Home

Rechtbank Amsterdam, 26-07-2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:4214, 9599573

Rechtbank Amsterdam, 26-07-2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:4214, 9599573

Gegevens

Instantie
Rechtbank Amsterdam
Datum uitspraak
26 juli 2022
Datum publicatie
4 augustus 2022
ECLI
ECLI:NL:RBAMS:2022:4214
Zaaknummer
9599573

Inhoudsindicatie

vordering tot betaling vakantiegeld over vijf jaar voorafgaand aan het einde van de arbeidsovereenkomst wordt afgewezen, haviltex, artikel 16 WML

Uitspraak

vonnis

Afdeling privaatrecht

zaaknummer: 9599573 CV EXPL 21-18076

vonnis van: 26 juli 2022

fno.: 42146

I n z a k e

wonende te [woonplaats] (Verenigde Staten), woonplaats kiezende te Rotterdam,

eiser

nader te noemen: [eiser]

gemachtigde: mr. G.C. Haulussy

t e g e n

[gedaagde] B.V.

gevestigd te [vestigingsplaats]

gedaagde

nader te noemen: [gedaagde]

gemachtigde: mr. M. Ritmeester

De volgende stukken bevinden zich in het procesdossier:

- de dagvaarding van 13 december 2021, met producties;
- de conclusie van antwoord, met producties;
- het instructievonnis waarbij een mondelinge behandeling is bepaald;
- de dagbepaling mondelinge behandeling.

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 17 mei 2022. Namens [eiser] is de gemachtigde verschenen. [eiser] zelf heeft aan de mondelinge behandeling deelgenomen via digitale middelen. Namens [gedaagde] is de heer [naam] verschenen (directeur) met de gemachtigde. Partijen hebben hun standpunten nader toegelicht en vragen van de kantonrechter beantwoord. Vervolgens is een datum voor vonnis bepaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten

1. Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staat het volgende vast.

1.1.

[gedaagde] is een kleine consultancy onderneming en richt zich op het geven van advies over nieuwe materialen, plastics en productieprocessen.

1.2.

[eiser] is bij [gedaagde] werkzaam geweest vanaf 16 maart 2015 tot 7 juni 2021, eerst op basis van een tweetal arbeidsovereenkomsten voor de bepaalde duur van een jaar en met ingang van 16 maart 2017 op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.

1.3.

In de eerste arbeidsovereenkomst (geldend van 16 maart 2015 tot 15 maart 2016) staat onder meer het volgende vermeld:

“(…)

2. Salary, Holiday Allowance

2.1

The employee shall be entitles to a gross monthly salary of EUR 6,341 (on a full time basis). The salary will be paid on monthly dates to be set by the Employer. It is agreed that the Employee will work part time, for 50% during the term of the Employment contract, and the salary and other benefits will be adjusted pro rata to 50%.

2.2

The employee shall be entitled to a holiday allowance of 8.33% over the salary as provided for in article 2.1, earned in the preceding twelve months, payable annually in the month of May. (…).”

1.4.

Begin maart 2016 zijn partijen gestart met de onderhandelingen over de tweede overeenkomst voor bepaalde tijd. In dat kader heeft [eiser] bij e-mailbericht van 23 maart 2016 aan [gedaagde] een voorstel gedaan voor de te maken wijzigingen/aanvullingen op de eerste arbeidsovereenkomst, onder meer ten aanzien van door hem te ontvangen salaris, bonus en inflatiecorrectie.

1.5.

[gedaagde] heeft hem vervolgens op 24 maart 2016 een concept arbeidsovereenkomst gestuurd waarin onder meer het volgende staat vermeld:

“(…)

2. Salary, Holiday Allowance

2.1

The employee shall be entitles to a gross monthly salary of USD 7,024 on a full time basis. The salary will be paid on monthly dates to be set by the Employer. It is agreed that the Employee will work full time during the term of the Employment contract.

Een met artikel 2.2. van de eerste arbeidsovereenkomst vergelijkbare bepaling is daarin niet opgenomen.

1.6.

Na nog enige onderhandelingen heeft [eiser] op 13 april 2016 de concept arbeidsovereenkomst, voorzien van wijzigingen gemaakt door of in overleg met zijn juridisch adviseur, aan [gedaagde] geretourneerd. Er zijn geen opmerkingen gemaakt met betrekking tot het al dan niet betalen van vakantietoeslag.

1.7.

Op 22 april 2016 heeft [eiser] [gedaagde] als volgt bericht: “While we are still discussing some remaining points in the draft contract, and so the contract is not signed yet, I can already give you my written agreement to all monetary items as proposed in the attached draft contract, such as: salary, bonus%, mileage reimbursement.”

1.8.

Partijen hebben de tweede arbeidsovereenkomst ondertekend op 19 mei 2016.

1.9.

[eiser] verrichtte zijn werkzaamheden inmiddels vanuit de Verenigde Staten.

1.10.

De arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd vanaf 16 maart 2017 bevat in artikel 2 dezelfde bepaling als in de tweede arbeidsovereenkomst. Een bepaling over te betalen vakantiegeld ontbreekt daarin dus.

1.11.

Tussen 2017 en 2019 hebben partijen regelmatig e-mailcontact gehad over salaris gerelateerde zaken.

1.12.

De arbeidsovereenkomst is op 8 juni 2021 met toestemming van het UWV door [gedaagde] opgezegd.

Vordering en verweer

2. [eiser] vordert dat [gedaagde] , voor zover mogelijk bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, wordt veroordeeld tot betaling van:

i. i) USD 36.861.00 bruto, te vermeerderen met de wettelijke verhoging van 50%;

ii) € 1.383,77 aan buitengerechtelijke kosten;

iii) de proceskosten,

een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente.

3. Aan deze vordering legt [eiser] ten grondslag dat [gedaagde] op grond van artikel 16 lid 5 van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (WML) expliciet in de tweede arbeidsovereenkomst had moeten opnemen dat niet langer vakantietoeslag aan hem zou worden uitbetaald. Als goed werkgever lag het op de weg van [gedaagde] om [eiser] er op te wijzen waarvan hij afstand deed. Dat is niet gebeurd en uit e-mailverkeer over de verlenging van de eerste arbeidsovereenkomst is dat (het vervallen van) de vakantietoeslag ook niet ter sprake gekomen. Door het kopje “holiday allowance” in de tweede arbeidsovereenkomst te laten staan is [eiser] bovendien willens en wetens misleid. [eiser] heeft er bovendien op basis van de schriftelijke mededeling van [gedaagde] dat de arbeidsovereenkomst onder dezelfde voorwaarden zou zijn voortgezet, op vertrouwd dat de uitkering van vakantietoeslag zou worden gecontinueerd. Het is volgens [eiser] dan ook naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar dat hem wordt tegengeworpen dat hij door ondertekening van de tweede arbeidsovereenkomst geen aanspraak kan maken op de achterstallige vakantietoeslag.

4. [gedaagde] heeft de vordering gemotiveerd betwist. Het verweer komt bij de beoordeling aan de orde.

Beoordeling

BESLISSING