Home

Rechtbank Amsterdam, 08-12-2020, ECLI:NL:RBAMS:2020:7240, 8549603 CV VERZ 20-9551

Rechtbank Amsterdam, 08-12-2020, ECLI:NL:RBAMS:2020:7240, 8549603 CV VERZ 20-9551

Gegevens

Instantie
Rechtbank Amsterdam
Datum uitspraak
8 december 2020
Datum publicatie
31 maart 2021
ECLI
ECLI:NL:RBAMS:2020:7240
Zaaknummer
8549603 CV VERZ 20-9551

Inhoudsindicatie

96Rv procedure. Geschil over verschuldigdheid contractuele vergoeding bij ontslag, al dan niet met verrekening transitievergoeding. Recht op een billijke vergoeding.

Uitspraak

Afdeling privaatrecht - team kanton

zaaknummer: 8549603 CV VERZ 20-9551

vonnis van: 8 december 2020

func.: 33494/245

wonende te [woonplaats]

verzoeker sub 1

nader te noemen: [verzoeker sub 1]

gemachtigde: mr. K. Wiersma en mr. R.C. Akkermans

en

gevestigd te [plaats]

verzoeker sub 2

nader te noemen: [verzoeker 2]

gemachtigde: mr. J.P. Allebrandi en mr. A. Keizer

[verzoeker sub 1] en [verzoeker 2] hebben op 24 augustus 2020 een gezamenlijk verzoek met producties ingediend als bedoeld in artikel 96 Wetboek Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Partijen hebben in dat verzoek hun wederzijdse standpunten verwoord. Vervolgens is een mondelinge behandeling bepaald, die heeft plaatsgevonden op 23 oktober 2020.

Bij die mondelinge behandeling was [verzoeker sub 1] in persoon aanwezig, vergezeld door zijn gemachtigden. Voor [verzoeker 2] waren dhr. [naam 1] en dhr. [naam 2] aanwezig, eveneens vergezeld door de gemachtigden.

Partijen hebben een toelichting verstrekt, mede aan de hand van een pleitnota, en vragen van de kantonrechter beantwoord.

Vonnis is (nader) bepaald op heden.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten

1. Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staat het volgende vast:

1.1.

[verzoeker 2] is onderdeel van de [verzoeker 2] Groep, een mondiale scheepsbouwer. Het omvat een groep van bedrijven die schepen en uitrusting voor schepen produceren en diensten levert aan de bagger- en offshore-industrie. De [verzoeker 2] Groep heeft wereldwijd meer dan 3.200 medewerkers in dienst, waarvan rond de 2.400 in Nederland. Als beursgenoteerde vennootschap heeft [verzoeker 2] een raad van commissarissen (RvC).

1.2.

[verzoeker sub 1] , geboren op [geboortedag] 1967, is op 15 december 2011 in dienst van [verzoeker 2] getreden als Chief Financial Officer (CFO). Per 1 september 2016 is hij benoemd tot Chief Executive Officer (CEO) en statutair bestuurder van [verzoeker 2] . Het laatstverdiende salaris bedroeg € 45.271,00 bruto per maand, inclusief vakantiegeld, maar exclusief overige emolumenten. [verzoeker sub 1] nam voor een aanzienlijk bedrag middels certificaten deel in de [verzoeker 2] Groep.

1.3.

De arbeidsovereenkomst van [verzoeker sub 1] bevat in artikel 5 de volgende bepaling:
Indien op initiatief van [verzoeker 2] Holding en/of [verzoeker 2] Employment de arbeidsovereenkomst wordt beëindigd om een andere reden dan een dringende reden als bedoeld in artikel 7:678 BW, zal [verzoeker 2] Employment u binnen een maand na de laatste maand van het dienstverband als finale schadeloosstelling ter zake de beëindiging van uw bestuurderschappen en deze arbeidsovereenkomst een bedrag ineens betalen ter grootte van het alsdan gelden bruto jaarsalaris (aldus zonder emolumenten) onder aftrek van de verplichte (fiscale) inhoudingen en afdrachten, tenzij u alsdan te kennen geeft het bedrag te willen ontvangen op een andere wijze, op voorwaarde dat deze wijze van betaling in overeenstemming is met de bestaande (fiscale) wet- en regelgeving en voor [verzoeker 2] Employment geen kosten met zich brengt. De schadeloos-stelling is inclusief een eventueel wettelijk uit te keren transitievergoeding. Het kan nimmer zo zijn dat u tweemaal een schadeloosstelling of vergoeding ontvangt ter zake de beëindiging van uw bestuurderschappen en de arbeidsovereenkomst en daarom strekt de schadeloosstelling uit hoofde van dit artikel in mindering op een eventueel ooit door een rechter aan u toe te kennen (schade)vergoeding of schadeloosstelling in verband met de beëindiging van uw bestuurderschappen en/of deze arbeidsovereenkomst.
Gelet op het salaris van [verzoeker sub 1] kan deze vergoeding (verder de contractuele vergoeding) gesteld worden op een bedrag van € 503.011,11 bruto.

1.4.

De financiële situatie van [verzoeker 2] heeft de laatste jaren sterk onder druk gestaan. Het bedrijf is gedwongen geweest op zoek te gaan naar nieuwe investeerders om een faillissement af te wenden.

1.5.

Na langdurige en intensieve onderhandelingen zijn verschillende partijen bereid gevonden om een aanzienlijke investering te doen (verder: de Trans-actie). Het consortium bestond uit diverse klanten van [verzoeker 2] , terwijl ook De Nederlandse Staat (verder: de Staat) zich erbij aansloot (samen verder: de Investerende Partijen).

1.6.

De Staat heeft aan haar financiële steun de expliciete eis c.q. randvoorwaarde verbonden dat de zittende CEO [verzoeker 2] zou verlaten, zonder dat hij enige vergoeding zou ontvangen; ook geen transitievergoeding (verder ook de randvoorwaarde).

1.7.

Teneinde hieraan te voldoen is voor 28 april 2020 een buitengewone algemene vergadering van aandeelhouders (de AVA) bijeen geroepen met als agendapunt het voorgenomen besluit tot ontslag van [verzoeker sub 1] als statutair bestuurder.

1.8.

De OR heeft op 19 april 2020 kenbaar gemaakt dat, als het ontslag van [verzoeker sub 1] een voorwaarde is om tot een overeenkomst te komen en daarmee het voortbestaan van [verzoeker 2] veilig wordt gesteld, de OR niets anders rest dan de RvC te adviseren het voorgenomen besluit tot ontslag van [verzoeker sub 1] als statutair bestuurder uit te voeren.

1.9.

Op 25 april 2020 hebben [verzoeker 2] en [verzoeker sub 1] een vaststellingsovereenkomst (VSO) overeengekomen. Daarin is bepaald dat [verzoeker 2] de arbeidsovereenkomst van [verzoeker sub 1] tegen 1 november 2020 opzegt. In de VSO zijn partijen voorts overeengekomen hun geschil omtrent de contractuele vergoeding en een eventuele andere vergoeding aan de kantonrechter voor te leggen op de voet van artikel 96 Rv.

1.10.

De AVA heeft geen doorgang gevonden. [verzoeker sub 1] is teruggetreden en per 28 april 2020 is er een nieuwe statutair directeur benoemd.

1.11.

Op 30 april 2020 is overeenstemming bereikt over de redding van [verzoeker 2] . Onderdeel van de oplossing is dat de gewone aandelen voor een symbolisch bedrag van € 1,00, plus een schuld van € 195.000.000,00, werden omgezet in aandelen en overgedragen aan [stichting] . Om dit te bewerkstelligen is een procedure gevoerd bij het Netherlands Commercial Court, dat op 13 mei 2020 de uitwinning van de aandelen heeft goedgekeurd.

1.12.

De certificaten van [verzoeker sub 1] , door hem aangeschaft voor € 880.048,80, waarvoor hij nog een lening van € 528.560,09 heeft lopen, zijn door deze aandelentransactie waardeloos geworden.

Verzoek

2. Partijen verzoeken de kantonrechter de volgende vragen te beantwoorden:
i) Is [verzoeker sub 1] , in de gegeven omstandigheden gerechtigd tot de contractuele beëindigingsvergoeding, of een deel daarvan?
ii) Kan worden bepaald of artikel 5 van de arbeidsovereenkomst geheel dan wel partieel dient te worden ontbonden op grond van het bepaalde in artikel 6:258 BW, in dier voege dat de Contractuele Beëindigingsvergoeding niet, of niet geheel, opeisbaar is?


iii) Is [verzoeker sub 1] , in de gegeven omstandigheden, gerechtigd tot een billijke vergoeding op grond van artikel 7:682 lid 3 sub a en/of sub b BW?


iv) Indien [verzoeker sub 1] in aanmerking komt voor enige van de vergoedingen, kunt U Edelachtbare de hoogte van (i) de contractuele beëindigingsvergoeding en/of (ii) de billijke vergoeding op grond van artikel 7:682 lid 3 sub a en/of b BW begroten?

Standpunt [verzoeker sub 1]

Standpunt [verzoeker 2]

Beoordeling

BESLISSING