Rechtbank Amsterdam, 22-02-2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:742, 9296338
Rechtbank Amsterdam, 22-02-2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:742, 9296338
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Amsterdam
- Datum uitspraak
- 22 februari 2022
- Datum publicatie
- 4 maart 2022
- ECLI
- ECLI:NL:RBAMS:2022:742
- Zaaknummer
- 9296338
Inhoudsindicatie
Huurachterstand van meer dan 15 maanden, tekortkoming die de ontbinding kan rechtvaardigen, achterwege blijven melding schuldhulpverlening maakt dat niet anders, in dit geval voorwaardelijke ontbinding, maand de tijd om huurachterstand in te lopen.
Uitspraak
vonnis
Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 9296338 CV EXPL 21-9089
vonnis van: 22 februari 2022
fno.: 52852
I n z a k e
gevestigd te [vestigingsplaats]
eiseres
nader te noemen: [eiseres]
gemachtigde: mr. E.A.J.M. van de Wijngaard
t e g e n
wonende te [woonplaats]
gedaagde
nader te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. S.N. de Jager
De volgende stukken bevinden zich in het procesdossier;
- de dagvaarding van 18 juni 2021, met producties;- de conclusie van antwoord;- het instructievonnis;- de dagbepaling mondelinge behandeling;
- de brief van 17 januari 2022 van mr. Van de Wijngaard, met producties;
- de e-mail van 21 januari 2022 van mr. De Jager, met producties.Op 1 december 2021 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Daarbij is mr. De Jager voor [gedaagde] en mr. Van de Wijngaard voor [eiseres] verschenen. [gedaagde] is niet verschenen. In overleg met de gemachtigden is besloten de zaak aan te houden. Op 24 januari 2022 heeft de voortzetting van de mondelinge behandeling plaatsgevonden. Daarbij zijn verschenen de gemachtigde van [gedaagde] en [naam] als gemachtigde voor [eiseres] . [gedaagde] heeft aan deze mondelinge behandeling op haar verzoek digitaal deelgenomen. Partijen zijn gehoord en hebben vragen van de kantonrechter beantwoord. Ten slotte is vonnis gevraagd en is een datum voor vonnis bepaald.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
Feiten
1. Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staat het volgende vast:
[gedaagde] huurt sinds 16 mei 2019 van (de rechtsvoorgangster van) [eiseres] de woning aan [adres] (hierna: het gehuurde).
De huurprijs bedraagt momenteel € 1.455,09 per maand. De huurprijs dient bij vooruitbetaling te worden voldaan.
Er is een achterstand ontstaan in de huurbetalingen. Tot 1 februari 2022 bedraagt de totale huurachterstand € 24.245,63.
[gedaagde] is bij brief van 26 mei 2021 door de gemachtigde van [eiseres] aangemaand om de op dat moment bestaande achterstand en rente te voldoen binnen veertien dagen vanaf de dag nadat de brief bij haar was bezorgd, bij gebreke waarvan ook buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zouden raken.
Vordering en verweer
2. [eiseres] vordert kort gezegd ontbinding van de huurovereenkomst en veroordeling van [gedaagde] tot ontruiming van het gehuurde en verder tot betaling van
( i) € 16.855,53 aan huurachterstand, buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente tot en met juni 2021;
(ii) € 1.455,09 per maand voor elke ingegane maand vanaf 1 juli 2021 tot ontruiming;
(iii) de wettelijke rente over de openstaande maandbedragen vanaf datum dagvaarding; en
(iv) de proceskosten.
3. [eiseres] stelt daartoe, kort gezegd, dat [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van haar betalingsverplichtingen op grond van de huurovereenkomst en dat de hoogte van de huurachterstand de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt. Omdat betaling ook na herinneringen en aanmaningen uitbleef, heeft [eiseres] haar vordering ter incasso uit handen gegeven. Haar incassogemachtigde heeft buitengerechtelijke werkzaamheden verricht. [eiseres] maakt daarom op grond van art. 6:96 Burgerlijk Wetboek (BW) aanspraak op vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten.
4. [gedaagde] erkent dat er een huurachterstand is ontstaan. Zij stelt dat deze de gevorderde ontbinding en ontruiming niet rechtvaardigt. Zij voert daartoe aan dat ze een bijzonder zwaar jaar achter de rug heeft gehad, waaronder door het overlijden van haar moeder op Sint Maarten, een ziekenhuisopname van haar broertje met ernstige hartproblematiek, zorgen rondom haar eigen bedrijf en de zorg die zij heeft voor haar broertjes in Nederland. Vanwege die omstandigheden is zij de grip op haar financiële situatie kwijtgeraakt. Subsidiair verzoekt zij om in geval van ontbinding van de huurovereenkomst, haar op grond van art. 7:280 BW een aanvullende termijn te gunnen om alsnog aan haar verplichtingen te voldoen.