuskus’. Dit wordt onderbouwd door meerdere screenshots van berichten tussen de betreffende auteur en de heer [verweerder] die onze medewerkers ontvingen van de auteurs. De heer [verweerder] was in alle gevallen degene die begon met dergelijke woorden en een aantal auteurs nam deze bewoordingen over. Soms kon de auteur niet uitleggen waarom, maar vertelden dat de heer [verweerder] als recensent een auteur kan ‘maken of breken’ en daarin een bepaalde macht heeft. Als auteur wil je hem daarom te vriend houden. De heer [verweerder] heeft berichten gestuurd over diverse onderwerpen. Hier volgen een aantal voorbeelden over de onderwerpen waarover de heer [verweerder] privé berichten stuurde. De heer [verweerder] :

- deelde mee dat hij het boek van de auteur ging lezen;

- deelde mee dat hij een recensie ten behoeve van publicatie in de Volkskrant;

- vroeg of de auteur een recensie wilde lezen die hij had geschreven;

- gaf complimenten over het werk van de auteur;

- vroeg om een gesigneerd boek;

- gaf tips of bood hulp aan;

- liet weten dat de auteur weleens ‘heel blij zou kunnen worden’ of dat er ‘iets leuks aan zat te komen’, waarmee hij volgens de auteurs hintte op een nominatie of een prijs;

- stelde vragen over zaken die hij ook bij de uitgever kon (op)vragen;

- deelde mee dat hij de auteur zou willen interviewen;

- vertelde dat hij zijn best ging doen om een boek genomineerd te krijgen of vroeg of het boek wel zou worden opgestuurd voor een specifieke prijs.

Een aantal auteurs ontving voorafgaand of na afloop van een ontmoeting met de heer [verweerder] van hem weleens een bericht met onder meer het volgende, of woorden van gelijke strekking: ‘Het was leuk’, ‘Ik verheug me’, en ‘ik hoop je vaker te zien’. De berichten van de heer [verweerder] werden verstuurd in de periode 2015 tot en met 2020. Vanwege de bescherming van de privacy van de auteurs zijn de berichten niet opgenomen in deze rapportage.

3.3.

Afspraken

De heer [verweerder] heeft, van de negen auteurs die onze medewerkers spraken, aan vijf auteurs via privéberichten gevraagd om af te spreken. Tegen een zesde auteur zei [verweerder] alleen dat ze ‘nog eens over het boek moeten praten.’ Het is niet in alle gevallen daadwerkelijk tot een afspraak gekomen. Redenen die de heer [verweerder] aangaf om ergens af te spreken varieerden volgens de gesproken auteurs tussen het laten lezen van een recensie, het signeren van een boek, het verzoek om iets te schrijven voor de krant, voor het kunnen opsturen van boeken, of om een stuk voor de krant te kunnen schrijven.

(…)’

1.27.

De bevindingen van Hoffmann en de geanonimiseerde gespreksverslagen inclusief bewijsstukken van drie auteurs, die daarvoor toestemming hebben gegeven, zijn op 19 juni 2020 met [verweerder] gedeeld.

1.28.

Partijen zijn niet tot een minnelijke regeling gekomen.

Verzoek

2. DPG Media verzoekt de kantonrechter bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de arbeidsovereenkomst met [verweerder] ex artikel 7:671b lid 1, onderdeel a Burgerlijk Wetboek (BW) te ontbinden, onder toekenning van de transitievergoeding, met veroordeling van [verweerder] in de proceskosten.

3. Aan dit verzoek legt DPG Media - kort gezegd - ten grondslag dat sprake is van een redelijke grond als bedoeld in artikel 7:669 lid 3 jo lid 1 BW. Volgens DPG Media is sprake van primair verwijtbaar handelen en secundair een verstoorde arbeidsverhouding. Ter onderbouwing daarvan stelt DPG Media - samengevat - dat [verweerder] zijn positie als vooraanstaand literair recensent van de Volkskrant stelselmatig heeft misbruikt door via sociale media contact te zoeken met jonge vrouwelijke auteurs voorafgaand aan de publicatie van een recensie van hun werk. Hij heeft zich onvoldoende rekenschap gegeven van de implicaties en de gevolgen van zijn handelen. Hij heeft bijgedragen aan een onveilige werkrelatie met de auteurs. Hij heeft de reputatie van de Volkskrant ernstige schade toegebracht door zich als recensent niet integer, niet onafhankelijk en niet professioneel op te stellen. Hij heeft daarmee niet alleen zichzelf maar ook de krant in diskrediet gebracht. Daarbij heeft hij vijfmaal gelogen tegen zijn werkgever, waardoor de noodzakelijke vertrouwensband onherstelbaar is beschadigd.

Verweer en tegenverzoeken

Beoordeling

BESLISSING