Rechtbank Amsterdam, 03-08-2023, ECLI:NL:RBAMS:2023:5257, C/13/729943 / HA RK 23-48
Rechtbank Amsterdam, 03-08-2023, ECLI:NL:RBAMS:2023:5257, C/13/729943 / HA RK 23-48
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Amsterdam
- Datum uitspraak
- 3 augustus 2023
- Datum publicatie
- 5 september 2023
- ECLI
- ECLI:NL:RBAMS:2023:5257
- Zaaknummer
- C/13/729943 / HA RK 23-48
Inhoudsindicatie
AVG, inzage persoonsgegevens, verwijdering persoonsgegevens, verzoeker deels niet-ontvankelijk, overige verzoeken afgewezen.
Uitspraak
Civiel recht
Zaaknummer / rekestnummer: C/13/729943 / HA RK 23-48
Beschikking van 3 augustus 2023
in de zaak van
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats 1] ,
verzoekende partij,
hierna te noemen: [verzoeker] ,
gemachtigde: mr. dr. C. Raat,
tegen
1 STICHTING HOGER ONDERWIJS NEDERLAND,
gevestigd te 's-Gravenhage,
advocaat: mr. B.F.Th. de Moor te Middelburg,2. BEZEMER & SCHUBAD B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
advocaat: mr. L.H. Toonen te Loenen,3. [gedaagde 3],
wonende te [woonplaats 2] ,
advocaat: mr. L.H. Toonen te Loenen,
verwerende partijen,
hierna te noemen: Inholland, Bezemer, [gedaagde 3] en gezamenlijk Inholland c.s.
1 De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met bijlagen, ingekomen ter griffier op 20 februari 2023,
- het verweerschrift van Inholland, ingekomen ter griffier op 28 april 2023,
- de tussenbeschikking van 4 mei 2023 waarbij een mondelinge behandeling is bepaald,
- het verweerschrift van Bezemer en [gedaagde 3] , ingekomen ter griffier op 26 mei 2023,
- de brief waarin het verzoek wordt gewijzigd en producties 1 tot en met 4 van [verzoeker] ,
- de schriftelijke reactie van Inholland op voornoemde brief,
- de mondelinge behandeling, gehouden op 6 juni 2023.
2 De feiten
[verzoeker] is op basis van een arbeidsovereenkomst werkzaam bij Inholland.
Bezemer houdt zich onder meer bezig met het onderzoek naar en advies bij ongewenste omgangsvormen voor een sociaal veilig werkklimaat. [gedaagde 3] verricht op opdrachtbasis werkzaamheden voor Bezemer.
In november 2021 heeft een medewerker bij Inholland melding gemaakt van grensoverschrijdend gedrag van [verzoeker] . Op 4 februari 2022 heeft Inholland daarover een gesprek gevoerd met [verzoeker] . Inholland heeft vervolgens Bezemer de opdracht gegeven om onderzoek te verrichten, naar aanleiding van het door meldster genoemde incident. [gedaagde 3] heeft in opdracht van Bezemer het onderzoek uitgevoerd en diverse betrokken gehoord, waaronder [verzoeker] zelf.
Bezemer heeft een concept van haar onderzoeksrapport met [verzoeker] gedeeld. [verzoeker] heeft daarop niet inhoudelijk gereageerd. Bezemer heeft vervolgens het definitieve rapport met [verzoeker] en Inholland gedeeld.
Op 17 en 22 november 2022 heeft [verzoeker] achtereenvolgens aan [gedaagde 3] en Bezemer op grond van de AVG een verzoek gedaan tot inzage in (de verwerking van) zijn persoonsgegevens. Op 6 december 2022 heeft ook bij Inholland een inzageverzoek ingediend.
Bij brief van 8 december heeft mr. Toonen het verzoek van [verzoeker] beantwoord en geschreven: ‘Zoals ik u (…) reeds liet weten heeft Bezemer & Schubad B.V. (…) mij verzocht om, mede namens de heer [gedaagde 3] , te reageren op de door u gestelde vragen’.
Bij e-mail van 15 december 2022 heeft [verzoeker] mr. Toonen verzocht de door hem gestelde vragen 1 tot en met 7 ook voor de bij het onderzoek betrokken commissieleden mevrouw [naam 1] en mevrouw [naam 2] te beantwoorden. Dezelfde dag heeft mr. Toonen deze vragen per e-mail beantwoord en onder meer geschreven: ‘U verwijst naar een verzoek van 22 november 2022. Een dergelijk verzoek is mij niet bekend’.
Bij brief van 17 januari 2023 heeft Inholland gereageerd op het verzoek van [verzoeker] .
Tussen Inholland en [verzoeker] is een ontslagprocedure aanhangig.