Home

Rechtbank Amsterdam, 15-11-2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:6826, 20/4114

Rechtbank Amsterdam, 15-11-2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:6826, 20/4114

Gegevens

Instantie
Rechtbank Amsterdam
Datum uitspraak
15 november 2021
Datum publicatie
6 december 2021
ECLI
ECLI:NL:RBAMS:2021:6826
Formele relaties
Zaaknummer
20/4114

Inhoudsindicatie

Verweerder heeft juist gelakt in de persoonsgegevens van eiseres. Verweerder heeft onvoldoende gemotiveerd hoe er is gezocht naar een deel van de stukken waar eiseres om heeft gevraagd. Het beroep is gegrond.

Uitspraak

Bestuursrecht

zaaknummer: AMS 20/4114

(gemachtigde: mr. J. Hemelaar),

en

de burgemeester van de gemeente Amsterdam, verweerder (hierna: de burgemeester)

( [gemachtigde verweerder] ).

Procesverloop

Met het besluit van 2 juli 2018 (het primaire besluit) heeft de burgemeester aan [eiseres] inzage verleend in haar persoonsdossier. Het besluit is gedateerd op 2 juli 2018 en is verzonden op 5 juli 2018.

Op 23 juli 2020 heeft [eiseres] beroep ingesteld bij de rechtbank tegen het niet tijdig nemen van een besluit op het door [eiseres] ingediende bezwaar tegen het primaire besluit.

Met het besluit van 23 juli 2020 (het bestreden besluit) heeft de burgemeester het bezwaar ongegrond verklaard en geen dwangsom toegekend.

Op 25 juli 2020 heeft [eiseres] de rechtbank laten weten het niet eens te zijn met het bestreden besluit.

De burgemeester heeft de ongelakte stukken die onderwerp zijn van deze procedure toegezonden met een beroep op artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit betekent dat de stukken in een aparte, gesloten envelop zijn ontvangen. De envelop is niet geopend, omdat de rechtbank van [eiseres] geen toestemming heeft gekregen om de stukken te lezen.

Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 9 september 2021. De behandeling heeft gevoegd plaatsgevonden met de zaak van [eiseres] onder nummer 20/1731.

[eiseres] is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. De burgemeester heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verder waren op de zitting aanwezig de heer [naam 1] , namens [eiseres] en de heer [naam 2] , namens de burgemeester. Na de behandeling zijn de zaken gesplitst voor het doen van uitspraak.

Overwegingen

1.1.

Op 20 juni 2018 heeft [eiseres] op grond van artikel 15 van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) verzocht om inzage in haar persoonsdossier.

1.2.

In het primaire besluit heeft de burgemeester ingestemd met het verzoek van [eiseres] . Zij heeft inzage gekregen in haar persoonsgegevens.

1.3.

Op 16 augustus 2018 heeft [eiseres] hiertegen bezwaar ingediend, omdat zij van mening is dat het primaire besluit niet volledig voldoet aan haar recht op inzage. De burgemeester heeft op 17 september 2018 aan de gemachtigde van [eiseres] alsnog een ordner toegezonden met aanvullende bescheiden over de opname van [eiseres] in de treiteraanpak.

1.4.

Met het bestreden besluit heeft de burgemeester, in lijn met het advies van de bezwaarschriftencommissie, het bezwaar ongegrond verklaard en besloten dat aan [eiseres] geen proceskosten worden vergoed en geen dwangsom wordt toegekend.

Standpunt van [eiseres]

Het beroep tegen het niet tijdig beslissen

2.1.

[eiseres] voert aan dat op haar bezwaar niet tijdig is beslist door de burgemeester. Zij heeft de burgemeester in gebreke gesteld op 9 april 2020 en op 9 juli 2020. [eiseres] is van mening dat de burgemeester geen procedureel besluit over opschorting van de beslistermijn heeft genomen en zij heeft zelf ook niet gevraagd om opschorting. Zij vindt het daarom onterecht dat geen dwangsom is toegekend.

Het beroep tegen het bestreden besluit

2.2.1.

[eiseres] voert tegen dit besluit aan dat er stukken ontbreken. De stukken die ontbreken zien op de contacten die zij heeft gehad in haar hoedanigheid als journaliste, contacten met de afdeling persvoorlichting en met de afdeling die de uitgifte van haar parkeervergunning verleende, als ook op de stukken over de Treiteraanpak. [eiseres] vindt de toelichting van de burgemeester over de volledigheid van het dossier en het niet-bestaan van andere stukken, ongeloofwaardig. Gezien de bewaarplicht van 5 jaar voor stukken over de Treiteraanpak en de monitorfase waar de zaak van [eiseres] zich volgens de burgemeester in zou bevinden, moeten er onder meer een volledig persoonsdossier zijn, conform het format dat is opgenomen in het Convenant Treiteraanpak (hierna: het Convenant), stukken over een burgemeestersonderzoek, stukken over de aanmelding van [eiseres] bij de Treiteraanpak en stukken die zijn opgesteld door de regievoerder. Het belangrijkste dat volgens [eiseres] ontbreekt is het (steeds bijgestelde) Plan van Aanpak. Dat zou er wel moeten zijn, omdat dat is voorgeschreven in het Convenant Treiteraanpak.

2.2.2.

[eiseres] voert ook aan dat de burgemeester artikel 8:29 Awb te ruim heeft toegepast en te veel tekst heeft weggelakt. Volgens [eiseres] heeft de burgemeester daarbij het begrip persoonsgegevens te beperkt uitgelegd. [eiseres] wil graag weten wie welke mededelingen heeft gedaan en met wie die mededelingen zijn gedeeld. Namen op zichzelf zijn geen persoonsgegevens van [eiseres] , maar desalniettemin dient inzage te worden gegeven in deze namen, op het moment dat het gaat om bronnen en ontvangers van persoonsgegevens van [eiseres] . Dit volgt uit artikel 15, eerste lid, aanhef en onder c en g, van de AVG. De rechten van betrokken derden, als genoemd in artikel 41, eerste lid, aanhef en onder i, van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming (UAVG) rechtvaardigen volgens [eiseres] niet dat gegevens in de stukken zijn weggelakt.

2.2.3.

[eiseres] stelt in bovengenoemd kader dat de beginselen van fair play, transparantie en zorgvuldigheid zijn geschonden.

2.2.4.

[eiseres] voert tot slot aan dat ten onrechte geen proceskosten in bezwaar zijn toegekend. Het bezwaar had gegrond verklaard moeten worden, omdat in de bezwaarfase deels aan het bezwaarschrift is tegemoetgekomen. In die fase zijn immers nadere stukken ter inzage aan [eiseres] verstrekt.

Relevante regelgeving

3. Voor het juridisch kader verwijst de rechtbank naar de bijlage die aan deze uitspraak is gehecht.

Het oordeel van de rechtbank

Beroep tegen het niet tijdig beslissen

4.1.

Deze procedure is begonnen met een beroep tegen het uitblijven van een besluit door de burgemeester. Met het besluit van 23 juli 2020 is alsnog een beslissing genomen op het door [eiseres] ingediende bezwaar tegen het primaire besluit

4.2.

Aangezien de burgemeester alsnog een besluit heeft genomen, heeft [eiseres] naar het oordeel van de rechtbank geen belang meer bij een beoordeling van het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit. [eiseres] zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in dat beroep.

Dwangsom

5. [eiseres] wil dat de rechtbank de hoogte van de door de burgemeester verbeurde dwangsom vaststelt. De rechtbank is van oordeel dat geen dwangsom is verschuldigd (zie artikel 4:17, zesde lid onder a van de Awb). [eiseres] heeft de burgemeester onredelijk laat in gebreke gesteld. Tussen de e-mail van de vorige gemachtigde van [eiseres] van 3 oktober 2018 waarin zij verzoekt om uitstel van de hoorzitting tot nader bericht van de kant van [eiseres] en de ingebrekestelling zit anderhalf jaar. Dat [eiseres] een nieuwe gemachtigde had en dat die gemachtigde niet wist dat er een bezwaar liep, is naar het oordeel van de rechtbank geen gegronde reden voor de late ingebrekestelling. De burgemeester heeft in het bestreden besluit dan ook terecht geen dwangsom toegekend. Verder heeft de burgemeester na de tweede ingebrekestelling van 9 juli 2020 tijdig een beslissing op bezwaar genomen, zodat daarvoor geen dwangsom is verbeurd.

Het beroep tegen het bestreden besluit

6.1.

Het beroep niet tijdig beslissen heeft op grond van artikel 6:20, derde lid, van de Awb ook betrekking op het alsnog genomen besluit op bezwaar van 23 juli 2020. [eiseres] kan zich niet vinden in dat besluit.

6.2.

De rechtbank zal op basis van de beroepsgronden eerst ingaan op de vraag of een deel van de verstrekte informatie terecht is zwartgelakt en vervolgens op de vraag of de inzage die de burgemeester heeft geboden wel volledig is geweest. Tot slot gaat de rechtbank in op de proceskosten in bezwaar.

6.3.1.

Het inzageverzoek is gebaseerd op artikel 15, eerste lid, van de AVG. Op grond van dit artikel heeft de persoon van wie persoonsgegevens worden verwerkt het recht om van de verwerkingsverantwoordelijke uitsluitsel te verkrijgen over het al dan niet verwerken van hem betreffende persoonsgegevens en, wanneer dat het geval is, inzage te verkrijgen in die persoonsgegevens en (onder meer) de verwerkingsdoeleinden, de betrokken categorieën van persoonsgegevens, de ontvangers of categorieën van ontvangers aan wie de persoonsgegevens zijn of zullen worden verstrekt, en indien mogelijk, de periode gedurende welke de persoonsgegevens naar verwachting zullen worden opgeslagen, dan wel de criteria om die termijn te bepalen.

6.3.2.

Artikel 15 van de AVG heeft tot doel de betrokkene in staat te stellen kennis te nemen van de persoonsgegevens die over hem zijn verzameld en te controleren of die gegevens juist zijn en rechtmatig zijn verwerkt. De AVG is de opvolger van de Databeschermingsrichtlijn1, zoals geïmplementeerd in de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp). Het inzagerecht was voorheen vastgelegd in artikel 12 van de Databeschermingsrichtlijn. Er zijn geen aanwijzingen dat krachtens de AVG de doelstelling en omvang van dit inzagerecht ten opzichte van de Databeschermingsrichtlijn is gewijzigd. De rechtbank zal voor de uitleg van het in artikel 15 van de AVG geregelde inzagerecht daarom aansluiting zoeken bij de uitspraken van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJEU) en de Hoge Raad over het inzagerecht onder vigeur van de Databeschermingsrichtlijn en de Wbp.

6.3.3.

Het inzagerecht is beperkt tot persoonsgegevens. De uitleg van het begrip ‘persoonsgegevens’ is daarom bepalend voor de reikwijdte van het inzagerecht. Op grond van artikel 4, aanhef en onder 1, van de AVG is een persoonsgegeven ‘alle informatie over een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon’. Door het HvJEU wordt een ruime uitleg aan het begrip ‘persoonsgegeven’ gegeven. Het HvJEU heeft overwogen dat het begrip persoonsgegeven niet beperkt is tot gevoelige of persoonlijke informatie, maar zich potentieel uitstrekt tot elke soort informatie, zowel objectieve als subjectieve informatie in de vorm van meningen of beoordelingen, op voorwaarde dat deze informatie de betrokkene betreft. Deze laatste voorwaarde is vervuld wanneer de informatie wegens haar inhoud, doel of gevolg gelieerd is aan een bepaalde persoon en waarmee die persoon redelijkerwijs identificeerbaar is voor een andere persoon.2

Weggelakte delen in de aan [eiseres] verstrekte stukken

6.4.1.

[eiseres] voert aan dat er willekeurig in de stukken is gelakt door de burgemeester. Namen die al blijken uit de stukken of die [eiseres] al wist zijn onterecht weggelakt. Dit is volgens [eiseres] een aanwijzing dat in de stukken ook nog andere delen onterecht zijn weggegelakt.

6.4.2.

De burgemeester heeft namen deels geweigerd, omdat het geen persoonsgegevens van [eiseres] zijn. Waar het wel om haar persoonsgegevens gaat, vallen de namen volgens de burgemeester onder de noodzakelijke bescherming van de rechten en vrijheden van derden, als bedoeld in artikel 41, eerste lid, aanhef en onder i, van de UAVG.

6.4.3.

[eiseres] heeft geen toestemming gegeven aan de rechtbank om de ongelakte stukken in te zien. De rechtbank moet haar beoordeling daarom doen aan de hand van de gelakte stukken.

6.4.4.

De rechtbank stelt voorop dat de omstandigheid dat in sommige stukken namen wel zijn weggehaald en in andere stukken niet (bijvoorbeeld de namen in de processen-verbaal van politie), onvoldoende is om aan te nemen dat de burgemeester artikel 41, eerste lid, onder i, van de UAVG onjuist heeft toegepast.

6.4.5.

De rechtbank is verder van oordeel dat een klager in het Treiterdossier gezien kan worden als een bron in de zin van artikel 15, eerste lid onder g, van de AVG. Onder toepassing van artikel 41, eerste lid, onder i, van de UAVG vindt de burgemeester dat geen inzage hoeft te worden gegeven in deze namen. De rechtbank kan de burgemeester daarin volgen. In het bestreden besluit is afdoende gemotiveerd dat het belang van de bescherming van de persoonsgegevens van klagers zwaarder weegt dan het belang van [eiseres] . Voor zover er behalve personen die hebben geklaagd, ook nog andere personen als bron moeten worden aangemerkt, heeft [eiseres] niet duidelijk aangegeven welke bronnen dat zouden zijn. De rechtbank kan ook niet controleren of er andere bronnen zijn, omdat zij geen toestemming heeft gekregen voor de inzage in de ongelakte stukken.

6.4.6.

De medewerkers van de bij de Treiteraanpak betrokken organisaties die gegevens uitwisselen en aan wie de notulen van overleggen zijn verstrekt, zijn ontvangers of categorieën van ontvangers zoals genoemd in artikel 15, eerste lid, onder c, van de AVG. De rechtbank moet beoordelen of een juiste toepassing is gegeven aan artikel 41, aanhef en eerste lid, onder i. van de UAVG. Ook zonder inzage in de ongelakte stukken kan de rechtbank afwegen of de noodzakelijke bescherming van rechten en vrijheden van betrokken medewerkers rechtvaardigt dat geen inzage in hun namen wordt gegeven en ook niet in de passages waaruit blijkt welke medewerker precies welke informatie heeft ingebracht of ontvangen. In het algemeen vindt de rechtbank dat medewerkers die een functie uitoefenen bij de betrokken instanties er belang bij hebben dat geen inzage in hun persoonsgegevens wordt gegeven. In het geval van de Treiteraanpak overweegt de rechtbank dat er nog een extra belang is om de namen van medewerkers onbekend te houden. De medewerkers kunnen hierdoor niet direct benaderd worden door personen die zijn opgenomen in de Treiteraanpak.

6.4.7.

De rechtbank vindt verder dat in dit geval, waarin meerdere organisaties samenwerken ten behoeve van hetzelfde doel, de betrokken organisaties gelden als bron en ontvanger. Het belang van [eiseres] en van andere personen die in de Treiteraanpak zijn opgenomen is voldoende gewaarborgd wanneer zij kunnen beschikken over de namen van deze organisaties en de afdelingsnamen en algemene functienamen binnen deze organisaties. Tegen de inzage in die gegevens verzet de burgemeester zich niet en de inzage daarvan is ook aan [eiseres] gegeven. [eiseres] heeft onvoldoende onderbouwd dat zij een zwaarder wegend belang heeft om de namen van de medewerkers, inclusief de leden van het Top Tien Treiteraanpak Team, te weten. Het betoog op de zitting namens [eiseres] dat het haar zelfvertrouwen ondergraaft wanneer zij als journaliste of anderszins met medewerkers van een instantie in gesprek is, zonder te weten of diegene weet van haar opname in de Treiteraanpak, vindt de rechtbank onvoldoende zwaarwegend, als dit wordt afgewogen tegen het belang van de medewerkers.

6.4.8.

[eiseres] voert verder aan dat er onterecht stukken zijn weggelakt die wel over haar lijken te gaan, of waarbij het niet is uit te sluiten dat het over haar gaat. De rechtbank is van oordeel dat met alles wat er is verstrekt een volledig beeld ontstaat over de casus van [eiseres] . De rechtbank kan niet toetsen of er onterecht stukken zijn weggelakt die over [eiseres] gaan, omdat [eiseres] geen toestemming heeft gegeven om de ongelakte stukken in te zien. De burgemeester heeft afdoende gemotiveerd in het bestreden besluit dat het in de gelakte delen niet over [eiseres] gaat, en die delen dus geen persoonsgegevens van [eiseres] zijn. Voor zover [eiseres] van mening is dat verklaringen of de inbreng van de medewerkers onterecht zijn weggelakt, is de rechtbank van oordeel dat medewerkers vrij moeten zijn om intern van gedachten te wisselen. Het interne beraad rechtvaardigt de geheimhouding.3

6.4.9.

Het standpunt van [eiseres] dat de burgemeester onjuiste toepassing heeft gegeven aan artikel 41, aanhef en eerste lid, onder i. van de UAVG slaagt niet. Bovenstaande beroepsgronden die zich daartegen richten slagen dan ook niet.

(on)Volledigheid van de stukken

6.5.1.

Op de zitting zijn de stukken die volgens [eiseres] ontbreken en waarin zij nog inzage wenst nader geconcretiseerd tot stukken over het burgemeestersonderzoek en stukken over de journalistieke werkzaamheden van [eiseres] waarbij Asscher betrokken zou zijn in 2011. Blijkens de toelichting van de burgemeester op de zitting is niet expliciet gezocht naar deze stukken, maar is alleen naar stukken gezocht over de Treiteraanpak. In die zin is het onderzoek van de burgemeester onvolledig geweest en is het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand gekomen. Deze zoekslag dient de burgemeester alsnog te maken. In zoverre slaagt de beroepsgrond van [eiseres] .

6.5.2.

Over de stukken van [eiseres] die gaan over de Treiteraanpak is de rechtbank van oordeel dat de burgemeester voldoende intern heeft gezocht naar mogelijk ontbrekende stukken. De burgemeester heeft op de zitting toegelicht hoe de stukken die zien op de Treiteraanpak digitaal worden gearchiveerd. In alle relevante digitale mappen over de treiteraanpak is gezocht. De rechtbank kan de burgemeester verder volgen in zijn toelichting dat niet alles wordt bewaard en dat niet van alle gesprekken notities worden gemaakt. Ook vindt de rechtbank niet ongeloofwaardig dat er geen stukken zijn die expliciet de benaming ‘Plan van Aanpak’ hebben, maar dat de wijze van aanpak is besproken in diverse overleggen en neergelegd in de notulen van die overleggen.

Proceskosten in bezwaar

7. De rechtbank is van oordeel dat [eiseres] recht heeft op vergoeding van haar proceskosten in bezwaar. De burgemeester heeft in de bezwaarfase alsnog stukken aan [eiseres] ter inzage gegeven. Dit had al bij het primaire besluit gekund en gemoeten. In haar bezwaarschrift heeft [eiseres] om vergoeding van de proceskosten verzocht. Hierna, onder de conclusie, zal de rechtbank de hoogte van de proceskostenvergoeding vaststellen.

Conclusie

8. De rechtbank zal het beroep tegen het niet tijdig beslissen op bezwaar niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de burgemeester geen dwangsom heeft verbeurd.

9. De rechtbank zal het beroep tegen het bestreden besluit gegrond verklaren wegens een zorgvuldigheidsgebrek en daardoor strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Awb.

10. Omdat het beroep tegen het bestreden besluit gegrond is, moet de burgemeester het griffierecht van [eiseres] vergoeden.

11. De rechtbank bepaalt dat de burgemeester de gemaakte proceskosten van [eiseres] in bezwaar en beroep moet vergoeden. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2030,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting, met een waarde per punt van € 534,- in bezwaar en van € 748,- in beroep en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:

-

verklaart het beroep tegen het niet tijdig beslissen op bezwaar niet-ontvankelijk;

-

bepaalt dat geen dwangsom is verbeurd;

-

verklaart het beroep tegen het bestreden besluit gegrond;

-

vernietigt het bestreden besluit;

-

draagt de burgemeester op binnen 8 weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;

-

draagt de burgemeester op het betaalde griffierecht van € 178,- aan [eiseres] te vergoeden;

-

veroordeelt de burgemeester in de proceskosten van [eiseres] tot een bedrag van € 2030,-.

Deze uitspraak is gedaan door mr. T.L. Fernig-Rocour, voorzitter, en mr. J.A.W. Jansen en mr. A.N.R. Pherai, leden, in aanwezigheid van mr. J.B. Bosma, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 15 november 2021.

griffier

voorzitter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Bijlage: Juridisch kader