Rechtbank Amsterdam, 15-10-2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:5966, 8891091 CV EXPL 20-21023
Rechtbank Amsterdam, 15-10-2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:5966, 8891091 CV EXPL 20-21023
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Amsterdam
- Datum uitspraak
- 15 oktober 2021
- Datum publicatie
- 28 oktober 2021
- ECLI
- ECLI:NL:RBAMS:2021:5966
- Zaaknummer
- 8891091 CV EXPL 20-21023
Inhoudsindicatie
Vordering schadevergoeding ex 7:686 BW na beëindigingsregeling met voorbehoud. Toerekenbare tekortkoming werkgever. Begroting schade ahv vergelijking met hypothetische situatie dat ontneming werkzaamheden wordt weggedacht. Geen tussentijds appel.
Uitspraak
vonnis
Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 8891091 CV EXPL 20-21023
vonnis van: 15 oktober 2021
fno.: 21925
I n z a k e
wonende te [woonplaats]
eiseres
nader te noemen: [eiseres]
gemachtigde: mr. M.A.M. Lem
t e g e n
gevestigd te [vestigingsplaats]
gedaagde
nader te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. M. Ritmeester
Het verdere procesverloop
Voor het procesverloop tot dan toe wordt verwezen naar de beschikking van 30 november 2020 van de kantonrechter Amsterdam. Sinds die beschikking hebben de volgende proceshandelingen plaats gevonden:
- -
-
de dagvaarding van 4 januari 2021 met producties;
- -
-
de conclusie van eis van 18 januari 2021;
- -
-
de conclusie van antwoord van 15 februari 2021 met producties;
- -
-
het tussenvonnis van 5 maart 2021 waarin een comparitie is bepaald;
- -
-
de comparitie op 4 juni 2021, waarvan de schriftelijke aantekeningen van de griffier en de pleitnotities van partijen zijn toegevoegd aan het dossier;
- -
-
de akte na comparitie van [gedaagde] van 1 juli 2021;
- -
-
de akte na comparitie van [eiseres] van 30 juli 2021.
Vonnis is nader bepaald op vandaag.
De feiten
[gedaagde] is een organisatieadviesbureau dat diensten aanbiedt op het gebied van
Informatietechnologie.
[eiseres] , geboren op [geboortedatum] 1967, is op 1 september 2014 in dienst getreden van [gedaagde] in de functie van Managing Director, niveau 4. Het loon bedroeg € 12.500,- bruto per maand, inclusief 8% vakantietoeslag en exclusief emolumenten, waaronder een jaarlijkse bonus en Restricted Stock Units (hierna RSU’s). Een RSU is een voorwaardelijk aandeel in een vennootschap dat na een bepaalde termijn vrijvalt voor de werknemer.
In verband met haar indiensttreding heeft [gedaagde] aan [eiseres] een sign-on/retention bonus toegekend van € 40.000,-, inhoudende een betaling aan [eiseres] van € 20.000,- na het eerste jaar dienstverband, en nogmaals een bedrag van € 20.000,- na het tweede jaar dienstverband.
Begin 2018 heeft [gedaagde] aan [eiseres] een Distinctive Achievement bonus over het financiële jaar 2017 toegekend.
Op 28 september 2018 heeft de heer [naam 1] , direct leidinggevende van [eiseres] , aan [eiseres] medegedeeld dat zij niet meer paste in de rol waarvoor zij binnen [gedaagde] was aangetrokken. Voor de consequenties daarvan is [eiseres] verwezen naar de afdeling personeelszaken.
Op 5 oktober heeft [eiseres] met HR directeur mevrouw [naam 2] een gesprek gehad, waarin [eiseres] uitleg heeft gevraagd over de mededeling van [naam 1] .
Bij e-mail van 8 oktober 2018 heeft [gedaagde] aan [eiseres] twee verschillende voorstellen gedaan om met wederzijds goedvinden de arbeidsovereenkomst te beëindigen als volgt:
“Voorstel 1.
Dit programma is erop gericht om van werk naar werk de overstap te maken. In dit programma werk je voor een aantal maanden nog door voor 80% en besteed je de overige 20% aan het vinden van een nieuwe rol ( [gedaagde] betaalt je 100% door). Daarbij wordt je begeleid door een coach en een loopbaanbegeleider (...).
Op hoofdlijnen ziet dat voorstel er als volgt uit:
- -
-
Het programma zou kunnen starten per 1 november, heeft een duur van maximaal 6 maanden en heeft een waarde van 40.000 EUR.
- -
-
Als einddatum hebben we opgenomen 1 mei 2019.
- -
-
Daarbij willen we je bij uitdiensttreding een vergoeding betalen ter hoogte van
EUR 35.812,50. Dit bedrag bestaat uit de wettelijke transitievergoeding + fictieve opzegtermijn van 1 maand.
- -
-
Mocht je in de tussentijd een baan vinden kan jij de arbeidsovereenkomst opzeggen en zullen we je niet houden aan een opzegtermijn. Ook zullen jou in dit geval een vergoeding betalen zoals opgenomen in de overeenkomst + de vergoeding van de maanden die je voor 1 mei 2019 uitdienst treedt,
- -
-
Ten aanzien van je RSU’s hebben we opgenomen dat je aandelen versneld vrijvallen als gevolg van je uitdiensttreding. Voor jou betekent dit dat op 1 mei 2019 een groot deel van je pakket vrijvalt, namelijk 2300 van 2413 RSU’s.
- -
-
Het concurrentiebeding (artikel II uitje arbeidsovereenkomst) zullen we beperken tot EY, Deloitte, PWC, KPMG.
- -
-
Het relatiebeding (artikel 12.1 uit je arbeidsovereenkomst) zal beperkt worden tot de klanten NXP, ASML, Philips, Signivy. (...)
Voorstel 2. Vaststellingsovereenkomst
(…)
- -
-
Beëindigingsdatum is 1 december 2018
- -
-
[gedaagde] betaald aan jou een vergoeding ter hoogte van EUR 98.312,50, bestaande uit de wettelijke transitievergoeding + 6 maanden salaris
- -
-
Ten aanzien van je RSU’s hebben we opgenomen dat je aandelen versneld vrijvallen als gevolg van je uitdienst treding. Wat dit voor jou betekent per 1
december 2018 heb ik nu niet paraat. Deze berekening moet ik nog ontvangen (...) en stuur ik je zsm. Per 1 december 2018 vallen 1790 van de 2413 RSU’s vrij.
- -
-
Het concurrentiebeding (artikel II uit je arbeidsovereenkomst) zullen we beperken tot EY, Deloitte, PWC, KPMG.
- -
-
Het relatiebeding (artikel 12.1 uit je arbeidsovereenkomst) zal beperkt worden tot de klanten NXP, ASML, Philips, Signivy. (...)
Verder (in beide gevallen),
[gedaagde] stelt een budget beschikbaar van 2000 euro voor juridisch advies.
(…)”
Op 25 oktober 2018 heeft [eiseres] met [naam 2] telefonisch een gesprek gehad over de aangekondigde beëindiging van de arbeidsovereenkomst.
Bij brief van 29 oktober 2018 heeft [eiseres] aan [gedaagde] bericht dat zij akkoord gaat met Voorstel 1, maar dan wel onder voorbehoud van aanspraak op aanvullende schadevergoeding, als gevolg van het volgens [eiseres] onterechte verlies van haar dienstbetrekking met [gedaagde] , door [eiseres] op dat moment begroot op € 2.000.000,- bruto materiële schade en € 50.000,- immateriële schade.
Bij e-mail van 27 november 2018 heeft [gedaagde] een nieuw voorstel gedaan in die zin dat in voorstel 1 de einddatum op 1 juni 2019 wordt gesteld: in voorstel 2 wordt de vergoeding verhoogd naar € 150.000.00 bruto. Daarnaast heeft [gedaagde] bericht dat als [eiseres] afwijzend reageert van haar wordt verwacht dat zij haar werkzaamheden weer oppakt.
Bij brief van 30 november 2018 heeft de gemachtigde van [eiseres] aan [gedaagde] bericht dat optie 1 van het voorstel van [gedaagde] van 8 oktober 2018 op 29 oktober 2018 is geaccepteerd en dat daarmee een overeenkomst tot stand is gekomen ten aanzien van de essentialia van de voorwaarden waaronder de arbeidsovereenkomst zou worden beëindigd.
Begin december 2018 hebben (de gemachtigden van) partijen verder gecorrespondeerd over het al dan niet tot stand zijn gekomen van een beëindigingregeling van de arbeidsovereenkomst, dan wel (de wijze van) hervatting van de werkzaamheden door [eiseres] .
Bij brief van 18 december 2018 heeft [gedaagde] aan [eiseres] bevestigd dat partijen overeenstemming hebben bereikt over de beëindigingsvoorwaarden die onder optie 1 in de e-mail van 8 oktober 2018 zijn beschreven.
Op 30 december 2018 zijn partijen overeengekomen dat [eiseres] de werkzaamheden voor 4 dagen per week voortaan vanuit haar huis te [woonplaats] zou gaan verrichten.
Bij e-mail van 10 januari 2019 heeft [eiseres] de arbeidsovereenkomst per direct opgezegd en heeft zij aanspraak gemaakt op een bedrag van € 2.000,- voor juridisch advies, een vergoeding van € 35.812,50 bruto, een bedrag van € 46.250,- bruto (het maandsalaris over periode 9 januari 2019 tot en met 30 april 2019), een correcte eindafrekening en de uitbetaling van het netto equivalent van een totaal van 2300 versneld vrijgevallen RSU’s. Met uitzondering van de RSU’s heeft [gedaagde] dienovereenkomstig met [eiseres] afgerekend.
[eiseres] is op 1 februari 2019 bij Ordina in dienst gestreden, en is daar tot 1 augustus 2019 werkzaam geweest. [eiseres] heeft over die periode € 73.333,00 bruto aan inkomsten gehad.
Bij vonnis van 9 april 2020, uitvoerbaar bij voorraad, heeft de kantonrechter Eindhoven van rechtbank Oost-Brabant op vordering van [eiseres] , voor zover hier van belang, beslist als volgt:
- voor recht verklaard dat tussen [gedaagde] en [eiseres] op 29 oktober 2018 een beëindigings- overeenkomst tot stand is gekomen ter zake de beëindiging van de arbeidsovereenkomst tussen [gedaagde] en [eiseres] ;
- bepaald dat ter uitvoering van de tussen partijen op 29 oktober 2018 overeengekomen beëindigingsovereenkomst de RSU’s van [eiseres] als gevolg van de uitdiensttreding versneld zullen vrijvallen en per 1 mei 2019 in ieder geval 2300 van de 2414 aan [eiseres] toebehorende RSU’s zijn vrijgevallen.
[gedaagde] is van bovenstaand vonnis in hoger beroep gekomen bij het gerechtshof
Den Bosch.
Bij brief van 23 april 2020 heeft [eiseres] nakoming van het vonnis van 9 april 2020 gevorderd, als ook betaling van aanvullende schadevergoeding van € 2.088.063,36 bruto op grond van slecht werkgeverschap van [gedaagde] , te vermeerderen met immateriële schadevergoeding.
Bij e-mail van 30 april 2020 heeft [gedaagde] op voornoemde brief afwijzend gereageerd.
Bij brief van 9 juni 2020 heeft [eiseres] [gedaagde] in gebreke gesteld.
Van 1 augustus 2019 tot 1 januari 2021 is [eiseres] werkloos geweest, en heeft zij een WW-uitkering ontvangen.
Sinds 1 januari 2021 is [eiseres] werkzaam bij het bedrijf Exebia op basis van een arbeidsovereenkomst met een salaris van € 50.000,- bruto op jaarbasis.
Het geschil
2 [eiseres] heeft het volgende, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, gevorderd:
verklaring voor recht dat [gedaagde] ten opzichte van [eiseres] toerekenbaar tekort geschoten is in de nakoming van de arbeidsovereenkomst met [eiseres] ex artikel 7:686 BW, door aan [eiseres] eenzijdig de werkzaamheden behorend bij de functie van Managing Director, level 4, te ontnemen, en [gedaagde] verplicht is de (inkomens pensioen)schade die [eiseres] dientengevolge lijdt aan haar te vergoeden;
verklaring voor recht dat de door [eiseres] te lijden (inkomens- en pensioen)schade dient te worden berekend uitgaande van de fictieve situatie dat [eiseres] vanaf 10 januari 2019 nog 8,3 jaar in dienst van [gedaagde] zou zijn gebleven;
veroordeling van [gedaagde] om aan [eiseres] een schadevergoeding te betalen van in totaal € 2.082.730,36 bruto;
verklaring voor recht dat [gedaagde] ten onrechte het vonnis d.d. 9 april 2020 van de kantonrechter Eindhoven niet volledig is nagekomen, door des aangezegd te weigeren haar medewerking te verlenen aan de - uit hoofde van de beëindigingsovereenkomst d.d. 29 oktober 2018 voortvloeiende - vrijval van een (resterend) aantal van 640 RSU’s per 1 mei (naar de kantonrechter begrijpt: 2019), en dat [gedaagde] verplicht is om de schade die [eiseres] dientengevolge lijdt aan [eiseres] te vergoeden;
te bepalen dat de hiervoor onder IV genoemde schade € 118.606,- bruto bedraagt, en [gedaagde] te veroordelen om het netto equivalent van dat bedrag binnen 7 dagen na betekening van de in dezen te wijzen beschikking aan [eiseres] te voldoen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 juni 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeling van [gedaagde] om aan [eiseres] te vergoeden alle kosten (van rechtsbijstand) die [eiseres] vanaf 28 september 2018 heeft moeten maken ter zake het vaststellen van de aansprakelijkheid van [gedaagde] , en van de vaststelling van de dientengevolge door haar geleden en nog te lijden schade, nader op te maken bij staat;
met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3 Voorts heeft [eiseres] verzocht om de zaak op grond van artikel 69 wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) weer om te zetten naar een verzoekschriftprocedure.
4 [gedaagde] heeft verweer gevoerd dat strekt tot afwijzing van de vordering.
5 Bij de beoordeling zal voor zover van belang verder worden ingegaan op de stellingen van partijen.