Home

Rechtbank Amsterdam, 16-12-2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:7569, 9693036

Rechtbank Amsterdam, 16-12-2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:7569, 9693036

Gegevens

Instantie
Rechtbank Amsterdam
Datum uitspraak
16 december 2022
Datum publicatie
2 januari 2023
ECLI
ECLI:NL:RBAMS:2022:7569
Zaaknummer
9693036

Inhoudsindicatie

Covid-19 besmetting. Werkgeversaansprakelijkheid.

Uitspraak

vonnis

Afdeling privaatrecht

zaaknummer: 9693036 CV EXPL 22-2597

vonnis van: 16 december 2022

fno.: 52128

I n z a k e

wonende te [woonplaats]

eiseres

nader te noemen: werkneemster

gemachtigde: mr. E.W. Bosch

t e g e n

1. de besloten vennootschap [gedaagde] B.V.

gevestigd te [vestigingsplaats]

nader te noemen: werkgeefster

2. de Europese vennootschap MS Amlin Insurance S.E.

gevestigd te Amstelveen

nader te noemen: Amlin

gedaagden

nader te noemen: [gedaagden]

gemachtigde: mr. Chr. H. van Dijk

De kantonrechter gaat uit van de volgende processtukken en proceshandelingen:

- de dagvaarding van 9 februari 2021 met producties 1 tot en met 25;

- de conclusie van antwoord van 29 april 2022 met producties 1 tot en met 29;

- de dagbepaling mondelinge behandeling.


De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 8 november 2022. Werkneemster is verschenen, vergezeld van mr. Bosch en haar vader. Namens werkgeefster zijn verschenen [naam 1] (HR manager), [naam 2] (directeur) en [naam 3] (locatiemanager) en namens Amlin is verschenen [naam 4] (schadebehandelaar). Zij werden vergezeld door mrs. Van Dijk en L.A. Godwaldt. De advocaten hebben de standpunten van partijen toegelicht aan de hand van spreekaantekeningen. Partijen hebben op elkaars standpunten kunnen reageren en hebben vragen van de kantonrechter beantwoord. Ten slotte is vonnis bepaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten

1. Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staat het volgende vast.

1.1.

Werkgeefster is een zorginstelling met verschillende woonzorglocaties, waaronder het [locatie] waar werkneemster werkte. Dat is een woonzorglocatie in [vestigingsplaats] waar ouderen met dementie of een andere beperking verblijven. Op deze locatie werken ongeveer 30 medewerkers.

1.2.

Werkneemster was op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd werkzaam voor werkgeefster als coördinerend verpleegkundige. Dat betekent dat zij zelf zorg verleende, maar daarnaast ook verantwoordelijk was voor het coachend begeleiden van en waar nodig instructies geven aan collega’s. Hiërarchisch gezien stond zij zelf onder leiding van de locatiemanager van het [locatie] (hierna: de locatiemanager).

1.3.

In maart 2020 kreeg Nederland te maken met de coronapandemie. Voor zorginstellingen als het [locatie] betekende dit onder andere dat bezoek vanaf 20 maart 2020 niet meer was toegestaan.

1.4.

Binnen de Fundis-groep, waar werkgeefster onderdeel van uitmaakt, was er al voor aanvang van de pandemie in Nederland een Infectie Preventie Commissie (hierna: IPC) aanwezig. Deze IPC is begin maart 2020 bij elkaar gekomen om te bespreken welke acties werkgeefster als zorginstelling op dat moment al kon nemen. Kort daarna heeft de Fundis-groep ook een corona-stuurgroep opgericht. Deze stuurgroep vertaalde de adviezen van de IPC, na besluitvorming door de stuurgroep zelf, in stroomschema’s en werkinstructies. Daarbij vormden de richtlijnen en adviezen die vanuit de overheid kwamen (RIVM, Outbreak Management Team, et cetera) het uitgangspunt. De (geüpdatete) werkinstructies en stroomschema’s werden via meerdere kanalen (zoals e-mail, Whatsapp, het medewerkersportaal) aan medewerkers toegezonden en werden ook gepubliceerd op het intranet van werkgeefster. Verder werden er zeer regelmatig nieuwsbrieven aan medewerkers gestuurd, waarin onder andere werd aangegeven als er werkinstructies gewijzigd waren.

1.5.

De richtlijn “Persoonlijke beschermingsmaatregelen buiten het ziekenhuis” van het RIVM schreef per 20 maart 2020 het volgende voor:

Het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen en in het bijzonder mondneusmaskers wordt buiten het ziekenhuis alleen geadviseerd in de verpleeghuiszorg, huisartsenzorg, thuiszorg en gehandicaptenzorg waar lichamelijk ernstig zieke of zeer kwetsbare personen worden behandeld of verpleegd.

Onderstaand advies betreft algemene uitgangspunten, die door de verschillende sectoren nog vertaald zullen worden naar sectorspecifieke maatregelen. Waar patiënt genoemd wordt, kan ook cliënt gelezen worden.

(…)

Vanwege het nieuwe coronavirus kan het in de verpleeghuiszorg, huisartsenzorg, thuiszorg en gehandicaptenzorg in de volgende situaties nodig zijn om extra persoonlijke beschermingsmaatregelen (PBM) toe te passen:

A. Ter bescherming van de medewerker bij een hoestende / niezende patiënt verdacht voor coronavirusinfectie

Omdat er een tekort is aan mondneusmaskers, is het belangrijk om de volgende stappen te doorlopen om per medewerker na te gaan of het echt nodig is om PBM te gebruiken.

1. Kan de zorg uitgesteld worden tot patiënt klachtenvrij is? Zo ja, zorg uitstellen, geen PBM nodig.

2. Is de afstand tot de patiënt meer dan 1,5 meter? Zo ja, geen PBM nodig.

3. Gaat het om een contact van minder dan 5 minuten? Zo ja, geen PBM nodig.

4. Is er sprake van persoonlijke verzorging of lichamelijk onderzoek? Zo ja, wel PBM nodig.

(…)

PBM bestaat uit tenminste een chirurgisch mondneusmasker en wegwerphandschoenen voor de medewerker. Het mondneusmasker kan 3 uur achtereen gedragen worden (bij verschillende patiënten). De handschoenen moeten per patiënt gewisseld worden.

Aan deze richtlijn is op 15 april 2020 de volgende zin toegevoegd:

Het uit voorzorg gebruiken van PBM bij patiënten die geen (verdenking op) COVID-19 hebben is niet nodig en gelet op de schaarste van PBM ook niet gewenst.

1.6.

De “werkinstructie extra beschermende maatregelen (hierna: EBM) bij een cliënt met (verdenking op) het coronavirus” van werkgeefster bepaalde in de versie van 10 april 2020, voor zover hier relevant, als volgt:

INDICATIE VOOR EBM

Verantwoordelijk

1.

Op basis van actuele casusdefinitie

Ter bescherming van de medewerker bij een hoestende / niezende patiënt verdacht voor COVID-19

Omdat er een tekort is aan mondneusmaskers, is het belangrijk om de volgende stappen te doorlopen om per medewerker na te gaan of het echt nodig is om PBM te gebruiken.

1. Kan de zorg uitgesteld worden tot patiënt klachtenvrij is?

Zo ja, zorg uitstellen, geen PBM nodig - > ga door naar 2

2. Is de afstand tot de patiënt meer dan 1,5 meter? Zo ja, geen PBM nodig - > ga door naar 3

3. Gaat het om een contact van minder dan 5 minuten?

Zo ja, geen PBM nodig - > ga door naar 4

4. Is er sprake van persoonlijke verzorging of lichamelijk onderzoek?

Zo ja, wel PBM nodig.

Welke materialen zijn nodig:

1. Chirurgisch mondneusmasker bij reguliere zorg.

Mondneusmasker FFPA / 2 uitsluitend bij handelingen waarbij het bekend is dat veel aerosolen kunnen ontstaan, zoals bijvoorbeeld bronchoscopie, intubatie en handelingen die hoesten induceren en bij ernstig zieke bewoners die veelvuldig niezen en hoesten.

2. Spatbril/veiligheidsbril.

3. Schort met lange mouwen eventueel in combinatie met wegwerphalterschort.

4. Handschoenen

Specialist Ouderengeneeskunde (hierna: SO)

zorgverlener

DIAGNOSTIEK en besluit isolatie

1.

Besluit EBM / isolatie door arts / VS in overleg met SO op basis van diagnostiek

SO

1.7.

Vanaf het begin van de coronapandemie is de vraag naar PBM enorm toegenomen. Werkgeefster had een goede basisvoorraad aan PBM en heeft deze in eerste instantie centraal opgeslagen, en vanuit daar gecoördineerd gedistribueerd aan haar verschillende zorginstellingen. De Nederlandse overheid heeft in april 2020 echter besloten de voorraad landelijk te gaan beheren via het Landelijk Consortium Hulpmiddelen. Dit om te voorkomen dat zorgorganisaties en ziekenhuizen groot gingen inslaan en sommige instanties helemaal zonder PBM kwamen te zitten. Dit betekende voor werkgeefster dat zij haar voorraad vanaf 10 april 2020 moest bestellen bij de Geneeskundige HulpverleningsOrganisatie. Zij kon haar bestelling twee keer per week doorgeven. Daarnaast was er een noodprocedure die verzekerde dat er, als dat nodig was, direct extra geleverd kon worden, ook in de weekenden. Binnen het [locatie] viel het beheer van de voorraad onder het takenpakket van de coördinerend verpleegkundigen, waaronder werkneemster.

1.8.

Op 10 april 2020 heeft werkneemster bij een bewoner op de tweede afdeling (hierna: bewoner 1) een covid-19 test afgenomen. De test bleek op 12 april 2020, een werkdag van werkneemster, positief. Diezelfde dag, 12 april 2020, zijn twee andere bewoners (hierna: bewoner 2 en 3) van dezelfde afdeling als bewoner 1 in verband met corona-gerelateerde klachten getest. Ook deze testen bleken op 14 april 2020 positief. Uiteindelijk zijn in een periode van vijf dagen vijf van de negen bewoners op de betreffende afdeling positief getest op covid-19. De betreffende bewoners zijn direct na ontvangst van hun positieve testuitslag uitgeplaatst naar de externe covid-19 unit van werkgeefster in [plaats] .

1.9.

Tot het moment dat een bewoner getest werd, stond het hem of haar in beginsel vrij om zich in de woonkamer en op de gangen van de betreffende afdeling te begeven. Daarna werd de bewoner voor zover mogelijk geïsoleerd verpleegd. Dat hield in dat hij of zij op zijn of haar appartement werd gehouden en dat de verantwoordelijke verpleegkundige in dat appartement de voorgeschreven PBM droeg. Buiten het appartement van de geteste bewoners, dus in de woonkamer en op de gangen van de afdeling, droegen de verpleegkundigen in eerste instantie geen PBM. Uit voorzorg is na de positieve testuitslag van bewoner 1 een uitbraakteam opgezet. Op 17 april 2020 is in dat uitbraakteam, op verzoek van de coördinerend verpleegkundigen, besloten dat medewerkers vanaf dat moment ook in de woonkamer met een mondkapje en met handschoenen zouden werken.

1.10.

Werkneemster heeft op 17 april 2020 aangegeven corona-gerelateerde klachten te ondervinden en heeft zich diezelfde dag laten testen. Op 19 april 2020 bleek haar covid-19 test positief.

1.11.

Werkneemster is klachten van haar covid-19 besmetting blijven ondervinden. Om die reden heeft zij werkgeefster in maart 2021 aansprakelijk gesteld voor de door haar covid-19 besmetting geleden en nog te lijden schade. Werkgeefster en haar aansprakelijkheidsverzekeraar, Amlin, hebben aansprakelijkheid van de hand gewezen. Werkneemster is vervolgens deze procedure gestart.

Het geschil

2. Werkneemster vordert, samengevat, een verklaring voor recht dat werkgeefster tekort is geschoten in haar zorgplicht van art. 7:658 Burgerlijk Wetboek (BW). Ook vordert zij een verklaring voor recht dat werkgeefster aansprakelijk is voor de door werkneemster geleden en nog te lijden schade, met veroordeling van werkgeefster tot vergoeding van deze schade nader op te maken bij staat. Zij vordert daarnaast een verklaring voor recht dat Amlin in haar hoedanigheid van aansprakelijkheidsverzekeraar van werkgeefster gehouden is om de schadevergoeding rechtstreeks aan werkneemster uit te keren, indien en voor zover de polis dekking biedt. Ten slotte vordert zij veroordeling van werkgeefster in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.

3. Werkneemster voert daartoe aan dat zij nog steeds klachten ondervindt van haar covid-19 besmetting. Die besmetting heeft zij opgelopen in de uitvoering van haar werkzaamheden, zo stelt zij. Werkgeefster heeft volgens haar niet aan haar zorgplicht voldaan om deze besmetting te voorkomen. Zo is zij volgens werkneemster – kort samengevat – tekort geschoten in haar onderzoeksplicht, heeft zij onvoldoende gelegenheid geboden om in bepaalde situaties PBM te gebruiken en heeft zij ook overigens onvoldoende maatregelen genomen om een besmetting van personeel te voorkomen.

4. Werkgeefster en Amlin concluderen tot afwijzing van de vorderingen met veroordeling van werkneemster in de proceskosten, vermeerderd met wettelijke rente. Zij betwisten dat werkneemster haar besmetting op de werkvloer heeft opgelopen. Ook betwisten zij dat werkgeefster haar zorgplicht heeft geschonden. Daartoe voeren zij aan dat werkgeefster op dat moment – namelijk in de derde week van de eerste lockdown en tijdens een wereldwijde crisis – alles heeft gedaan dat van haar als werkgeefster mocht en kon worden verlangd.

5. Op de stellingen en verweren van partijen wordt hierna, voor zover nodig, ingegaan.

De beoordeling

BESLISSING